(Van onze verslaggever PietSwanenburg) Biologen van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN) in Den Hoorn op Texel hebben sterke aanwijzingen dat het in het Rijnwater aanwezige PCB (polychloorbiphenyl), een „weekmaker uit de plasticindustrie", een negatieve invloed heeft op de voortplanting en algemene gezondheidstoestand van de zeehonden in de Waddenzee. Een belangrijk deel van het Rijnwater komt via zeestromingen in de Waddenzee terecht en de hierin verblijvende zeehonden krijgen dan ook „uit de eerste hand" te maken met het giftige PCB.
• Archieffoto uit 1969; tien zeehonden op een zandplaat in de Waddenzee Foto: Aerophoto Eelde.
Geen aanwijzingen voor groter aantal zeehonden dan voorheen Rijnwater funest voor de Waddenzee. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
"Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
Hiermee verklaren de RIN-biologen de aanmerkelijke verschillen in zeehondenpopulatie in het Nederlandse Waddenzeegebied en de Duitse kustwateren bij Sleeswijk-Holstein. Ze doen dit wel met de nodige voorzichtigheid want het uitgebreide onderzoek naar de oorzaken van de achteruitgang van het aantal zeehonden in de Waddenzee is nog niet afgerond. In het water om en nabij de Noordfriese waddeneilanden in Sleeswijk- Holstein handhaven de zeehonden zich veel beter dan in de Waddenzee in ons land. Redenen hiervoor kunnen volgens de biologen zijn dat daar meer vrouwtjes zijn of dat er meer jongen per vrouwtje worden geboren of dat de sterfte onder de jonge zeehonden veel geringer is.
Voorzichtig. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
De onderzoekingen naar gezondheidstoestand en voortplanting van de „Nederlandse" zeehonden en ook naar het effect van de intensieve zorg om zieke zeehonden dusdanig op te peppen dat ze weer gezond in zee kun - nen worden teruggezet, gaan onverminderd verder. Het uitrusten met een zender van een zeehond om na te gaan waarheen de zeehonden in de wintermaanden trekken heeft niet veel resultaat opgeleverd. Gekampt wordt met een groot aantal technische problemen. Binnenkort evenwel zal de zenderproef op grote schaal opnieuw worden uitgevoerd. Tot nu toe is er erg weinig bekend over dit „trekgedrag" van zeehonden. De indruk bestaat dat verreweg het grootste deel van de zeehonden de wintertijd op de Noordzee doorbrengen. Gebleken is dat een klein deel in de Waddenzee achterblijft waar de dieren dan de diepere geulen opzoeken. In de afgelopen strenge winter zijn zeehonden waargenomen aan de grens van het toen aanwezige ijs in Noord- en Waddenzee. Het KIN spreekt berichten tegen dat de zandbank Engelse Hoek in de Waddenzee tussen Terschelling en Vlieland een nieuwe verblijfplaats is voor de zeehonden.
~In deze tijd van het jaar worden op deze bank altijd wel zeehonden waargenomen; in mei en juni verdwijnen de dieren daar. Ze zoeken dan rustiger zandplaten op want de Engelse Hoek is vanaf die tijd bepaald niet rustig meer. De zandbank ligt tamelijk dicht bij het strand en veel mensen trekken er met bootjes heen. Het is soms zelfs mogelijk om er vanaf het strand naar toe te lopen. De rust wordt trouwens ook verstoord door militaire schietoefeningen in dit deel van de Waddenzee," aldus een RlNbioloog. Ook Lenie 't Hart, de beheerster van het zeehondenopvangcentrum in Pieterburen gelooft niet in een nieuwe verblijfplaats van zeehonden op de Engelse Hoek. Evenmin veronderstelt ze een opmerkelijke trek van zeehonden naar deze zandbank. „Het is een niet zo erg bij het publiek bekende plaats voor zeehonden en dat zal wel de reden zijn voor de hier en daar opduikende verhalen," brengt ze naar voren. Hoewel het haar grote wens zou zijn neemt ze niet aan dat er momenteel een opleving is van de zeehondenstand in de Waddenzee door de waarneming van een behoorlijk grote groep zeehonden op de Engelse Hoek. Er is onlangs een telling geweest en hieruit kan nog niet worden afgeleid dat er na de wintertijd meer zeehonden dan in voorgaande jaren de Waddenzee intrekken. Dat aantal ligt tussen de 400 en 500 dieren. In het zeehondenopvangcentrum in Pieterburen heb ik daarvan zo'n 10 procent of, om precies te zijn, 49 zeehonden gehad. Het is deze zomer afwachten hoe het met de zeehondenstand in de Waddenzee zal gaan. Ik ben er nu extra benieuwd naar omdat ik aanneem dat een verbetering van de populatie nu toch wel eens een keer moet komen," aldus Lenie 't Hart. Ze wijst er in dit verband op dat ze al acht jaar lang bezig is met de verzorging van zieke zeehonden die na een gunstig verlopen genezingsproces weer in zee worden teruggezet.
