in dienstbetrekking heeft verricht als omschreven in die leden, voor zover die arbeid naar zijn aard slechts beschikbaar is gedurende een of meer jaarlijks terugkerende perioden, gesteld op het bij die arbeid omschreven aantal. 2. Het aantal weken wordt gesteld op 13 ten aanzien van een werknemer die arbeid heeft verricht in de beetwortelindustrie. 3. Het aantal weken wordt gesteld op 16 ten aanzien van een werknemer die: a. agrarische arbeid in het algemeen heeft verricht; b. arbeid heeft verricht in de aardappelmeelindustrie; c. arbeid heeft verricht bij transportbedrijven ten behoeve van vervoer van aardappels en suikerbieten; d. arbeid heeft verricht in de groente- en fruitverwerkende industrie; e. arbeid heeft verricht in de visconservenindustrie, of f. arbeid heeft verricht als kermismusicus. 4. Het aantal weken wordt gesteld op 20 ten aanzien van een werknemer die: a. arbeid heeft verricht in de hotel-, restaurant-, café-, pension- en aanverwante bedrijven; b. arbeid heeft verricht in bakkersbedrijven, mits de aard van die arbeid overeenkomt met de in onderdeel a. genoemde arbeid; c. arbeid heeft verricht als aardappelkarteerder en controleur; d. arbeid heeft verricht bij reisbureaus, toerwagenondernemingen, verenigingen voor vreemdelingenverkeer, jeugdherbergen, vakantieverblijven, kampeercentra, strandexploitanteri, speeltuinen, speelterreinen of instellingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding en sportbeoefening; e. arbeid heeft verricht in bedrijven die rondvaarten en toerwagenreizen organiseren; f. arbeid heeft verricht als expeditie- of pakhuispersoneel, in dienst van groothandelaren of commissionairs in land- en tuinbouwproducten; g. sorteer- en dergelijke arbeid heeft verricht bij tuinbouwveilingen, tuinbouwverenigingen en bij de detailhandel in bloembollen; h. arbeid heeft verricht in het winkelbedrijf; i. arbeid heeft verricht in het veenbedrijf; j. arbeid heeft verricht in het bontbedrijf, de bontverwerkende en garnerende bedrijven; k. arbeid heeft verricht in de spoelderij en pakkerij van het witlofbedrijf ; of l. arbeid heeft verricht in luchtvaartbedrijven. 5. Indien een werknemer in de periode van 12 maanden, bedoeld in het eerste lid, arbeid als genoemd in het tweede, derde of vierde lid, heeft verricht die onder meer leden of onderdelen is gerangschikt, wordt het aantal weken gesteld op het aantal weken behorende bij de arbeid die in het grootste aantal weken is verricht. 6. Indien een werknemer in de periode van 12 maanden, bedoeld in het eerste lid, in een gelijk aantal weken arbeid als genoemd in het tweede, derde of vierde lid, heeft verricht die onder meer leden of onderdelen is gerangschikt, wordt het aantal weken gesteld op het aantal behorende bij de arbeid waarbij het kleinste aantal weken staat vermeld.

Artikel 3

Ten aanzien van de werknemer, voor wie op grond van artikel 1 of 2 het aantal weken, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Werkloosheidswet, lager is gesteld, wordt in plaats van de in artikel 42, tweede lid, onderdeel a, van die wet genoemde drie jaar een periode van twee jaar in aanmerking genomen.