Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 1978

738

Rijkswet van 29 december 1978, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 28 juni 1972 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek inzake de definitieve regeling van vorderingen tot schadeloosstelling wegens oorlogsschade, met brieven (Trb. 1972,84)

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 28 juni 1972 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek inzake de definitieve regeling van vorderingen tot schadeloosstelling wegens oorlogsschade, met brieven ingevolge artikel 60, tweede lid, van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal behoeft alvorens te kunnen worden bekrachtigd, en dat het wenselijk is omtrent de verdeling van het bedrag dat krachtens die Overeenkomst aan het Koninkrijk ter beschikking komt, een regeling te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De op 28 juni 1972 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek inzake de definitieve regeling van vorderingen tot schadeloosstelling wegens oorlogsschade, met brieven (na te noemen: «Overeenkomst») waarvan de Franse, de Nederlandse en de Italiaanse tekst is geplaatst in Tractatenblad 1972, 84, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

Deelgerechtigd in het bedrag van een miljoen Nederlandse guldens, dat de Italiaanse Regering aan de Nederlandse Regering ingevolge artikel 1 van de Overeenkomst betaalt, zijn de Nederlandse natuurlijke personen en rechtspersonen te wier behoeve de Nederlandse Regering bij de Italiaanse regering vorderingen heeft ingediend als bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst, en, indien vorderingen krachtens subrogatie of anderszins zijn overgegaan, degenen op wie zij zijn overgegaan.