Onderzoek. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
Het wachten is echter op de tellingen in augustus, want dan moeten de jonge zeehonden er zijn als het allemaal tenminste goed zit.
En daarover breken de beschermers van de zeehonden in de Waddenzee zich het hoofd. Of om de uitlatingen van Lenie 't Hart aan te halen: „De enige zekerheid die we nu hebben is dat de Waddenzee nog altijd wordt vervuild. En daartegen moet iets worden gedaan."
De jongen. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
(Door onze verslaggever Ton v.d. Werf)
De katholieke bisschoppen van Groningen en Utrecht, mgr. dr. J. B. W. M. Mölleren kardinaal J. Willebrands, hebben besloten een konvikt op te richten voor theologiestudenten aan de Katholieke Theologische Hogeschool in Utrecht, die als ongehuwd priester willen werken in de bisdommen Groningen en Utrecht en die graag in groepsverband willen samenwonen. Het konvikt, dat gehuisvest zal worden in een pand in de Utrechtse binnenstad, krijgt de naam ..Ariëns-konvikt" naar een van de grondleggers van de katholieke arbeidersbeweging in Nederland, pastoor Alphons Ariëns. Het principebesluit tot de oprichting van het konvikt dateert reeds van een jaar geleden.
Vanouds werden de priesterstudenten van de bisdommen Groningen en Utrecht opgeleid op de groot-seminaries Dijnselburg en Rijsenburg. Het aartsbisdom Utrecht had een klein-seminarie in Apeldoorn en het bisdom Groningen had een konvikt voor middelbare scholieren
in Haren, vanwaar de kleinseminaristen het Sint Maartenscollege bezochten. Eind zestiger jaren werd het konvikt in Haren opgeheven. In de zestigerjaren was het onbehagen ten aanzien van het seminariesysteem steeds groter geworden. Ook was er behoefte aan concentratie van de vele opleidingen die ons land telde. Praktisch iedere religieuze orde of congregatie had een eigen kleinen groot-seminarie. Samen met de paters Franciscanen, Passionisten en Oblaten van Maria richtten de bisdommen Utrecht en Groningen de Katholieke Theologische Hoogeschool Utrecht op, die in 1967 van start ging naast een vijftal hogescholen elders in ons land. Door de concentratie werd de kwaliteit van de opleidingen verbeterd en kon er veel meer aandacht besteed worden aan de praktische pastorale vorming van de kandidaten.
Elk van de deelnemers aan de concentratie zou de zorg voor de geestelijke vorming en het gemeenschappelijk leven van de priesterkandidaten op zich nemen. Maar juist op dit punt was er zowel bij de studenten als bij de docenten nogal wat weerstand tegen het samenwonen in een grotere gemeenschap. Bovendien kwamen er al gauw veel studenten die zich niet bij een bisdom of een congregatie betrokken voelden en die geen priester wilden worden.
Op initiatief van de studenten zelf en met steun van de bisschoppen zijn in de loop der jaren verschillende kleine leefgemeenschappen gevormd die volgens de bisschoppen vruchtbaar hebben gewerkt bij de levenskeuze van de studenten. Deze groepen echter hadden allemaal een beperkte levensduur. Zij hielden op te bestaan als de studenten afgestudeerd waren.
Geconfronteerd met deze situatie hebben de bisschoppen zich al jarenlang de vraag gesteld of ze niet uitdrukkelijk met een eigen initiatief zouden moeten komen. In april 1977 hebben ze de studenten aangeboden in een leefgemeenschap samen te gaan wonen met de pastores van twee pastorieën in Utrecht. Toen daar geen respons op kwam besloten de bisschoppen tot de oprichting van een konvikt. In februari 1978 gaven zij aan pastor dr. P. Rentinck de opdracht een dergelijk konvikt voor te bereiden. Onlangs is in Utrecht een pand in de Keistraat aangekocht, een voormalig kantoor, dat ook tijdelijk bewoond is geweest door de zusters die nu het Stiltecentrum in Hoog Catharijne leiden.
