Een Avond van Weelde.

Ze tuurden beiden door het open-geschoven raam der luchtige veranda...

Buiten, over de bont-ovalende bloemenperkjes, druilde het bruin-guldige schemerlicht van den geruischloos-neerdoezelenden avond.

’t Geluchte huifde over de massieve huizenruggen als een gefestoende triomfboog, bestrikt en bewimpeld met wapperende roode èn blauwe èn malve reepels. Maar in de diepte, waar de zon als een gewond hart bloedde, was de hemel strak en effen, wit-blakerend van de opgeslurpte hitte, soms even bevlekt met een voorbij-zeilende wolk als een wijde, warm-gestookte woestijn doorkruist met eendelijke karavanen... |

De wind aaide langsheen het smaragd-groene loover der vlierboompjes; streelde de ruischende blaren van den bloeienden appelaar, lullend als een groote wit-en-roze ruiker tegen den witgekalkten hofmuur, zwatelde een suizel-zacht vooisken in het afgeknot kegeldakje van het verlaten prieeltje; frazelde mysterieus in de donkere struiken, die grillige schaduwen schetsten op de streuvelige vacht van het grasplein, en kwam speelsch-stoeiend wabberen en wuiven om hun droomend aangezicht. |

Ze lieten hem spoelen bij volle teugen in hun longen, en snoven er de bedwelmende parfumerie’s van op, lange en deugdelijk... De scherp-rokige kruiden en zwoele uitwasemingen van orchideeën en stokrozen vulden de zaluwe lucht met heerlijke geuren, waarvan ze de roezige weelde voelden bevangen hun rillende lijf. Als een intensgevoelen van wulpsch genot doorsidderde ieder vezeltje, en scheen als een fluide langs de poriën van hun gloeiend vel te ontglippen.

Haar beeldig madona-kopje, behelmd met een ebben-zwarte