STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
653
WET van 23 December 1953 tot vaststelling van het Zevende Hoofdstuk A 1 der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1954. (Nationale Schuld.)
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 133 der Grondwet de algemene begrotingen van de uitgaven des Rijks door de wet moeten worden vastgesteld en dat de inrichting dier begrotingen moet geschieden met inachtneming van de bepalingen der Comptabiliteitswet (Stb. 1927, no. 259);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I Hoofdstuk VIIA 1 der begroting van uitgaven des Rijks voor het dienstjaar 1954 betreffende de Nationale Schuld, wordt vastgesteld als volgt: TITEL A. GEWONE DIENST......ƒ 608 622 200 TITEL B. BUITENGEWONE DIENST: I UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER . Nihil II KAPITAALSUITGAVEN.......... 317 515 700 T IT E L A. GEWONE DIENST........ 608 622 200 AFDELINGEN: I GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE CREDIETEN............... 351 216 500 II RENTE EN KOSTEN VAN VLOTTENDE SCHULD EN KORTLOPENDE CREDIETEN 136 506 100 III OVERIGE RENTELASTEN........ 7 879 600 IV OVERIGE UITGAVEN.......... 113 020 000 AFDELING I. GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE CREDIETEN....... 351 216 500 Onderafdeling I. RENTE EN OVERIGE KOSTEN ................... 351 216 500 Paragraaf 1. Binnenland .......... 275 900 000 Artikel 1 Rente en kosten van Gevestigde Schuld .... 275 900 000 Paragraaf 2. Buitenland .......... 75 316 500 2 Rente en kosten van Gevestigde Schuld .... 46 876 500 3 Rente en kosten van langlopende credieten in buitenlands geld,afgesloten krachtens het Koninklijk besluit van 13 September 1945 (Stb. F 174) en de Leningwet 1946 (Stb. G 143), gewijzigd bij de wet van 23 November 1946 (Stb. G 333)...... 28 440 000 AFDELING II. RENTE EN KOSTEN VAN VLOTTENDE SCHULD EN KORTLOPENDE CREDIETEN................ 136 506100 Onderafdeling I. BINNENLAND...... 136 506 100 4 Rente en kosten van Vlottende Schuld .... 136 506 100
5 6 AFDELING III. OVERIGE RENTELASTEN. 7 879 600 Rente verschuldigd over in de jaren 1940 tot 1945 in de kas van de Nederlandse Regering te Londen gedeponeerde opbrengsten van particuliere ladingen 337 500 Rente over in geld gestelde zekerheid voor bestaande of toekomstige belastingschulden. . . . Memorie 7 Rente aan oorlogsschadegerechtigden..... 8 Rente wegens uitgestelde betaling van uitkeringen inzake de vlootreconstructies 1946 en 1952 . . . 9 Nadelig verschil tussen de renten verschuldigd op en ontvangen wegens de bij monetaire verdragen met andere landen vastgestelde manipulatiecredieten ................... 10 Overige rentelasten............. 7 130 000 143 000 Memorie 269 100 AFDELING IV. OVERIGE UITGAVEN. . . 113 020 000 11 Bijdrage aan de Buitengewone Dienst (II, Kapitaalontvangsten) ten bedrage van de afschrijvingen op de activa van de Staat (exclusief eigendommen van de bedrijven en het Scheepvaartfonds) ... 113 000 000 12 Uitgaven betreffende afgesloten dienstjaren, als bedoeld in artikel 7, derde lid, der Comptabiliteitswet (Stb. 1927, no. 259)........... 5 000 13 Onvoorziene uitgaven............ 15 000 TITEL B. BUITENGEWONE DIENST: I UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER . Nihil II KAPITAALSUITGAVEN.......... 317 515 700 II KAPITAALSUITGAVEN.......... 317 515 700 AFDELING I. GEVESTIGDE SCHULD EN LANGLOPENDE CREDIETEN....... 317 515 700 Onderafdeling II. AMORTISATIE EN AFLOSSING ................... 317 515 700 Paragraaf 1. Binnenland .......... 154 639 400 14 Amortisatie en aflossing van Gevestigde Schuld, daaronder begrepen de afkoop van tot het domeinbeheer behorende renten, vaste lasten en uitkeringen .................. 154 639 400 15 Aflossing van schuldbewijzen der in 1947 geconverteerde Staatsleningen............ Memorie 16 Versterkte aflossing............. Memorie Paragraaf 2. Buitenland ........... 162 876 300 17 Amortisatie van Gevestigde Schuld...... 36 702 900 18 Aflossing van langlopende credieten in buitenlands geld. afgesloten krachtens het Koninklijk besluit van 13 September 1945 (Stb. F 174) en de Leningwet 1946 (Stb. G 143), gewijzigd bij de wet van 23 November 1946 (Stb. G 333)....... 57 287 000 18A Versterkte aflossing van het crediet dd. 7 September 1949 afgesloten met de Belgische Regering . 68 886 400 19 Versterkte aflossing............. Memorie Artikel II Op artikel 13 van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk worden aangewezen de tot het dienstjaar 1954 behorende uitgaven, welke de Nationale Schuld betreffen, haar omschrijving niet vinden in een der andere artikelen van dat hoofdstuk en moeten dienen ter voorziening in behoeften, die in de loop