De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening a.i.,
C. STAF.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
J. G. SUURHOFF.
De Minister van Maatschappelijk Werk a.i.,
BEEL.
Uitgegeven de vierde September 1953.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Bijl. Hand. II 52/53, 3010; Hand. II 52/53, bladz. 891—899; Bijl. Hand. I 52/53, 3010; Hand. I 52/53, bladz. 517—519.
436
WET van 30 Juli 1953 tot goedkeuring van de op 1 Juni 1951 te Stresa gesloten, vanwege Ons ondertekende Internationale Overeenkomst nopens het gebruik van Aanduidingen van de Herkomst en Benamingen van Kaassoorten met bijbehorende Protocollen.
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten;
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 1 Juni 1951 te Stresa gesloten, vanwege Ons ondertekende Internationale Overeenkomst nopens het gebruik van Aanduidingen van de Herkomst en Benamingen van Kaassoorten met bijbehorende Protocollen, alvorens te kunnen worden bekrachtigd, ingevolge artikel 60, lid 2, der Grondwet de goedkeuring der StatenGeneraal behoeft;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1. De op 1 Juni 1951 te Stresa gesloten, vanwege Ons ondertekende Internationale Overeenkomst nopens het gebruik van Aanduidingen van de Herkomst en Benamingen van Kaassoorten met bijbehorende Protocollen, waarvan de tekst alsmede de vertaling in het Nederlands in het Tractatenblad 1952, No. 61, is geplaatst, wordt voor het Rijk in Europa goedgekeurd.
Artikel 2. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 30 Juli 1953.
JULIANA.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,
MANSHOLT.
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i., J. LUNS.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
J. G. SUURHOFF.
Uitgegeven de vierde September 1953.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal;
Bijl. Hand. II 52/53, 2988; Hand. II 52/53, bladz. 3727; Bijl. Hand. I 52/53, 2988; Hand. I 52/53, bladz. 3433.
437
WET van 7 Augustus 1953, houdende wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden.
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de noodzakelijkheid is gebleken wijziging aan te brengen in de Wet op de Ondernemingsraden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
In artikel 2, sub 2, van de Wet op de Ondernemingsraden wordt in de tweede volzin in plaats van „drie jaren” gelezen: „vier jaren”.
Artikel II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, autoriteiten, Colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 7 Augustus 1953.
JULIANA.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken,
A. A. VAN RHIJN.
De Minister van Economische Zaken a.i., A. C. DE BRU1JN.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie,
A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening a.i.,
C. STAF.
De Minister van Financiën,
VAN DE KIEFT.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
J. ALGERA.
Uitgegeven de vierde September 1953.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal: Bijl. Hand. II 52/53, 3015; Hand. II 52/53, bladz. 3745—3751; Bijl. Hand. I 52/53, 3015; Hand. I 52/53, bladz. 3454—3458.