volgens het bepaalde in artikel 115 gesloten dan wel aangebracht moeten zijn;
(ƒ) aan boord van passagiersschepen, van alle oefeningen met en alle inspecties van waterdichte deuren, patrijspoorten, kleppen en afsluiters, als voorgeschreven in artikel 116, en van de daarbij te voorschijn gekomen gebreken;
(g) aan boord van passagiersschepen, indien gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 99 zijn geladen, van al hetgeen bij het laden voor zover dit in een haven buiten Nederland of de Nederlandse Antillen gelegen is geschied en overigens al hetgeen gedurende de teis is gedaan om ongevallen als gevolg van de aanwezigheid van deze stoffen te voorkomen;
C h) aan boord van schepen, bij vervoer van een deklast hout, van de hoogte van de deklast en van de peilingen van de ballasttanks bij het begin van en gedurende de reis;
(i) aan boord van schepen, voorzien van een radiotelegraaf- of radiotelefooninstailatie, dagelijks van de staat, waarin zich de noodkrachtbron bevindt;
(i) aan boord van alle schepen in voorkomende gevallen van de redenen waarom hij, na het waarnemen van een noodsein, heeft nagelaten de in nood verkerende personen te hulp te komen;
(k) aan boord van schepen, voorzien van een auto-alarmtoestel van de dagelijkse beproeving daarvan;
(/) aan boord van schepen voorzien van electrische noodverlichting, van de beproeving daarvan;
(m) aan boord van schepen voorzien van koolzuur als brandblussend middel van de periodieke weging der koolzuurcylinders;
. (n) van het onderzoek en de beproeving van de hulpstuurinrichhng.
2. De kapitein is verplicht zorg te dragen, dat door de wachtdoende stuurman en de wachtdoende machinist nauwkeurig schriftehjk alles wat nodig is voor een goede invulling van het scheepsdagboek, onderscheidenlijk het machinedagboek, wordt bijgehouden.
3. De kapitein is verplicht de laatste data van periodieke inspectles , appèls en oefeningen en die van het te water brengen van boten, alsmede die van de periodieke weging der koolzuurcylinders en die van he beproeving van de hulpstuurinrichting bij het in gebruik nemen van ee n nieuw dagboek uit het vorige dagboek te doen overnemen.
4. De kapitein is verplicht binnen drie dagen na binnenkomst van h e t schip in een Nederlandse haven of de haven van Willemstad ICuragao) en in ieder geval vóór het vertrek het scheepsdagboek aan bet Districtshoofd van de Scheepvaartinspectie, waarin het schip zich bevindt, of aan de door deze aan te wijzen ambtenaar ter inzage te 2e nden.
Indien het Districtshoofd daartoe het verzoek doet, moeten het Machinedagboek en het radiodagboek mede ter inzage worden geS ev en. Blijft het schip langer dan één jaar buiten Nederland of de