passende werkzaamheden op te dragen, dan wel indien deze zodanige werkzaamheden weigert te aanvaarden. Bij het opdragen van passende werkzaamheden zal, teneinde het ontstaan dan wel het vergroten van feitelijke ongelijkheden tegen te gaan, uitgangspunt zijn, dat voorrang wordt gegeven aan vrouwelijke ambtenaren.

ARTIKEL II

Het Arbeidsovereenkomstenbesluit 2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

B

In artikel 20 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «het bepaalde in dit artikel» vervangen door: het bepaalde in deze paragraaf. 2. Het derde lid komt te luiden: 3. Aan de werknemer van 55 jaar en ouder wordt niet opgedragen dienst te verrichten tussen 22.00 uur en 06.00 uur tenzij het een gedeelte van een dienst betreft die doorloopt na 22.00 uur en ten laatste eindigt om 24.00 uur. 3. Het vierde tot en met negende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met tiende lid. 4. Ingevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidend: 4. Van het bepaalde in het vorige lid kan voor de duur van telkens ten hoogste één jaar worden afgeweken indien de werknemer dit heeft aangevraagd danwel zeer gewichtige redenen van dienstbelang hiertoe noodzaken, mits de bedrijfsgeneeskundige heeft verklaard dat daartegen geen bezwaar bestaat. 5. In het achtste lid wordt de zinsnede «het bepaalde in het tweede tot en met zesde lid» vervangen door: in het tweede tot en met zevende lid. 6. In het negende lid wordt de zinsnede «het bepaalde in het tweede tot en met zesde lid, alsmede in de tweede volzin van het zevende lid» vervangen door: het bepaalde in het tweede tot en met zevende lid, alsmede de tweede volzin van het achtste lid.

C

Na artikel 20 wordt een nieuw artikel 20a ingevoegd, luidend:

Artikel 20a

1. De werktijd van de werknemer van 57 jaar en ouder, die daartoe een aanvraag heeft ingediend, wordt, met behoud van zijn arbeidsduur, teruggebracht tot 32 uur per week, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. 2. De werktijd van de werknemer van 61 jaar en ouder, die daartoe een aanvraag heeft ingediend, wordt, met behoud van zijn arbeidsduur, teruggebracht tot 24 uur per week, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. 3. De in het eerste danwel tweede lid bedoelde werknemer dient op het moment van de eerste vermindering van de werktijd tenminste 5 aaneengesloten jaren in dienst te zijn van het rijk. 4. Voor de uren uitgaand boven de in het eerste en tweede lid