Wg hebben indertijd medegedeeld wat de heer Niermeger, in de vergadering van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap van 29 April 1899, als sjjn oordeel gaf over de algemeene kennis der land- en volkenkunde van Nederlandsen Indié. «Wie vreten wil," 100 sprak hg —op welk anti diluviaansch peil het onderwgi in aardrijkskunde aan de militaire academie staat, hg bladere in het daar gebruikelijke leerboek der lacd«i volkenkunde, dat in staat ia eiken lust tot onderzoek In deie vakken volslagen te vernietigen." Wg haalden deze woorden met instemming aan, omdat s'j ons vet sterkten ia ons, door verschillende feiten ge staafd oordeel dat aan het bedoelde leerboek (van Oe Hollander, faerilcn door Van Eek) vela, haait onvergeeflijke fouten kleefden. Toch moeten wg thans erkennen dat de heer Nierxneger te ver ging in ign afkturkg, of althans in de gevolgtrekkingen die hij daaraan verbond. Hg verklaarde reeds zelf dat de bij hst topographitch bureau berustende mor.ographieën van en aantal landstrekan in India*, werden zg gepubliceerd, seen eereiuil souden vormen voor de officieren van den generales staf"... En das, dat aan het geographisch ocderwgs te Breda, boe gebrekkig dan ook, niet ten laste kon worden gelegd dat het den lust tot onderzoek voor goed vernietigd hal. Integendeel: juist de ervaring dat men iets niet weet, wekt soms op tot studie, opdat ren volgend geslacht beter ingelicht worde dan bet tegenwoordige... Dit heeft veel van een paradox, Hen sou aldus doorredeneerend tot da slotsom komen dat slecht onderwgs de voorkeur verdient! En dio gevolgtrekking tal wel niemand tot de sgr.e maken. Wg bedoelden dan ook slecht» dit: de ondervinding do«t sien dat ondanks een gebrekkig leerboek bij menigeen de lutt tot studie en ondertotk blijft bestaan, wanneer hg het nut, de tooisakelgkheid daarvan inziet. Dat de topographische dienst In Indié ioo voortreffelijk werk levert, moge dan in ge rlnge • mate te dunken sjjn aan de inrichting waar de meeste officieren van dien dientt hun aanvankelijke op leiding ontvingen, —de verdienste dier officieren is er te grooter om. Terloops willen wg', de lesing van den heer Niermeger verder nagaand, de opmerking maken dit hg' gelukkig veel te pessinilsthch is geweest toen hg de vrees uitsprak dat de kennis van de VVesterafdeiling van Borneo niet sou worden verrgkt door de reis van dr. Niewenhugs dwars door dat eiland.... Sedert is niet- alleen bet belangwekkend reisverhaal van dien koenen ondersoek r geheel gepubliceerd, maar verscheen ook het uittoerig • slag der tegelgkertgd ondernomen sGeolotiscba Verkenningstochten in Centraal Borneo" van professor dr. O. A. F. Holengraaff. Beide werken sgn schittereode bewgsen dat de apathie door genoemden spreker voorspeld, niet bestaat —en hij i»l ocgetwgfeld de eerste tqn om lich daarover oprecht ta verheugen. Onze kennis van de Westerafdeeling van Borneo wordt verder op hoogst belargrgke wgse verrgkt door de uitvoerige moßographie van den overste J. J. K. Ent boven, thans chef van den topograpbischen dienst in lnd'o die, vergissen wg ons niet, de topographische opnemingen In die residentie heeft bestsurd. Van die monographie verscheen onlange, als supplement bjj het Tijdtchrift tan htt Koninklijk NedtrlmMtch Aardrijkskundig Gtnootsehëp, het eerste stuk. Wie aich eenig oordeel wil vormen over uit werk kan, dunkt ons, niet beter doen dan herlezen wat een deskundige als de heer Niermeijer in de straks bedoelde rede telde:
>In orten archipel doet lich het merkwaardig verachgnsel voor dat vela streken tchier tonder overgangsatadium van den rang van terra iccognita of niet nel neer plotseling verbeven worden tot die van topograpbiieh nauwkeurig bekend trrrelD. Het merkwaardigst voorbeeld van de uitgestrektheid is daarbg leker «rel Borneo's Weiterafdeeling, voor enkele Jaren nog opgevuld net fantaitie- bergen, thani op voortrtffelgke wgse op gTOote «chaal in kaart gebracht..... Hebben wg du wel •en uitstekende kaart, [wjjl missen daarom d«s te pgnlijker een daarmede op geloken rang te stellen ne•ehrgving" " Ea verder vermeldende dat dergelgke beschrg'vlogen wel bestonden maar niet openbaar gemaakt waren, nerkte hg op dat de heer Enthoven ilch in dat opiicht een meester had getoond: . , •Indien ons genootschap eens beginnen kon met de door hem,opgestelde bet chrg* ving van Borneo's Westeraideellng aan het archlevenstot te onttrekken en in het licht te geven, dan soa het een daad verricht hebben nisschlen even gewichtig en vrg wat minder kostbaar dan menige ontdekkingsreis...." Het is ons onbekend of het aan den aldus gegeven vriendely ken wenk te danken is dat het Aardrgkskundig Genootschap tot het publlceeren van Knthovens »Bgdragen tot de Oeographle van Borneo's Wester< afdeeltog it overgegaan. Haar wel weten wjj dat bet daarmede een nnttlge daad heeft verrieht. Hier is du — mogen wij aeggen —de ïonraWiare commentaar bn de -oortrtffelgke kaart." die volgens de bewerker» van den nieuwen druk van Vetla's Java ontbrak en toen 100 noodlj/ was.