Het pand zal plaats kunnen bieden aan acht tot tien studenten. Er hebben zich al zoveel studenten gemeld dat het huis bij de start in september al vol zal zijn. Er zal in de leefgemeenschap extra ruimte zijn voor gezamenlijk gebed en onderlinge bezinning. Men hoopt zo een klimaat te scheppen waarin kandidaten voor het priesterschap tot een doorleefde keuze kunnen komen. De bisschoppen zijn er van overtuigd dat binnen de toenemende verscheidenheid aan bedieningen en ambten binnen de kerk vandaag en in de toekomst een eigen en belangrijke plaats voor de ongehuwde priester is weggelegd. Ook voor de studenten die als pastoraal werker of werkster in dienst van de kerk willen treden zal er een betere begeleiding komen.
De bisschoppen hebben gekozen voor de vorm van een konvikt en niet voor een seminarie in de oude stijl zoals hun collega Gijsen van Roermond deed. Möller en Willebrands willen voorkomen dat de studenten geïsoleerd raken. De bewoners van het konvikt krijgen hun theologische opleiding en praktisch-pastorale vorming aan de KTHU, samen met de theologiestudenten die zich op andere wijze beschikbaar zullen stellen in dienst van kerk en samenleving. Ze zullen ook deelnemen aan het pastoraat voor de andere theologiestudenten. De ligging van het pand in de Utrechtse binnenstad biedt de studenten de mogelijkheid om intensief deel te nemen aan het leven in de Utrechtse parochies.
Twee pastores, dr. P. Rentinck en J. Wissink, zullen de leiding van het konvikt op zich nemen. Daarnaast blijven ze echter hun huidige functie in de zielzorg vervullen. Op deze wijze hopen de bisschoppen de duurzaamheid van het Ariëns-konvikt te garanderen en een verdere uitgroei mogelijk te maken.
Bisschoppen Utrecht en Groningen richten priester-konvikt op. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
Gebeurtenis: STAMP-concert. Plaste: Cultuurcentrum dOoaterpoort te Groningen. Programma: Sequenzs II vsn André Lsporte/Drle liederen opus 23 van Anton Webern/Tre Pezzl van Theo Loevendie/Werken van John Klelnhammer (1904-1963): Twee liederen op Franse tekst; „View of the Inside" voor plano; Maximal Music I en 11/Stripsody van Cathy Berberian/Drie Improvisaties. Door: Theo Loevendie, altklarinet en saxofoon; Dieuwke Aalbers, sopraan; Guua Janssen, piano; Martin van Duynhoven, slagwerk en het Nederlands Klarinet Kwartet. Publiek: 38.
Het Stampconcert van deze avond was er één met een sterk improviserend karakter, zoals al bleek uit het verschil tussen de programma-aankondiging en het uitgevoerde programma. Van de aankondiging bleef vrijwel niets heel, behalve gelukkig de composities van het fenomeen Kleinhammer, zodat het een verrassingsconcert kon worden genoemd, volkomen eigen aan Loevendies optredens. Loevendie was trouwens niet zo erg gelukkig met de uitvoeringsruimte omdat deze nu eenmaal een tamelijk officieel karakter heeft en de componist gewend is aan een gemakkelijker en rommeliger optreden. Misschien zou het Kruithuis of het Spiegheltheater de volgende keer een juistere keuze zijn en daardoor wellicht ook een groter publiek trekken.
| Van de Belgische componist André
Laporte, wiens naam ik alleen ken van zijn functie als jurylid bij de Gaudeamusmuziekweken, werd een stuk uitgevoerd door het Nederlands klarinet kwartet dat hierbij en bij volgende stukken blijk gaf van een uitstekend kunnen. Webern's drie liederen zijn ontstaan in de periode dat de componist zich op het twaalftoonssysteem wierp, in navolging van zijn leraar Schönberg. Liederen die dan ook een grote verwantschap vertonen met bijvoorbeeld een werk als Pierrot Lunaire van Schönberg, ook qua tekstinhoud, met het verschil dat hier niet van een zingend spreken, maar van een sprekend zingen kan worden gesproken. Bekwaam vertolkt door Dieuwke Aalbers, die bovendien een vertolking gaf van Berberians Stripsody die er wezen mocht, zeker wanneer we dat vergelijken met de vertolking van Berberian zelf, één of twee jaar geleden in dezelfde zaal. Tre Pezzi is een werk voor klarinettrio, een typisch Loevendiaans werk, waarin zowaar een Turks aandoende passage voorkwam. Dit Alla Turca gecombineerd met Loevendies uitstekende uitspraak bij de voorgelezen tekst, van een recensie in een Turkse krant over het optreden aldaar van John Kleinhammer, verwijst naar de lezingen die Loevendie in 1967 in dat lang gaf maar ook naar het geboorteland van zijn vrouw. Kleinhammer was uiteraard het hoogtepunt van dit concert, van wie stukken uit zijn in drie episoden te verdelen (hoe kan het ook anders bij componisten) oeuvre ten gehore werden gebracht. Een bijzondere componist, wiens werk mijlen vooruit blijkt te lopen op alles wat er in de loop der tijd door collega's werd geschreven. Het wordt hoog tijd dat we iets
meer van dit fenomeen te weten komen, temeer, daar Loevendie zelf nogal terughoudend bleek waar het informatie betrof. Wie was John Kleinhammer? Theo Loevendie kent het antwoord. Misschien geeft hij dat tijdens een binnenkort te houden uitzending op de VPRO-radio met werk van deze com-. ponist. ERIC 3os
Stampconcert: Wie is John Kleinhammer?. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
Afgaande op de kleurstelling van de schilderijen van André Drenth (geb. 1949) lijkt hij thuis te horen in de lange rij van Mondriaanvolgelingen. Bij nadere beschouwing blijken aan deze gedachte echter wel enkele haken en ogen te zitten.
