Artikel IV

Op artikel 45 van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk worden aangewezen de tot het dienstjaar 1954 behorende uitgaven, welke de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin betreffen, haar omschrijving niet vinden in een der andere artikelen van dat hoofdstuk en moeten dienen ter voorziening in behoeften, die in de loop van dat dienstjaar onverwacht opkomen.

Deze uitgaven worden voor elke soort afzonderlijk in de rekening gebracht en omschreven.

Artikel V

Wanneer het bedrag, uitgetrokken bij een der artikelen 1, 3, 5, 7, 11, 13, 15, 16, 17, 18, 22, 23, 26, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 41, 43 en 44 van het bij deze wet vastgestelde hoofdstuk ontoereikend wordt bevonden kan het overeenkomstig artikel 13 der Comptabiliteitswet (Stb. 1927, no. 259) door overschrijving uit artikel 45 van dat hoofdstuk worden aangevuld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 23 December 1953.

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

Uitgegeven de twaalfde Januari 1954.

De Minister van Justitie a.i., BEEL.

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Bijl. Hand. II 53/54, 3200; Hand. II 53/54, bladz. 2184; Bijl. Hand. I 53/54, 3200; Hand. I 53/54, bladz. 2073.

652

WET van 23 December 1953 tot vaststelling van het Zevende Hoofdstuk A 2 der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1954. (Buitengewone aflossing van Nationale Schuld.)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 133 der Grondwet de algemene begrotingen van de uitgaven des Rijks door de wet moeten worden vastgesteld en

dat de inrichting dier begrotingen moet geschieden met inachtneming van de bepalingen der Comptabiliteitswet (Stb. 1927, no. 259) en van de bepalingen van de wet van 19 December 1947 (Stb. H 437); Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Enig artikel Hoofdstuk VIIA 2 der begroting van uitgaven des Rijks voor het dienstjaar 1954, betreffende de buitengewone aflossing van Nationale Schuld, wordt vastgesteld als volgt: TITEL A. GEWONE DIENST..... Nihil TITEL B. BUITENGEWONE DIENST: I UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER ƒ 50 000 000 II KAPITAALSUITGAVEN....... Nihil TITEL A. GEWONE DIENST....... Nihil TITEL B. BUITENGEWONE DIENST: I UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER 50 000 000 II KAPITAALSUITGAVEN....... Nihil I UITGAVEN VAN AFLOPEND KARAKTER 50 000 000 Enig artikel. Aflossing van gevestigde en vlottende schuld tengevolge van de vermogensaanwasbelasting en de verniogcnsheffing ineens........ 50 000 000 Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven ten Paleize Soestdijk, 23 December 1953. JULIANA. De Minister van Financiën, VAN DE KIEFT. Uitgegeven de twaalfde Januari 1954. De Minister van Justitie a.i., BEEL. Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 53/54, 3200, Hand. II 53/54, bladz. 553; Bijl. Hand. I 53/54, 3200; Hand. I 53/54, bladz. 73—74.