5. Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 189 wordt onder het aantal leerlingen verstaan het gemiddelde van de aantallen leerlingen die op 16 februari en 16 november van het desbetreffende kalenderjaar als werkelijk schoolgaand bekend stonden. Voor het kalenderjaar waarin een nieuw opgerichte school wordt geopend, wordt de vergoeding berekend over het gemiddelde van de aantallen leerlingen op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die der opening, en op het daarna in het kalenderjaar vallende tijdstip, vermeld in de vorige volzin.
Voor wat betreft de scholen voor woonwagenkinderen en de scholen, bedoeld in artikel 80a, wordt onder het aantal leerlingen verstaan het gemiddelde van de hoogste dagtellingen volgens het in artikel 156, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 80a, eerste lid, bedoelde register in elk van de maanden januari tot en met juni en september tot en met december van het desbetreffende kalenderjaar. Voor het kalenderjaar waarin een nieuw opgerichte school wordt geopend wordt de vergoeding berekend over het gemiddelde van de hoogste dagtellingen van elk van de drie maanden, volgend op die der opening.
Artikel 188
1. Indien in een gemeente een openbare school wegens haar gering aantal leerlingen of om andere redenen in bijzondere omstandigheden verkeert, ten gevolge waarvan het voor die school geraamde bedrag per leerling van de kosten, bedoeld in artikel 186, eerste lid, aanzienlijk afwijkt van het bedrag, dat voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school van die soort in die gemeente redelijk is te achten, kan Onze minister, de Onderwijsraad gehoord, op verzoek van de gemeenteraad bepalen, dat de eerstgenoemde school buiten aanmerking zal worden gelaten bij de vaststelling van het bedrag, bedoeld in artikel 187, eerste lid, onder a, en dat het aantal leerlingen van deze school niet zal meetellen bij de vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 187, eerste lid onder b, en tweede lid onder c. 2. Tot het indienen van het verzoek, bedoeld in het vorige lid, moet worden besloten tegelijk met de vaststelling van het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 186, eerste lid, of, indien het verzoek alle openbare scholen van dezelfde soort betreft, van het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 189, vijfde lid. 3. Het verzoek van de gemeenteraad, bedoeld in het eerste lid, wordt vóór 16 maart van het dienstjaar bij Onze minister ingediend. 4. De beschikking van Onze minister wordt genomen vóór 1 juni en is met redenen omkleed. Afschrift daarvan wordt gezonden aan het gemeentebestuur, aan de besturen der in artikel 186, vierde lid, bedoelde bijzondere scholen, aan de hoofdinspecteur en aan de inspecteur. 5. Binnen dertig vrije dagen, te rekenen van de dag, waarop het afschrift is toegezonden, kunnen de gemeenteraad en elk der in artikel 186, vierde lid, bedoelde schoolbesturen van de beschikking bij Ons in beroep komen.
Artikel 189
1. Over elk dienstjaar vergoedt de gemeente aan de besturen van de in de gemeente gevestigde bijzondere scholen, waarvoor over dat jaar de rijksbijdrage is verleend, de kosten van die scholen met uitzondering van de kosten van bezoldiging der onderwijzers. 2. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal leerlingen en bedraagt per leerling het bedrag, bedoeld in artikel 186 of in het derde of vijfde lid van dit artikel. Indien het schoolgebouw in bruikleen is gegeven, komen de kosten van instandhouding van dat gebouw, met uitzondering van de geringe en dagelijkse reparaties, bedoeld in artikel 1619 van het Burgerlijk Wetboek, ten laste van de gemeente. Ingeval het schoolgebouw staat op grond, die in erfpacht is gegeven, vergoedt de gemeente de kosten wegens