Evenals bij Mondriaan en latere volgelingen gaat zijn voorkeur uit naar het gebruik van primaire (geel, rood en blauw) kleuren en naar composities in een eenvoudige zwart-wit stelling, maar daarmee lijkt elke gelijkenis met deze kunstenaars ten einde. Drenth's werk heeft een veel meer emotionele geladenheid, die niet wordt versluierd door allerlei omslachtige en ingewikkelde kunsttheoretische overwegingen, zoals bij Mondriaan en zijn volgelingen nogal eens gebeurt. Enige kennis van Drenth's werkwijze is misschien wel van nut om te begrijpen hoe zijn vlakken, lijnen en strepen ontstaan.
De schilderijen, die slechts één week, tot 3 mei in Galerie Magazijn zijn te zien, ontstaan volgens drie verschillende technieken. De geelrood-blauwe schilderijen zijn ontstaan door onbeschilderd massoniet één of meerdere keren zodanig te breken dat de breuklijn in een min of meer vertikale richting verloopt. De delen worden daarna weer in hun oorspronkelijke positie teruggebracht, waarbij de breuklijn tegelijkertijd de grenslijn wordt tussen de in primaire kleuren geschilderde vlakken.
Een andere werkwijze wordt toegepast in de zwart-wit composities. Een plaat massoniet wordt eerst zwart geschilderd en dan pas gebroken. De twee ongelijk grote vlakken worden zodanig op elkaar gelegd dat de onbeschadigde zijden precies op elkaar liggen. Omdat de breuk nooit precies verticaal verloopt, steken delen langs de breuklijn naar buiten. Deze worden dan wit geschilderd. Dezelfde procedure vindt plaats door de platen van positie te verwisselen. De onderste wordt nu bovenste. De twee delen worden nu weer samengevoegd tot de oorspronkelijke situatie. Er is nu een zwart schilderij ontstaan met een ogenschijnlijk willekeurig verlopende witte baan, waar doorheen een al even willekeurige breuklijn zich een weg zoekt.
Bij de derde methode wordt niets gebroken. Dit werk bestaat uit een aantal tweeluiken, waarvan elk deel 40 x 200 cm groot is. De kleurstelling is rood en blauw op een witte ondergrond. De twee platen worden zodanig op elkaar gelegd dat de onderste langs een lange zijde gedeeltelijk uitsteekt. Over de naad van de op elkaar liggende platen wordt uit de vrije hand een streep blauwe of rode verf aangebracht, waarbij zowel de bovenste als de onderste worden meegenomen. De posities van de platen kunnen worden gevarieerd door verschuivingen ten opzichte van elkaar en door de bovenste op een bepaald moment de onderste positie laten innemen. Op deze wijze kunnen veel variaties ontstaan, maar altijd hebben de twee platen met elkaar te maken. Ze zijn onafscheidelijk als een Siamese tweeling. De één geeft het leven aan de ander.