Althans voor een bslingrrjk deed der residentie. De titel ibjjJragen" drukt nut alt dat deie geheel «al besproken worden; het is mogelflk dat de schrgter lich tot bet Kapoewssgebied en dus da noordelijkste en zuidelijkste kustundsebappèn buiten behandeling laat. Wij tullen dit moeten afwachten en kunnen thans slechts Keggen: hoe meer hg geeft, hoe beter. liet eerste stuk dat thans voor ons ligt, behandelt de onderafdeelicg Boren- Kapoeas met het da*itoe behoorend landschap Boenoet: aldus het tot dusver meest onbekende deel des lands. In den vgfden druk van de Hollander*! Land- en Volkenkunde, welke in 1893 verscheen, werd nog geiegd dat dese onderafdeeling geleeen wasainden nog gedeeltelgk onbekenden uithask der Westerafdeellng, die door tal van onafhankelqke Paj*ketammen bewoond wordt." «Onmisbaar" mag men dergeijjke beschrijving wel noemen, in de eerste plaats voor de bestuursambtenaren, die geroepen worden om in die streken orde en rust te verzekeren, weivaart te bevorderen, ontwikkeling te brengen. In waarheid is daar nog alles te doen. Die onderafdeellng Boten Kapoewas. bjia too groot als g«heal Nederland, heeft een bevolking van niet meer dao 16,100 sielen; men kan dua haast spreken van een oabawormd land. En daarbjj koost dat de dajakscha bevolklog cedert vele jaren vermindert: door onderlinge oorlogen, dcor gebrek, door besmettelijke kiekten... Nu ons bestuur daar werkiaam begint op te treden, is er ten minste kans dat deze ooriaken gaandeweg verminderen en dat, ook door Immigratie de bevolking toeneemt. Wat de «onderlinge oorlogen" betreft, desa vonden veelal hun grond in het koppensnellen van sommige stammen dat natuurlyk aanleiding gaf tot leUverdedlgtns; en weerwraak. Het is in de laatste halve eeuw sterk afgekomen, ook door den stenn van ons bestuur dat de verdedigers steucde en de koppensnellers hielp bestrijden. Van een stam vernemen wjj dat hg, tot voor 25 jaar iiog nomaden, teer berucht en gevreesd, nagenoeg is uitgestorven, van e«n andere dat hg sich sedert 1890 tiet metr aan aanvallen waagt; Tan verscheidene dat zjj in de laatste tientallen jaren ilch geheel van het koppenscellen hebben onthouden en tot oase meest trouwe onderdanen kunnen gerekend wordsn. Maar er sgn nog stammen die in bedoeld opslcht nog geenssins te vertrouwen ign; en ds »iwervende" Dajaks die in de diepste wildernissen verblijf houden in kleine hutten van takksß, boomschors en bladeren, dat wel beschutting toeken in kleine berghslen of grotten" allerminst. Zg sijn nog hartstochtelijke koppensnellers, »de schrik van de gehsele onn gezag erkennende bevolking van het Boven Kapoewas gsbled;" het is duidelgk dat ig — vol* gene deu heer Eoihovea niBt meer dan 2LO geilncen sterk —of hun (wervend bsat&an sullen moeten laten varen of ten slotte ondergaan in den strjjd tegen de meer beschaafde elementen.
Het p,ebrek waaraan da Dajaks veelvuldig blootstaan, neemt af naarmate rust en orde toenemen, nianwo bronnen tan welraart geopend worden en de handel ilcr ontwikkelt.
Ü3 btvmeUelgke ziekten worden, eenigaiin» althaag, btstredjn zooii» ons btstasr itch voldoende kan doen gelden; pokkenepldimitëa o. a. sgn in geheel ludié zeldzaam geworden naarmate de vaccine veld won. En de immigratie neemt toe toodra de gevaren verdwijnen aan het verblgf in de diepe binnenlanden verbonden.
Hoe noodtakelgk het ia dat een earopeeich bedaar zich daar doet gelden, ia o. a. dnldelgk uit de beschrijving van het landrchap Boenoet, waar de vorst, «onder eeuige wettige inkomsten, alle macht mist om zich' te doen gelden, zoodat alle overtredingen ongestraft big ven. Een wel primitieve natuorstaat dasl Men ui ilch eenigermate kaneen voorstellen hoe het in dergelgk landen gaat soolang niet alle menschen wgs en welgestnd sgn, Wg hopen dat vele belangstellenden in indl-ehe toettanden het werk van den heer Enthoven zullen lesen. Zg sullen alt het reeds verscheuen gedeelte en seker niet mlndsr ait hetgeen nog volgea zal, kannen «Ouden hoe grootsch de taak is, die ook in de Werterafdtallng van Èorneo is weggelegd voor het nederlandsehe ge*>g dat,'hoe meer het zich daar kan laten gelden, sal bg dragen tot de ontwikkeling van het land en het gelak van sgn bewoners. En sg inlltn ongetwijfeld holde brengen aan het aardrgkskandig genootschap dat de middelen beschikbaar stelde om de met soo bgzondere xorg dow dtn ovante Enthovea verzamelde gegevens te brengen onder hun bereik. [Awut. ÜW.J