Op basis van de GAK-analyse heeft de SVr geadviseerd tot verlaging van de gewerkte-weken-eis voor onregelmatig werkende musici en artiesten, waaronder inbegrepen filmers, en hun technische begeleiders, alsmede voor een aantal seizoenwerknemers, voor wie onder bet regime van de oude Werkloosheidswet reeds verlaagde dagen-eisen golden. De in dit besluit gestelde eisen zijn evenredig aan die verlaagde dageneis.

III. Het advies van de Sociale Verzekeringsraad inzake de arbeidsverledeneis

In de eerdergenoemde adviesaanvraag van 10 april 1986 over de uitvoeringsmaatregelen in het kader van de stelselherziening was ook betrokken de mogelijkheid van het treffen van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 42, negende lid, onderdeel a waardoo. voor bepaalde groepen van werknemers een lagere arbeidsverledeneis werd ingevoerd.

In zijn advies, dat door de Raad op 26 juni 1987 werd vastgesteld, heeft de SVr evenals bij zijn advies voor de verlaagde referte-eis betro de resultaten van het eerdergenoemde onderzoek van het GAK ov ® r de moqelijke gevolgen van de toelatings- en duurvoorwaarden in de WW Voorts heeft de SVr een aantal nadere analyses laten verrichten van het arbeidspatroon en het recht op WW-uitkering bij seizoenwerknemers. dat de

Het uitgangspunt voor het SVr-advies is de stelling geweest, dat de kans voor bijzondere groepen werknemers om voor een verlenging van de basisuitkering van een half jaar in aanmerking te komen, vergelijkbaar moet zijn met die van reguliere werknemers.

De SVr meent, dat voor het aanduiden van de groep seizoenwerknemers het tot dusverre gehanteerde zogenaamde 90% criterium met langer kan worden gehandhaafd. Dit criterium, dat gold voor de toepassing van de oude WW en dat de SVr in zijn hiervoor besproken advies over de verlaagde wekeneis niet ter discussie stelde, bestempelde een persoon tot seizoenwerknemer als hij in het jaar voorafgaande uitsluitend of vrijwel uitsluitend (90%) de met name genoemde seizoenwerkzaamheden had verricht. Thans is de SVr van mening, dat van het 90%-criterium een neqatieve invloed uitgaat op de bereidheid om werkte aanvaarden buiten het seizoen. Het verrichten van niet-seizoenwerk dat in omvang meer bedraagt dan 10% van de totale werkzaamheden in het refertejaar, betekent dat de werknemer niet langer wordt aangemerkt als seizoei l _ werknemer en dat hij daarom aan de hogere eisen dient te voldoen. Om de negatieve invloed van het 90% criterium op werkhervatting te verminderen, adviseert de SVr in zijn laatste advies dit criterium te verlagen tot 50% zowel voor wat betreft de wekeneis als de arbeidsverledeneis

Voor wat betreft de arbeidsverledeneis is de SVr van mening dat voor alle groepen, waarvoor de verlaagde wekeneis zal gelden een verlaagde arbeidsverledeneis in aanmerking wordt genomen van 2 uit 5 jaar

De SVr adviseert de te treffen maatregelen een voorlopig karakter te geven en na verloop van tenminste 2 jaar, mogelijk 3 jaar, deze aan een evaluatie te onderwerpen.

IV. Inhoud van de algemene maatregel van bestuur

De inhoud van deze algemene maatregel van bestuur volgt de SVradviezen volledig, zowel wat de groepen werknemers betreft als de mate waarin de gewerkte-weken-eis en de arbeidsverledeneis naar de mening van de SVr dient te worden verlaagd. Naast de unanimiteit van de adviezen is het voorlopig karakter, dat de maatregel ook in de opvatting