De Zuid-Willemsvaart

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    Minister Bolkestein over onderwijsvernieuwing. Streven naar verbetering der lichamelijke opvoeding is een eerste plicht !

    onderwijs behoort bepaald door de persoonlijke eischen van den leerling. Lichaamsoefening grondslag van alle ander onderwijs. VAN ONDERWIJZERS EN LEERAREN HANGT TENSLOTTE ALLES AF. In de te Utrecht gehouden vergadering van den Vrijzinnig Democratischen Bond heeft de minister van Onderwijs, K. en W., de heer G. Bolkestein, Zondagochtend een rede gehouden, over „onderwijsvernieuwing".

    Het volgende is er aan ontleend: In den roep om onderwijsvernieuwing eag spr. een beweging van wijde strekking. Deze heeft den steun van het geheele onderwijs noodig; niet van een deel daarvan, noch van een gescheiden streven. Noodig is daarvoor, dat men het openbaar onderwijs niet langer zie als een „overkoepeling" van de verschillende richtingen, maar-als een eigen richting naast de prot.-christelijke en de roomsch-katholieke, met wie een leven als gelijkgerechtigden en gelijkbegunstigden noodig en mogelijk is. Die eigen richting der openbare school zie ik als een christelijk-humanistische; dat zij „overheidsschool" is, Is daarbij iéts secondairs. Onder onderwijsvernieuwing verstond spr. niet anders dan een practische onderwijshervorming, begrepen als een langzaam voortgaand proces, waarhij echter nu en dan een forsche stoot noodig is; een hervorming, waarbij ook nieuwe elementen worden ingebracht, die het inzicht van heden ons aanwijst. Uit de venscheidenheid, die het psychologisch onderzoek vaststelt, vloeit onmiddel< 'Jk één eisch voor het onderwijs voort: een • zoo ver als mogelijk is gaande individualisatie.

    Wie dit, als ik, inziet betreurt het diep, at de grenzen van dit mogelijke allereerst epaald moeten worden door financieele overwegingen. . WassikaJe systeem is reeds op zichin , al thans op menig punt, met deze waT, ualisatie in strijd; hoeveel te meer, kla eer s P rake is van groote, tè groote p]irQ Sen ' In deze omstandigheden verdient inrii R ogin S steun en toejuiching, die het wli h ele van den leerling naar voren van vw ^ omen - Vandaar dat de methoden om ri u Dalton- en Montessori-onderwijs, Hg. e ° e ginselen, die er aan ten grondslag man ° nze vo ^ e aandacht verdienen; vidni ? elke an dere poging om een indialthn behandeling van den leerling 0nH f" ns . te benaderen. Voor het gewone het , W1 l S va ^ in dit opzicht heel wat van zwaw • ngewone onderwijs — dat aan on rin-? m -? en — te leeren. Daardoor spreekt ondpri •? e w W ze ' h° e de opleiding van die en 1 eeraren er één moet zijn, jon^ enkt is van d e studie van den ondern .. m ? nsch - Te veel wordt nog het schnipn 1;|IS u n eeni S vak > OPhoogere en lager? groeido' paald d °or een zelfstandig getiek vo gevormde methodiek en didaceerstp * vak- Het behoort echter in df Per-sn^rvi M gepaald te worden door de Waar do - eischen van den leerling, en moet ipv 6 m noodz akelijk klasse verband Van ru, i\ ook door de doorsnee-eischen geldt rto klas se-leeftijd. In sterke mate wij s • ik- 26 °P" lerk ing het voortgezet onderüidaWioi, ^ studie der methodiek en eerst in v, mi ddelbare school dan ook St in haa r beginstadium.. Het verschil tusschen jongens- en m eisjesonderwijs. Toen ik zoo juist uitsprak, dat in de vei

