STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
BESLUIT van 29 mei 1958, houdende wijziging van het Instellingbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren.
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie en van Sociale Zaken, en van Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening van 24 maart 1958, nr. U 1236, afdeling Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie;
Overwegende, dat het wenselijk is overeenkomstig de door de Sociaal-Economische Raad op 8 maart 1957 en 28 september 1957 uit eigen beweging daartoe uitgebrachte adviezen het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren te wijzigen;
De Raad van State gehoord (advies van 22 april 1958, nr. 49);
Gezien het nader rapport van voornoemde Staatssecretarissen en van Onze voornoemde Ministers van 13 mei 1958, nr. 1362, afdeling Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1. Het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren (Stb. 1955, 68) wordt gewijzigd als volgt:
A. De artikelen 4 en 5 vervallen.
B. In artikel 6, eerste lid, wordt na „f” een zinsnede ingevoegd, luidende:
„f bis: de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden bij de uitvoer van eieren,”.
C. In artikel 7 worden de woorden „onder a, b en d genoemde onderwerpen” vervangen door „onder a, b, d en f bis genoemde onderwerpen”.
D. Het eerste lid van artikel 10 wordt vervangen door twee nieuwe leden, luidende:
>.1. De door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen kunnen voor verschillende
in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend zijn.
1 bis. Onverminderd het in het tweede lid bepaalde worden de heffingen vastgesteld op grondslag van de in de betrokken ondernemingen bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedrijven bereikte, naar geldswaarde of hoeveelheid gemeten omzet; boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven, dat voor alle betrokken ondernemingen gelijk is.”.
Artikel 2 . Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
Soestdijk, 29 mei 1958.
JULIANA.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie,
N. SCHMELZER.
De Minister van Economische Zaken,
J. ZIJLSTRA.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,
A. VONDELING.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken. A. A. VAN RHIJN.
Uitgegeven de vierentwintigste juni 1958.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
Nota van toelichting
Bij brief van 8 maart 1957 heeft de Sociaal-Economische Raad uit eigen beweging de ondergetekenden geadviseerd een tweetal wijzigingen en een aanvulling te bevorderen van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren (Stb. 1955, 68). In de eerste plaats adviseert de Raad, dat op grond van artikel 93 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie aan het bedrijfschap wordt overgelaten de regeling of nadere regeling van de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden bij de uitvoer van eieren. Voorts dat aan het bedrijfschap de bevoegdheid wordt verleend, bij een verordening inzake de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden bij de uitvoer van eieren mede andere (natuurlijke en recht-) personen te binden dan die, welke de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, drijven of bij die ondernemingen werkzaam zijn. Tenslotte, dat de heffingsbevoegdheid van het bedrijfschap wordt aangevuld in dier voege, dat boven of in de plaats van een bedrag, vastgesteld op grondslag van de in een onderneming bereikte omzet, een bedrag kan worden geheven, dat
voor alle ondernemingen, welke behoren tot een in de heffingsverordening te omschrijven groep van ondernemingen, gelijk is.
Het advies van de Raad is uitgebracht op verzoek van en in overeenstemming met een zevental organisaties van ondernemers en van werknemers in de groothandel in eieren, in overeenstemming met zes waarvan de Raad indertijd heeft geadviseerd tot instelling van het Bedrijfschap Groothandel in Eieren. De zeven bedoelde organisaties, welke zijn vermeld in het als bijlage I bij deze Nota gevoegde advies van de Raad, vormen naar diens oordeel ook thans een voldoende representatieve vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en werknemers.
Bij brief van 28 september 1957 heeft de Sociaal-Economische Raad uit eigen beweging de ondergetekenden geadviseerd een tweetal artikelen van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren te doen vervallen. Het betreft hier de artikelen 4 en 5 waarin de instelling en de samenstelling worden geregeld van de commissie voor aangelegenheden be-