Amice, Het doei me genoegen dat de mannen, die over het wel en wee van ons volk waken, met zoo groote manmoedigheid zijn opgetreden tegenover de gokkerijtjes op de Oambir-kermis. Niet alleen is de Passer Gambir een kermis der ijdelheid, waar Satan rondwaart in zweef- en draaimolen, in wajangen bierlent — maar er wordt ook zwaar gedobbeld. Gedobbeld voor 2'l3 cent en yoor 10 cent, met als inzet 'n wekker, •n badjoe-kous of 'n houten dinsigheidje. Ge kondt avond aan avond onze bruine broeders —en o, schande, óók Europeanen — met van hartstocht vertrokken gezichten voor die holen der zonde zien geschaard. Avond aan avond gingen aldus kapitalen verloren, aan geld en aan moreel bezit..,, Dat heeft nu uit, dank zij het plichtsbesef van onze bestuurderen. , 3 Alleen bekruipt me zoo nu en dan een gevoel van medelijden met den goeverneur-generaal Idenburg, dien men op schaamtelooze wijze langs deze poelen der ongerechtigheid heeft geleid. Wanneer dit alles bekend wordt in Nederland, zal er een schreeuw van verontwaardiging opgaan onder het rechtzinnige deel van ons volk. En ik voorzie al interpellaties in de Tweede Kamer van onzen Staten-Generaal, waarin mannen als Van der Voort van Zijp, Rutgers en Scheurer rekenschap zullen vragen aan den minister van ko-! loniën: Wat hebt gij met onzen Iden-1 burg gedaan? Het is om te gruwen. ♦ • In de Soerabajasche bladen — Soerabaja-bladen heet 't meest in 't Engelsch- Hollandsch van onze Indië-persorganen — las ik dat het cirkus van den heer Fillis wederom te Soerabaja zijn tenten zou opslaan, zooals de term luidt. En zij —de bladen — prijzen het bij voorraad. Of dit terecht geschiedt, weet ik niet uit eigen ervaring, 'k Ben weinig dol op de paardenspelen, welke meestentijds in Indië" zwerven. ■ Maar wèl weet ik dat de bekende vaderlandsche dichter Jacobus Bellamy zaliger reeds in het midden van dè !8e eeuw êêil klinkdicht aan Fillis'cirkus heeft gewijd. Het gedicht schoot me bij het lezen van bovenbedoeld Soerabaja-bericht plots in de herinnering. De dichter had blijkbaar pas een voorstelling in het Fillis-cirkus bijgewoond en zwijmeidronken van het cirkus-genot barstte hij los: Vanneer mijn ziel bedroefd, zelfs b% heur waardste vrinden, Vergeefs naar vreugde zoekt, die 't hartenleed verzacht, En geen vermaak gevoelt, aischoon de vriendschap lacht, En 't minzaam onderhoud door scherts poogt aan te binden; Wanneer In zulk een tijd de zorgen haar verslinden, En zij heur grootste vreugd, de Dichtkunst zelfs veracht; Met angst den nacht verbeidt,—den morgen weer verwacht, Het blijde daglicht ziet, maar geene rust kan vinden:
Wanneer In zulk een vlaag van nare angstval- Mil ligheid mln treurig oog een vloed van zilte tranen pn .. schreit, CI> ik van rondom met droefheid zie oraur geven: wanneer In zulk een stond van kwelling en Mn verdriet "W nel geen scheemring zelfs van troost of n blijdschap ziet, u« doet ge o Fillis! mrj met éénen lonk herleven. Wanneer kolonel Frank Fillis dit poëem eens aanwendde als reklame voor z'n paardenspel Z'n tent zou avond op avond volstroomen. * * De vorige week publiceerde ik eenige : oplossingen van een Reuter-telegram, waarvan het slot niet bizonder duidelijk was. Hier volgt er nóg een. Ze is van de Stralts Times: A tribute to Generai's Botha's brilliant lleute nar.ts is paid, especially to Oenüral S m u t s, bracketing the two soldier statesmen. Het woordje south bleek.dus niets anders dan Smuts te zijn.... Simple comme bonjour! * • * Een familie hier ter stede had 'n baboe die wèl en een hondje dat n i e t van zich afbijten kon. Want het hondje was, o hondenjammer, gemuilkorfd. Toch meende de baboe op een goeien dag dat zij van het hondje gebeten was — in den letterlijken zin, wel te verstaan. Mevrouw sprak 't tegen, doch de baboe stond op haar stuk en zeide dat Fanny dol was. En ze liep naar de politie. Waar de hooge hondenbelasting nog niet is ingevoerd, blijven gevallen van hondsdolheid nog altijd mogelijk.... De politie kwam dus in allerijl en aanschouwde het gemuilkorfde hondje. . — Dat lieve dier dol, zei de oppas, maar dat is bijna niet mogelijk. — Nee, zei mevrouw, dat vind ik ook. Maar de hond moest toch even aanschouwd worden door een deskundige, meende de oppas. En de Pasteur-autoriteit verscheen. De conclusie luidde: Fanny is niet dol. En Fanny behoefde niet naar .Pasteur". Nu zou je meenen dat de zaak gezond was? Zóó