noemd hetzij wegens het niet bezitten van een bevoegdheid, die voor de vervulling van de betrekking noodzakelijk is, het zij wegens een andere gewichtige reden, een en ander ter beoordeling van Onze minister. 3. Het eerste lid onder a en b wordt nimmer toegepast ten aanzien van meer hoofden, onderscheidenlijk onderwijzers, dan het aantal bedraagt van de wachtgelders, die wachtgeld als gewezen hoofd, onderscheidenlijk als gewezen onderwijzer genieten. 4. Onze minister kan wegens gewichtige redenen beslissen, dat het eerste lid onder c buiten toepassing blijft.
Artikel 177
Bij de vaststelling van de rijksbijdrage voor een bijzondere school worden buiten aanmerking gelaten de bezoldiging van en de wettelijk verschuldigde, niet-verhaalbare premies voor: a. het hoofd of de onderwijzer, die handel of nering drijft of enig beroep, behalve het geven van onderwijs, uitoefent; b. het hoofd of de onderwijzer, die ambten of bedieningen bekleedt, voor zover deze niet zijn van kerkelijke of daarmee gelijkte stellen aard, tenzij gedeputeerde staten, de inspecteur gehoord, vrijstelling hebben verleend.
Artikel 178
1. Jaarlijks voor 1 maart zendt het bevoegd gezag, dat over het afgelopen jaar aanspraak maakt op de rijksbijdrage, aan Onze minister een daartoe strekkende aanvrage. 2. Het bestuur van een bijzondere school legt daarbij over door de onderwijzers voor salaris afgegeven kwitanties of andere bewijzen van voldaan salaris, alsmede door dezen afgegeven verklaringen, dat voldaan is aan de artikelen 28 tot en met 31.
Artikel 179
1. Onze minister besluit of en tot welk bedrag rijksbijdrage wordt verleend en deelt zijn beslissing onverwijld mede aan het bevoegd gezag, alsmede, indien het een bijzondere school betreft, aan het bestuur van de gemeente, waarin de school is gevestigd. 2. Het bevoegd gezag kan van deze beslissing bij Ons in beroep komen. Het beroep moet worden ingesteld binnen dertig vrije dagen na de dagtekening van de beslissing.
Artikel 180
1. Behoudens aanvulling of terugbetaling na afloop van het dienstjaar wordt de rijksbijdrage bij voorschot uitgekeerd. 2. Indien het een bijzondere school betreft, wordt geen voorschot uitgekeerd dan nadat het bevoegd gezag zich onder voldoende borgstelling heeft verbonden tot terugbetaling van hetgeen bij voorschot te veel mocht worden genoten. 3. Grondslag voor de berekening van het voorschot is het aantal onderwijzers, waaronder begrepen het hoofd, dat ingevolge dit besluit ten minste aan de school moet zijn verbonden.
Artikel 181
Onze minister geeft nadere voorschriften ter uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk.