656

BESLUIT van 24 December 1953 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 27, vijfde lid, van de Werkloosheidswet (Aanspraak wachtgeld baksteenindustrie).

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 12 November 1953, No. 6244, Afdeling Sociale Verzekering;

Gelet op artikel 27, vijfde lid, van de Werkloosheidswet;

De Raad van State gehoord (advies van 1 December 1953, No. 34);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 17 December 1953, No. 6895, Afdeling Sociale Verzekering;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Voor werknemers, die tijdens de steenvormcampagne in de baksteenindustrie werkzaam zijn geweest en op wie gedurende die tijd de Regeling van Lonen en andere Arbeidsvoorwaarden in de Baksteenindustrie van 20 April 1948 [Nederlandse Staatscourant 1948, No. 94) van toepassing was, wordt, indien hun werkzaamheden in genoemde industrie door of in verband met de afloop van de campagne een einde hebben genomen, het aantal dagen van 156, genoemd in artikel 27, eerste en tweede lid, van de Werkloosheidswet, verminderd tot 104, ongeacht of zij, al of niet in aansluiting op de campagne, nog gedurende een aantal dagen werkzaamheden van gelijke of andere aard hebben verricht bij een of meer werkgevers, die te hunnen aanzien bij de Bedrijfsvereniging voor de Steen-, Cement-, Glas- en Keramische industrie zijn aangesloten.

Artikel 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst, en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 September 1953.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 24 December 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken,

A. A. VAN RHIJN.

Uitgegeven de twaalfde Januari 1954.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.

657

WET van 17 December 1953, houdende wijziging en aanvulling van het tarief van invoerrechten in verband met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 29 April 1953 te ’s-Gravenhage ondertekende achtste Protocol bij de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse Douane-overeenkomst, ondertekend te Londen op 5 September 1944, alsmede Ons besluit van 24 April 1953, Stb. 176, houdende voorlopige inwerkingstelling van enige wijzigingen en aanvullingen van het tarief van invoerrechten in verband met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, (Trbl. 1951, no. 82) de goedkeuring der Staten-Generaal behoeven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Het op 29 April 1953 te ’s-Gravenhage ondertekende achtste Protocol bij de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse Douane-overeenkomst, ondertekend te Londen op 5 September 1944, goedgekeurd bij de wet van 1 Augustus 1947, Stb. H 282, van welk Protocol de Nederlandse en Franse tekst zijn geplaatst in Tractatenblad 1953, no. 41, wordt goedgekeurd.

Artikel 2. Ons besluit van 24 April 1953, Stb. 176, houdende voorlopige inwerkingstelling van enige wijzigingen en aanvullingen van het tarief van invoerrechten, hetwelk deel uitmaakt van de in het vorige artikel genoemde douane-overeenkomst, wordt goedgekeurd.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 17 December 1953.

JULIANA.

De Staatssecretaris van Financiën,

VAN DEN BERGE.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. W. BEIJEN.

De Minister zonder Portefeuille,

J. LUNS.

De Minister van Economische Zaken,

J. ZIJLSTRA.

Uitgegeven de twaalfde Januari 1954.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 52/53, 3062;

Bijl. Hand. II 53/54, 3062; Hand. II 53/54, bladz. 421;

Bijl. Hand. I 53/54, 3062; Hand. I 53/54, bladz. 70.