Artikel 15

De coördinator en de hoofden van de diensten zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van gegevenste wendentot andere overheidsorganen, overheidsdiensten of ambtenaren, en voorts tot een ieder die geacht wordt deze gegevens te kunnen verstrekken. Het hoofd van de Militaire Inlichtingendienst handelt hierbij, voorzover het de uitvoering van de in artikel 9, tweede lid, onder b en c, genoemde taken betreft, in nauw en voortdurend overleg met het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Artikel 16

1. Door een dienst worden slechts persoonsgegevens verzameld, geregistreerd en aan derden verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taak. 2. Met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens aan derden gedraagt het hoofd van de dienst zich naar de aanwijzingen van Onze betrokken Minister. Verstrekking van persoonsgegevens aan anderen dan overheidsorganen geschiedt niet dan na machtiging daartoe van Onze betrokken Minister in de in die machtiging omschreven gevallen of soorten van gevallen. 3. Onze betrokken Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie regels vast omtrent het beheer van de verzamelingen van persoonsgegevens die door de betrokken dienst worden gehouden. 4. De in het vorige lid bedoelde regels houden tenminste voorschriften in betreffende: a. de doeleinden van de verzamelingen; b. de geheimhouding van de daarin vastgelegde gegevens; c. de controle op de juistheid van die gegevens; d. de termijnen gedurende welke gegevens vastgelegd mogen blijven; e. de overige gronden tot verwijdering van gegevens uit de verzamelingen; f. de vernietiging van verwijderde gegevens. 5 . De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de verzamelingen van persoonsgegevens die door de in artikel 18 bedoelde ambtenaren worden gehouden in het kader van werkzaamheden ten behoeve van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Artikel 17

1. De coördinator en de hoofden van de diensten zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van persoonsgegevens te wenden tot de houder van een verzameling van persoonsgegevens: a. ten behoeve van een veiligheidsonderzoek ter zake van de vervulling van een vertrouwensfunctie; b. in bij machtiging van Onze betrokken Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk omschreven gevallen of soorten van gevallen. 2. Een machtiging, als bedoeld in het eerste lid, houdt de termijn in, waarvoor zij geldt. Deze termijn beloopt ten hoogste een jaar, gerekend vanaf het tijdstip, waarop de machtiging wordt verleend. 3. De bij of krachtens de wet geldende voorschriften voor een houder van een verzameling van persoonsgegevens betreffende de verstrekking van zodanige gegevens zijn niet van toepassing op verstrekkingen gedaan ingevolge een in het eerste lid bedoeld verzoek. 4. Dit artikel is niet van toepassing op justitiële gegevens die krachtens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (Stb. 1955, 395) zijn geregistreerd of ten aanzien waarvan ingevolge artikel 36 van die wet een geheimhoudingsplicht geldt.

Artikel 18

1. De districtscommandanten, de commandant van de Algemene Verkeersdienst en de commandant van de Dienst Luchtvaart van het Korps