N^-lied.
Dit wós mijn leven en mijn lied t een oud verhaal van wondren klank,
zoo weemoedsstil als vaag verdriet en als een bede bevend-bang...
Het was het teedre zang-gerucht, dat weent in trage harpgetril,
heel zacht door milde avondlucht en sterft...., en weer herleven wil
Was het de asemfijne geur die drijft langs kelken diafaan,
en zoet verwelkt als ’t droef getreur van bloemen, half-vergaan?...
Dat was mijn liefde en mijn lach : een stille sprook vol vreemd gepeins,
die door ’t vervalen van den dag verneuriet als een oude wijs...