nomen in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948, en van door het Rijk gesubsidieerde hogere burgerscholen met 3-jarige cursus, handelsdag- en handelsavondscholen;

4°. hen, op wie de Salarisbesluiten L.N.O. en M.N.O. (Koninklijke besluiten van 30 November 1948, Staatsbladen Nos. I 518 en I 517) van toepassing zijn;

5°. controleurs van leerlingstelsels, voor wie de bezoldiging is geregeld bij beschikking van Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 4 Februari 1949, No. 5721, Afdeling N.O. III;

6°. de ambtenaren van het Korps Rijkspolitie en van de gemeentepolitie, die zijn aangesteld in een rang, vermeld in artikel 2 van het Rangenbesluit Politiepersoneel;

7°. het Rijkspersoneel, bezoldigd volgens het Bezoldigingsreglement Brandweer 1949;

8°. de leerling-verplegenden, bezoldigd volgens of beloond overeenkomstig het Koninklijk besluit van 15 September 1951 (Staatsblad No. 423);

9°. de militairen der zeemacht, met uitzondering van hen, die zakgeld genieten;

allen mits zij op de hierna te noemen datum 23 jaar of ouder zijn, dan wel op die datum, jonger zijnde, gehuwd of kostwinners zijn, met uitzondering van:

a. hen, die van Rijkswege normaliter de volle kost dan wel de volle kost en inwoning genieten; b. de burgerlijke belanghebbenden, die op het in artikel 2, eerste lid, bedoelde tijdstip in militaire dienst zijn;

c. hen, die een nevenbetrekking vervullen, tenzij meer dan één nevenbetrekking wordt bekleed, in de vervulling waarvan de belanghebbende een volledige dagtaak vindt.

Alsdan wordt de uitkering verleend in de betrekking, waaraan het hoogste maximum-salaris of het hoogste maximum-loon is verbonden.

Onze Minister van Oorlog is bevoegd, onder nader door hem te stellen regelen, aan militairen der Koninklijke landmacht een uitkering te verlenen, overeenkomende met die, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2.

1. Aan de belanghebbenden ingevolge artikel 1 wordt een uitkering ineens toegekend indien zij aanspraak op salaris, loon of ziekengeld hebben over:

a. de eerste dag van de loonweek, waarin 3 December 1951 valt, voorzover de salaris- of loonbetaling per week geschiedt;