denken wij in Indië er juist niet ;over. i J Twee dagen later krijgt de mevrouw van de baboe, die wèl, en van 't hondje dat niet van zich afbijten kon, een telefoontje van de politie. De complimenten en as-dat mevrouw de dolle hond uit «Pasteur" kon laten terughalen. — Wat? zegt mevrouw. Maar ik heb geen hond in „Pasteur". —En 't is tóch zoo, mevrouw. We hebben hem er voor eenige dagen op klacht van uw baboe zelf laten heenbrengen. — Fanny is niet naar „Pasteur" geweest. — Maar van wie is die hond dan, klinkt het veraltereerd terug. — Dat kan mij niets' schelen, is het onparlementaire antwoord. En de telefoon rinkelt op de haak.... Onze politie is toch wèl sekuur, zoo nu en dan, daar gaat niets van af. •% Te Soerabaja is een nieuwe „postduivenvereeniging" opgericht. Dat wil zeggen: een vereeniging van postduiven-houders. Hel „vereenigt u" is nog niet gesproken voor de postduiven. Nu raad je nooit ofte nimmer welken naam deze nieuwe vereeniging heeft uitgezocht. Zij heet: „Eerlijk moet niemand vreezen",... Ik vermoed dat de vereeniging al dadelijk met een drukfout begonnen is en dat haar naam eigenlijk luidt: „Eerlijk moet niemand wezen". Gegeven het onaanvechtbare van dezen stelregel — dan ben ik er nóg niet achter, waarom de eerlijkheid juist bij postduiven-houders zoo in het gedrang moet komen. Ik had liever een naam gekozen als deze: „Wij zien ze vliegen", „Al is de postduif nog zoo snel, de eigenaar achterhaalt haar wel", „Wij hebben het nakijken", enz. De keuze van den eigendommelijken naun zal wel nauw verband houden met de samenstelling van het bestuur. Ik ontdekte daarin nl- niet minder dan twee heeren die V r o 1 ij k heeten.... / •
Men beweert wel eens dat de winkeliers in Indië niet beleefd zijn. Als ik me goed herinner heeft een ijverig collega daarover eens drie kolom geschreven. Gelooft het niet, menschen. Een onzer lezers liet acht weken geleden— twee maanden slechts—een horloge ter reparatie wegbrengen. Hij hoorde er niets van, stuurde driemalen z'n dienstknecht en kreeg driemalen ten bescheid „belom klar". Toen hij bijna barstte van verlangen naar zijn klokje, schreef-ie een iet of wat „dringende" soerat om het horloge terug te geven, al of niet klaar. H:t horloge kwam mitsgaders volgend kattebelletje: Beleefd maak ik u er attent op, dat u reeds herhaaldelijk is opgegeven, dat het horloge niet gemaakt kan wo'den e.i wij ook niet verplicht zijn, uw horloge te doen bezorgen. Waarom u zich nu kwaad maakt is mij een raadsel. w. g. Steuerwald. De heer Steuerwald had gelijk: hij heeft zich met de zenuwachtige gejaagdhedens van klanten niet op te houden. Te drommel — de wereld kan het beter zonder klanten dan zonder horloge-makers stellen, Zóó doet men in Rusland zaken : 'n Zigeuner heeft op de markt een paard verkocht aan een Jood. Een journalist, die van verre getuige van den handel is geweest, is benieuwd — ook Russische journalisten zijn nieuwsgierig — hoe ze dat samen hebben klaargespeeld en vraagt den Zigeuner hoeveel-ie wel voor het paard gekregen heeft. De man laat hem glunderend 'n biljetje van honderd gulden (ook al Russisch) zien. — Is dat niet wat erg weinig? — Het paard was heelemaal kreupel, m'nheer. Onze Russische collega gaat thans den Jood opzoeken: „Qeef jij. 100 gulden voor 'n kreupel paard?" — Kreupel? Het paard is zoo gezond als u of ik. Ik heb gezien dat't verkeerd beslagen is en daardoor hinkte het. De onderzoeker toog weer naar den Zigeuner en deelde het gehoorde mede. De nomadenzoon knipte met z'n vingers en zei: „Het beest is zoö kreupel als een stoel op twee pooten. Ik heb het met opzet verkeerd beslagen. Dan was het net of de kreupelheid daardoor kwam". Toen de zoon van Mozes dit een oogenblik later vernam, was hij wel even uit het veld geslagen. Maar spoedig monterde hij weer op: — Nou, wat geeft 't — het bankbiljet dat ik gaf was tóch valschl * * HetN.I.O.G zond dezer dagen een communiqué aan de bladen, waarin de uitslag van de stemming voor 4 hoofdbestuurs-leden stond vermeld. 't Eigenaardige deed zich nu voor dat achter elke vacature stond getikt: Geboren die en die. Gelukkiglijk is deze wat zonderlinge vergissing terechtertijd bemerkt, zoodat door het woord een dikke streep kon worden getrokken en het vervangen werd door het woord: Gekozen. Anders hadden we waarlijk aan een herboren-worden van de heer en Harkink c.s. moeten gaan gelooven. Tiszoo.