Bij redactie van artikel 1, onder u, is er destijds van uitgegaan, dat het militair pensioen ter zake van verwonding, verminking, ziekten of gebreken tengevolge van de uitoefening van de dienstplicht was begrepen onder het militair pensioen als bedoeld in genoemd artikel 8 van de AAW. Verondersteld is derhalve dat bij samenloop van de AAW en militair pensioen ter zake van verwonding etc. sprake zou zijn van een korting als bedoeld in artikel 1, onder u, ten tweede.

Aangezien het militair pensioen ter zake van verwonding etc. niet bij het Aanwijzingsbesluit maar krachtens het Aanwijzingsbesluit en wel bij ministeriële beschikking (Beschikking van 18/31 januari 1966, Stcrt. 1966, 26) als rechtsgrond voor verplichte verzekering is aangeduid, wordt in artikel 1, onder u, ten tweede - anders dan onder ten eerste - gesproken over: «verzekerd. .. ingevolge het bepaalde bij of krachtens dit besluit».

Inmiddels is op 31 mei 1977 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een wetswijziging ingediend tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en andere overheidspensioenwetten en van een aantal bepalingen in sociale verzekeringswetten die verband houden met bedoelde wetten (wetsontwerp nr. 14 505).

In artikel III onder M van het ontwerp wordt een wijziging voorgesteld van artikel V4, vijfde lid, van de Algemene militaire pensioenwet, waarmee onder andere een anticumulatieregeling wordt ingevoerd bij samenloop van militair pensioen ter zake van verwonding etc. en AAW. Uit het wetsontwerp blijkt, dat de regeling zodanig zal zijn, dat het pensioen en dus niet hetgeen destijds is verondersteld, de AAW-uitkering, wordt gekort. Er zal derhalve sprake zijn van een situatie als bedoeld in artikel 1, onder u, ten eerste van het Aanwijzingsbesluit. Daarom wordt de terminologie van onderdeel u aangepast.

Artikel I, onder B

Om te komen tot een uniforme premieheffing worden het vijfde, zesde en zevende lid van artikel 5a door drie nieuwe leden vervangen. Het is, nu een algemene aanwijzing plaatsvindt, gewenst om in alle gevallen de premieheffing en premieafdracht via de bedrijfsverenigingen te laten lopen, te meer omdat een deel van de regelingen wordt gefinancierd door de ex-werkgevers van de betrokkenen en een ander deel door daartoe opgerichte stichtingen.

Artikel II

Aangezien de vigerende regelingen thans zijn aangewezen bij ministerieel besluit is de inwerkingtreding van dit besluit niet gebonden aan een bepaalde datum. Nadat het onderhavige besluit rechtskracht heeft gekregen zal het bestaande ministerieel besluit worden ingetrokken en worden bezien of en, zo ja, welke regelingen op grond van de nieuwe bepalingen alsnog dienen te worden aangewezen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, E. Veder-Smit