Artikel 21a

1. De werktijd van de ambtenaar van 57 jaar en ouder, die daartoe een aanvraag heeft ingediend, wordt, met behoud van zijn arbeidsduur, teruggebracht tot 32 uur per week, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. 2. De werktijd van de ambtenaar van 61 jaar en ouder, die daartoe een aanvraag heeft ingediend, wordt, met behoud van zijn arbeidsduur, teruggebracht tot 24 uur per week, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. 3. De in het eerste danwel tweede lid bedoelde ambtenaar dient op het moment van de eerste vermindering van de werktijd tenminste 5 aaneengesloten jaren in dienst te zijn van het rijk. 4. Voor de uren uitgaand boven de in het eerste en tweede lid genoemde 32 onderscheidenlijk 24 uur, wordt de ambtenaar geacht met verlof te zijn. 5. Op het salaris van de in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde ambtenaar wordt een inhouding toegepast ter grootte van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris dat voor hem zou gelden zonder werktijdvermindering op grond van dit artikel. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt omtrent de verrekening van extra inkomsten uit arbeid of bedrijf met het salaris van de in het eerste en tweede lid bedoelde ambtenaar regels vast.

M

In artikel 22 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het vijfde lid, onder b, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 21, lid 4» vervangen door: als bedoeld in artikel 21, vijfde lid. 2. In het negende lid vervalt de laatste volzin. 3. In het tiende lid, onder b, vervalt de zinsnede «en waarbij de in de derde volzin van het negende lid genoemde periode van dertig kalenderdagen wordt begrepen in de periode van 26 weken». 4. Het tiende lid, onder e, komt te luiden: e. verlof van korte duur verleend op basis van artikel 32a, 33, 33b, 33c, of 33d van dit besluit. 5. Ingevoegd wordt een nieuw elfde lid, luidend: 11. Met ingang van de dag dat de ambtenaar op grond van artikel 21a gedeeltelijk geen dienst verricht vervalt de in het vijfde lid, onder a, bedoelde verhoging van de vakantieaanspraak.

N

In artikel 32a, vierde lid, wordt de zinsnede «genoemd in artikel 21, lid 4» vervangen door: genoemd in artikel 21, vijfde lid.

O

In artikel 66a vervalt het derde lid.

P

Artikel 96, tweede lid komt te luiden:

2. Ontslag op een van de in het vorige lid genoemde gronden kan slechts plaatsvinden, indien het na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken om de ambtenaar binnen het gezagsbereik van Onze Minister, dan wel binnen de rijksdienst indien het betreft een ambtenaar die is aangesteld in algemene dienst van het rijk, andere mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem