4. De kettingen mogen vóór de beproeving noch geschilderd, noch geolied, noch met enig ander smeersel bedekt zijn.
5. Elk kettingeind van ongeveer 15 vadem of korter wordt, zodra het blijkt voldaan te hebben aan de voorschriften, op beide eindschalmen en op alle sluitings, eindharpen en wartels door of ten overstaan van de met de keuring belaste ambtenaar met het slagmerkteken van de Scheepvaartinspectie duidelijk gemerkt. Is het kettingeind langer dan ongeveer 15 vadem, dan wordt bovendien ongeveer om de 8 meter een van de gewone schalmen op deze wijze gemerkt.
Artikel 14
Beproeving van ankerkettingen 1. Alle kettingeinden, ook voorloopkettingen, behorende tot het ankergerei van een schip, moeten worden beproefd. Hiertoe worden alle schalmen, wartels, sluitings en eindharpen, welke tot zulk een eind behoren, alsmede de bij de ketting eventueel behorende reservesluitings en harpen, onderworpen aan een rekproef, zoals in tabel II voor de verschillende zwaarten van ketting is voorgeschreven. Enigszins belangrijke vormveranderingen, breuken of andere uitwendige tekenen van beschadiging mogen zich daarbij niet voordoen. Indien zulks het geval mocht zijn, wordt het betrokken eind ketting of reservedeel afgekeurd. Artikel 2 is hier eveneens van toepassing.
2. Voordat tot deze rekproef wordt overgegaan, kunnen door de keuringsambtenaar, overal waar deze zulks wenselijk acht, drie opvolgende gewone schalmen uit een kettingeind voor een proef met verhoogde belasting, de zogenaamde breekproef, worden aangewezen. Echter wordt nimmer uit elke 15 vadem meer dan één eerste breekproef aangewezen, terwijl het in de regel ook niet nodig zal zijn in elk kettingeind zulk een breekproef aan te wijzen. Bij deze breekproef mogen de schalmen niet breken beneden of bij een belasting als in de in het eerste lid bedoelde tabel is aangegeven voor elke zwaarte van ketting. Breekt één van de drie schalmen voordat de belasting overschreden is, dan moet een tweede serie van drie opvolgende schalmen uit hetzelfde eind worden onderworpen aan dezelfde proef. Treedt er dan nogmaals een breuk op, dan wordt het betrokken kettingeind afgekeurd.
3. Na afloop van de breekproef worden de drie hoogbelaste schalmen uit het kettingeind verwijderd en de ketting weder tot een geheel gemaakt, door één of drie nieuwe schalmen tussen beide gedeelten te brengen. Daarna kan tot de in het eerste lid van dit artikel genoemde rekproef worden overgegaan.
4. Na afloop van de rekproef wordt elk kettingeind grondig nagezien om vast te stellen of de lassen in orde zijn, de verschillende delen de vereiste vorm en de vereiste afmetingen hebben en gebreken afwezig zijn. Bij het voorkomen van gebreken, moeten deze worden hersteld en het kettingeind daarna opnieuw aan de rekproef worden onderworpen.