Waar André Drenth precies staat als kunstenaar is niet precies aan te geven. Hoewel hij op een min of meer systematische wijze bepaalde gebeurtenissen en relaties onderzoekt, verzet hij zich tegen een categorisering als systematicus. Inderdaad wordt de expressie van zijn werk vaak bepaald door toevalligheden. Het verloop van een breuklijn is bijvoorbeeld nauwelijks controleerbaar. De toevallige grilligheid van deze lijnen draagt juist in belangrijke mate bij aan de expressieve uitstraling van zijn werk. André Drenth is een veelzijdig kunstenaar, hetgeen hij wil aantonen door elke week zijn expositie te veranderen. In deze eerste week toont hij alleen zijn schilderijen en daarna achtereenvolgens tekeningen, objecten en installaties. Voor deze laatste tentoonstelling groef hij vorige week reeds een driehoekig gat in de walkant van de kleine vijver in het Noorderplantsoen. Het uitgegraven zand zal in de galerie weer in dezelfde vorm worden teruggebracht. JANWESSELS
Expositie 4 thema's, van André Drenth. Tot 10 juni. Deze eerste week, tot 3 mei, schilderijen. Galerie Magazijn, Gelkingeatraat 9,1 e etage, Groningen. Open di. t/m za. 13.00-17.00 u. en do. 19.00-21.00 u.
• Breuklijnschilderij van André Drenth. „Niet versluierd door allerlei omslachtige en ingewikkelde kunsttheoretische overwegingen".
TE Kunst & Te Keur EMOTIONELE BREUKLIJNEN IN WERK ANDRE DRENTH. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025
Gebeurtenis: Kooravond in da Goede Herderkerk la Bedum. Koran: Gem. Chr. zangvereniging „Het Korenbloempje" 0.1.v. Albert Nlamayer, Chr. Kinderkoor „Het Korenbloempje" 0.1.v. Nico Dijkman en Chr. Mannenkoor ~De Albatros" 0.1.v. Anton Stulp. Programma: werken van Mandelaohn, Hammond, Haydn, Smatana, Verdi en Russische liederen van Stranovekl, Alexandroff on Jaroff. Soliata: Nicolette Dakkar, alt. Piano: Jan Weessies. Publiek: 125. Drie verschillende koren, met een heel verschillende aanpak en geaardheid hebben zich, met een ook muzikaal nogal uiteenlopend programma, gepresenteerd. Een muzikale balans die loopt van koorwerk van Haydn, via arrangementen van eigentijdse religieuze muziek naar bekende Russische liedjes als „Kalinka" en het „Wolgalied" is eigenlijk als scala te ruim. Daarbij kwam dan ook nog dat het (lange) programma zonder pauze werd afgewerkt: van ongeveer acht uur tot ongeveer kwart over tien werd er gezongen, met korte rustmomenten tussen de onderdelen, vanwege de koorwisselingen. Ik vraag mij af of een dergelijke aanpak nu wel bevredigend is, mijns inziens had het programma, om vermoeidheidsverschijnselen bij de luisteraars te voorkomen, beter iets korter én iets minder gevarieerd van opzet kunnen zijn. In concrete termen betekent dat dat de Gem. Zangvereniging zich het best had kunnen beperken tot de min of meer populaire koorwerken zoals het slavenkoor uit „Nabucco" het koor uit de „Jahreszeiten", dat van Smetana en het Geistliches Lied van Mendelssohn (waarin de alt fraai soleerde). ~De Albatros" had zijn veelzijdigheid moeten tonen met enkele korte religieuze liederen en een kleinere selectie Russische liedjes. Ook de kleine bijdrage van het kinderkoor had wel wat kunnen worden verkort. Hun programma, dat voornamelijk uit bewerkingen van de dirigent bestond, leed
nu een beetje aan eenvormigheid en monotonie (het leek allemaal wat te veel op elkaar).
Deze selectie is niet willekeurig: de zangvereniging leverde in de bovengenoemde muziek haar beste prestaties (veel beter dan in het koorlied „In de trouw van Jezus", waarbij het koor, door zich niet goed te richten op de pianopartij, vrijwel consequent een kwart toon te laag zong, wat bij mij in ieder geval een gevoel van auditieve zeeziekte opwekte.
De Albatros was waarschijnlijk voor velen het aansprekendste onderdeel van het programma. Aan hun zingen was vooral de voortreffelijke stembeheersing opvallend, de intonatie liet zo nu en dan nog te wensen over. Die stembeheersing kwam het duidelijkst tot uiting bij de solisten: goede baritons en een uitstekende hoge tenor. Ook hier was het toch wel zo, dat overdaad schaadt. Het is begrijpelijk dat koren op een concert hun kunnen zo breed mogelijk willen etaleren, maar ik beveel een bewuster programmaopbouw aan.
PAUL HERRUER
Kooravond van ongelijk niveau. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1979, p. 25. Geraadpleegd op Delpher op 10-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011013851:mpeg21:p025