    scheidenheid der individuen toch ook groepen kunnen opgemerkt worden, dacht ik allereerst aan de meest voor de hand liggende groepsverdeeling, die in mannelijke en vrouwelijke leerlingen. Onderwijsvernieuwing heeft zich wel in bijzondere mate bezig te houden met de vraag naar het verschil tusschen jongens- en meisjesonderwijs. Gelijkwaardigheid behoeft geen gelijkheid te zijn. Vandaar dat het meisjesonderwijs en de vraag, in hoeverre en waarin het van dat der jongens moet verschillen, een onderwijsvraagstuk is van den eersten rang; minder misschien nog voor het lager, dan'voor het middelbaar en ook hooger onderwijs. Bij het middelbaar onderwijs vindt de afzonderlijke school voor meisjes in de laatste jaren toenemende belangstelling. Voor vele meisjes, die nu onze gymnasia en hoogere burgerscholen tot eigen en anderer schade onveilig maken, is een haar beter passende plaats te vinden op een afzonderlijke school voor meisjes, waar het onderwijs beter kan rekening houden met het op het concrete aangelegde meisjesintellect en met speciale vrouwelijke gemoedseigenschappen. Het nijverheidsonderwijs met zijn in de meeste gevallen begrijpelijke gescheidenheid der sexen kan een grondslag voor verdere consequenties vormen: waarom zou een physieke en maatschappelijke gescheidenheid gelding hebben en de psychische niet? De overlading. De minister besprak in het verder verloop van zijn rede de klacht der overlading, die zooveel takken van onderwijs treft, een overlading, die meer nadruk legt op het bezit van parate kennis dan wel op de ontwikkeling van inzicht. Grondslag van deze fout ligt in de opvatting, dat de school zooveel mogelijk aan kennis moet bijbrengen, alles wat de leerling in het leven zou kunnen noodig hebben. Ongetwijfeld spruit dit voort uit een te waardeeren zorg voor het toekomstig bestaan van den leerling, maar zij heeft een ongewild gevolg: een bijbrengen van allerlei misbare kennis en een te weinig letten op de verruiming van inzicht. Men moet aan de practische school van het leven ook wat, en veel, durven overlaten. Wanneer men ons voorhoudt — en bewijzen er van bijbrengt — dat de leerlingen bij het verlaten der lagere school niet voldoen aan eenvoudige eischen op het gebied van rekenen en Nederlandsche taal (en bij dit laatste denk ik werkelijk niet aan de epineuse punten der spelling) dan zie ik daarin een roep om daarin verbetering te brengen door de aandacht daarvan op de school niet af te houden door allerlei andere wetenswaardigheden. Deze leerstofbeperking geldt ook de uitgebreid lagere ■en de middelbare school; op deze laatste alleen te bereiken èn door het verkleinen van het aantal vakken èn door inkrimping van de leerstof van ieder vak. Wie zich daartoe opmaakt, raakt aan menig heilig huisje; hij kan dit slechts ondernemen, wanneer hij het besef heeft, de wezenlijke belangen van de leerlingen daarmede te diénen. De leerlingen — èn van lagere èn van middelbare school en verder — niet te overladen met een te groote hoeveelheid losse feitenkennis, die tot oppervlakkigheid moet leiden, maar hen tot de grondslagen en de hoofdzaken te bepalen, waardoor hun inzicht gevormd wordt, acht ik ook één der middelen, waardoor de school kan bijdragen tot de vorming van zijn karakter.

    Lichamelijke opvoeding een taak van de school. In lichamelijke opvoeding, door lichaamsoefening verkregen, schiet de school nog zeer tekort. Hierin naar verbetering te streven, is een eerste plicht. Ik acht het gevaarlijk hiervoor het particulier initiatief aan te wijzen. In de tegenwoordige omstandigheden is onuitvoerbaar de lichamelijke opvoeding tot een afzonderlijke tak van staatszorg te willen maken. En haar aan onze „defensie" te verbinden zou een groote eenzijdigheid in de lichamelijke opvoeding brengen, nog daargelaten dat de vrouwelijke jeugd, die deze opvoeding evenzeer noodig heeft, er dan geheel zou buiten vallen. Door de historische ontwikkeling van mderwijs en maatschappij kan er van de 'ehaamsoefening alleen maar iets voor ".en terecht komen door haar verbinding c-t de school. Deze lichaamsoefening is, voor zoover | 7ij den gezonden mensch wil dienen, juist I grondslag van alle onderwijs. Geen -chooldag zonder een flinken tijd aan dit ieel der opvoeding gegeven! Afzonderlijk wijs ik nog op het belang iervan voor de vrouwelijke jeugd van 'ken leeftijd. Er zijn hier nog groote cunes. Bij het hooger onderwijs is men

    er nog in 't geheel niet aan toe; bij het nijverheidsonderwijs zijn nog slechts schuchtere proefnemingen. Maar ook het overige onderwijs vraagt om versterking aan dezen kant. Wie deze lichamelijke opvoeding moet leiden, laat ik hier buiten beschouwing. Maar ook hier dreigen de financiën. Het aesthetische in het onderwijs. Een algemeene onderwijs-vernieuwing behoort op de „gewone" lagere en middelbare scholen belangstelling voor het schoone in de natuur en in de kunst in haar vele verschijningsvormen te wekken en levendig te houden. Noodig is ook hier, dat bij de opleiding van onderwijzers en leeraren wordt begonnen. Er is op dit gebied reeds veel verbetering vergeleken bij den toestand, zeg vóór 25 jaar, vast te stellen. Maar allerminst is de tegenwoordige toestand nog bevredigend. Het is een klacht ook tegenover het onderwijs, vooral het voortgezet onderwijs, dat de Nederlandsche kunst en kunstenaar in zulke moeilijke omstandigheden verkeert. Tot schade van deze zelf, maar ook van de kinderen van ons volk. De toekomst. Naar het onderhoud uit de publieke kassen moge in de toekomst iedere school beschikken over eemge particuliere middelen, om in de behoeften of in de wenschen van eigen inzicht te voldoen. Ik weet heel goed, dat deze gedachte nog moet igroeien om eenig resultaat te kunnen opleveren, maar ik zie in deze, zij het bescheiden individualiseering van iedere

    school, een middel ter verbetering van haar onderwijs. Met één opmerking wil ik eindigen. Alle gepraat over onderwijsvernieuwing, en elke poging daartoe, loopt dood, wanneer zij niet wordt opgevangen door in de school werkende onderwijzers of leeraren, van hen hangt ten slotte alles af. Ik doe een beroep op hen, aldus de minister, om acht te geven op alles wat een snel veranderende tijd ten bate van het onderwijs van hen vraagt. Ik ben te zeer met hun werk vertrouwd geraakt, om in dezen niet vol goeden moed te zijn

    G. BOLKESTEIN.