Artikel 80
1. Wanneer het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 52, eerste lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente. 2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen. 3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen. 4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën nadere regels met betrekking tot de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL V
In de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1980, 29) 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Artikel 51 wordt vervangen door:
Artikel 51
Het Rijk is tegenover de verzekerden, die op grond van deze wet recht hebben op arbeidsongeschiktheidsuitkering, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
B
Artikel 100 wordt vervangen door:
Artikel 100
1. Wanneer het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 73, tweede lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente. 2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen. 3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.