NOTA VAN TOELICHTING
Het besluit heeft betrekking op het gedeelte van de uiterwaard aan de rechteroever van het Zwarte Water, dat is gelegen vanaf de uitmonding van het Meppelerdiep tot ca. 300 meter beneden de uitmonding van de Arembergergracht. Dit gedeelte van de uiterwaard is gedurende de laatste dertig jaar krachtens diverse vergunningen verleend op grond van de Rivierenwet voor het grootste gedeelte opgehoogd en is beplant en op een aantal plaatsen bebouwd, waardoor het zijn oorspronkelijke functie van waterbergend en stroomvoerend zomer- en winterbed heeft verloren. Voor de bescherming van deze functie van dit gedeelte van de uiterwaard doortoepassing van de artikelen 4 en 5 van de Rivierenwet, welke een vergunning te verlenen door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat voorschrijven voor het maken van werken in het zomer- en winterbed van een rivier, bestaat derhalve niet langer aanleiding. Om deze reden is in het besluit ingevolge artikel 6 van de Rivierenwet bepaald, dat op het hiervoor bedoelde gedeelte van het zomer- en winterbed de artikelen 4 en 5 van de Rivierenwet buiten toepassing blijven.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
D. S. Tuijnman.