AFDELING VU. STAATSBEDRIJF DER POSTERIJEN, TELEGRAFIE EN TELEFONIE. 331 Uitkering aan het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie: 1. van het bedrag, waarmede de waarde der voorraden bij het einde van het jaar 1956 de waarde bij de aanvang daarvan overtreft ƒ 31 300 000 2. wegens kosten van voorbereiding, oprichting, uitbreiding en vernieuwing over het jaar 1956. . . 162 063 000 zodat wordt uitgetrokken........... 193 363 000 waardoor het artikel wordt verhoogd met ƒ75 000 000. Artikel IV Ten gevolge van het bepaalde in de voorgaande Artikelen van deze wet wordt: verhoogd verminderd en mitsdien met: met: gebracht op: de Gewone dienst.....ƒ 6 010 470 ƒ287 176 414 de Buitengewone dienst. I. Uitgaven van aflopend karakter......... 20 000 1 811 930 II. Kapitaalsuitgaven . . . 77 990 000 346 249 470 Gewone dienst. Afdeling I. Afdeling I........ 156 000 4 221 570 Onderafdeling I..... 6 000 94 647 Onderafdeling II..... 60 000 1 289 723 Onderafdeling III..... 50 000 975 200 Onderafdeling IV..... 40 000 1 862 000 Afdeling II. Afdeling II........ 135 000 7 911 521 Onderafdeling I...... 60 000 1 492 213 Onderafdeling IV..... 75 000 1 835 801 Afdeling III. Afdeling III....... 84 650 13 434 727 Onderafdeling I. Onderafdeling I...... 23 150 10 822 503 Paragraaf 1....... 13 150 10 514 893 Paragraaf 2....... 10 000 307 610 Onderafdeling II..... 1 000 48 160 Onderafdeling IV. Onderafdeling IV..... 80 500 2 147 471 Paragraaf 1....... 55 500 758 071 Paragraaf 2. Paragraaf 2....... 25 000 1 389 400 I............ 15 000 674 573 III........... 10 000 369 315 Onderafdeling V..... / 20 000 364 380 Afdeling IV. Afdeling IV....... 488 220 26 494 292 Onderafdeling I. Onderafdeling I...... 486 220 23 769 205 Paragraaf 1....... 123 780 12 376 726 Paragraaf 2....... 3 000 221 149 Paragraaf 3....... 18 000 596 864 Paragraaf 4....... 515 000 3 635 912 Paragraaf 5....... 350 000 5 217 470 Paragraaf 6....... 240 000 1 721 084 Onderafdeling II..... 2 000 2 725 087 Afdeling V....... 90 000 2 644 733 Afdeling VI. Afdeling VI....... 5 236 600 232 366 771 Onderafdeling I...... 260 000 5 021 640 Onderafdeling II..... 1 730 000 19 334 590

verhoogd verminderd en mitsdien met: met: gebracht op: Onderafdeling III. Onderafdeling III ..... 5 326 500 108 085 934 Paragraaf 1 ....... 1 265 400 5 848 000 Paragraaf 3....... 9 033 700 58 600 889 Paragraaf 5....... 454 600 3 246 600 Paragraaf 6....... 642 200 25 139 700 Paragraaf 8....... 1 345 000 3 452 500 Onderafdeling V. Onderafdeling V..... 9 335 100 94 222 587 Paragraaf 1 ....... 155 000 4 926 750 Paragraaf 2....... 8 569 600 85 048 587 Paragraaf 3....... 610 500 4 097 250 Onderafdeling Vil. Onderafdeling VII .... 344 000 1 218 750 Paragraaf 1....... 344 000 1 013 750 Onderafdeling VIII .... 102 000 3 709 500 Buitengewone dienst. I. Uitgaven van aflopend karakter. Afdeling III. Afdeling III....... 20 000 1 811 930 Onderafdeling II ..... 20 000 171 930 II. Kapitaalsuitgaven. Afdeling I. Afdeling I ........ 340 000 160 000 Onderafdeling IV ..... 340 000 160 000 Afdeling III. Afdeling III....... 20 000 226 470 Onderafdeling I. Onderafdeling I ..... 20 000 226 470 Paragraaf 1 ....... 20 000 226 470 Afdeling VI. Afdeling VI....... 3 310 000 138 625 000 Onderafdeling I...... 400 000 6 950 000 Onderafdeling III. Onderafdeling III..... 35 000 30 000 000 Paragraaf 2....... 35 000 24 900 000 Onderafdeling V. Onderafdeling V..... 2 550 000 92 850 000 Paragraaf 2....... 2 550 000 92 850 000 Onderafdeling VII. Onderafdeling VII .... 825 000 6 675 000 Paragraaf 2....... 825 000 6 675 000 Onderafdeling IX .... 500 000 1 950 000 Afdeling VII....... 75 000 000 193 363 000

Artikel V

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 16, 22, 63 en 78 van de Comptabiliteitswet (Stb. 1927, 259) ') kunnen ten laste van de in deze wet genoemde begrotingsartikelen uitgaven worden gedaan, ter verevening worden aangevraagd en worden verevend tot uiterlijk de veertiende dag na de inwerkingtreding dezer wet.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 6 juni 1958.

JULIANA.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. ALGERA.

Uitgegeven de eerste juli 1958. De Minister van Justitie, SAMKALDEN.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 57/58, 5024; Hand. II 57/58, bladz. 3887; Bijl. Hand. I 57/58, 5024; Hand. I 57/58, bladz. 3385. !) Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 mei 1956 (Stb. 349).