Artikel 127

Alarm-, nooden spoedseinen 1. De kapitein is verplicht zorg te dragen, dat ten aanzien van alarm-, nood- en spoedseinen de volgende regelen in acht worden genomen:

(a) slechts hij is bevoegd bevel te geven tot het gebruik van de in dit artikel genoemde seinen;

(b) het alarm- en het noodsein mogen slechts worden gebruikt, indien het schip in ernstig en ogenblikkelijk dreigend gevaar verkeert en onmiddellijk hulp nodig heeft;

(c) het spoedsein mag slechts worden gebruikt, indien het schip een zeer dringend bericht heeft over te brengen betreffende de veiligheid van het schip of van enig persoon aan boord of in zicht daarvan;

(d) het alarmsein en de radiotelegrafische en radiotelefonische nood- en spoedseinen worden gegeven op de wijze als voorgeschreven in het van kracht zijnde internationaal Radio-Reglement;

(e) de hierboven genoemde seinen worden geannuleerd op de wijze als aangegeven in het onder (d) genoemde Radio-Reglement;

(ƒ) het gebruik van een noodsein anders dan om aan te geven, dat een schip in nood verkeert evenals het gebruik van enig sein, dat met een noodsein kan worden verward, is verboden;

(g) geen enkele bepaling van het onder (d) genoemde Radio-Reglement kan een beletsel zijn, dat een in nood verkerend schip van alle middelen, waarover het beschikt, gebruik maakt om de aandacht te trekken, zijn plaats bekend te maken en hulp te verkrijgen.

2. De kapitein van een zich op zee bevindend schip, die onverschillig uit welke bron een sein ontvangt, dat aangeeft, dat een schip, een vliegtuig of daartoe behorende sloepen of vlotten in nood verkeren, is verplicht met de meeste spoed de in nood verkerende per* sonen te hulp te komen en hun daarvan zo mogelijk te verwittigen. Hij is van deze verplichtingen ontheven, indien hij daartoe niet in staat is, of, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, hulpverlening niet redelijk of onnodig acht, dan wel, volgens het bepaalde in de leden 4 en 5, van hulpverlening is vrijgesteld.

3. De kapitein van een in nood verkerend schip heeft het recht om, na de kapiteins van de schepen, die zijn oproep om hulp hebben beantwoord voor zover dit mogelijk is te hebben geraadpleegd, één of meer dezer schepen, welke hij het meest geschikt acht om hulp te verlenen, daartoe op te vorderen.

De kapitein van elk opgevorderd schip is verplicht aan de opvordering te voldoen door zich met de grootst mogelijke snelheid ter hulpverlening naar de in nood verkerende personen te begeven.

4. De kapitein is ontheven van de verplichting, hem in lid 2 opgelegd, zodra hij verneemt, dat één of meer schepen, andere dan het zijne, opgevorderd zijn en aan de opvordering gevolg geven.