2. De werkgever, arbeider of voogdijraad, die een beroep insteit na de hiervoor bepaalde termijn, wordt niet op grond daarvan nietontvankelijk verklaard, indien ten genoegen van de rechter in beroep wordt aangetoond dat het beroep is ingesteld binnen een maand na de dag waarop de desbetreffende werkgever, werknemer of voogdijraad van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, redelijkerwijze heeft kunnen kennisdragen.

3. Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking ten aanzien van de oorspronkelijke beslissing.

Artikel 40

1. Het beroep van een werkgever of arbeider wordt ingesteld bij de Raad van Beroep binnen wiens ressort degene, die het beroep instelt, zijn woonplaats heeft of, indien degene, die het beroep instelt, zijn woonplaats niet binnen het Rijk heeft, bij de Raad van Beroep te Amsterdam. Het beroep van een voogdijraad wordt ingesteld bij de Raad van Beroep binnen wiens ressort de arbeider, in wiens plaats dat beroep wordt ingesteld, zijn woonplaats heeft.

2. Wordt door twee of meer personen bij verschillende Raden van Beroep tegen dezelfde beslissing beroep ingesteld, dan geeft de bedrijfsvereniging daarvan kennis aan de Raden van Beroep, bij welke beroep is ingesteld. De beroepen, welke binnen de voorgeschreven termijn zijn ingesteld, worden geacht te zijn ingesteld bij de Raad van Beroep, bij wie het eerste een klaagschrift is ontvangen, of, is bij verschillende Raden van Beroep op dezelfde dag een klaagschrift ontvangen, bij de Raad van Beroep, die het eerst is genoemd in artikel 1 van Ons besluit van 11 Juni 1917, Staatsblad no. 460, zoals dat besluit nader is gewijzigd.

Artikel 41

1. Van een uitspraak van een Raad van Beroep staat beroep open op de Centrale Raad van Beroep voor de partij, die bij die uitspraak geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld.

2. De bepalingen van de Beroepswet en van de ter uitvoering dier wet genomen besluiten zijn van toepassing, met inachtneming van die wijzigingen, die de aard van het onderwerp vordert.

DERDE AFDELING

Van de uitkering van kinderbijslag voor het onderhoud van natuurlijke kinderen

Artikel 42

Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende uitkering van kinderbijslag aan hier te lande wonende arbeiders voor het onderhoud van hun natuurlijke kinderen, zulks op de voet van de uitkeringen dezer wet en op de wijze van uitvoering daarin gegeven, alsmede ten laste van de in deze wet bedoelde fondsen.