Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    Residenti-Brieven. 93 Den Haag, 31 Augustus.

    De belangrijkste gebeurtenis in de afgeloopen week is het uitbreken der cholera te Rotterdam. Gelukkig is het aantal slachtoffers der gevreesde ziekte tot dusverre nog betrekkelijk gering. In het geheel zijn er tot op heden, sedert den dag, waarop het heerschen der cholera te Rotterdam officieel werd aangekondigd, 12 personen aldaar overleden, waaronder 8 kinderen. Er wordt dan ook alles gedaan om de verspreiding der ziekte te Rotterdam zoowel als elders in te perken.

    Erger lijkt mij echter, dat van Rotterdam ■uit de cholera zich over het geheele land verspreidt. Uit Breda, Gorinchem, Uithoorn (nabij Amsterdam), Arnhem en meerdere plaatsen komen berichten, dat ook daar cholera-gevallen zijn voorgekomen, en alle bij personen, die uit Rotterdam kwamen.

    Hier zijn wij gelukkig nog bevrijd gebleven van de gevaarlijke ziekte, hoewel het verkeer tusschen Rotterdam en den Haag minstens even druk is als dat tusschen Rotterdam en de plaatsen, waar de cholera zich thans heeft vertoond. Te hopen is het nu maar, dat de residentie haar naam van „gezonde stad" zal kunnen blijven handhaven. Boven vele andere Hollandsche steden hebben wij ten minste dit voor, dat dank zij de bouwen verbouwingswoede der laatste decenniën, heel wat complexen krotten in het oude gedeelte der stad ziJD opgeruimd en dat in het nieuwe gedeelte zoodauig is gebouwd dat daar geen sprake kan zijn van bedompte, duffe woningen, waar het aan toevoer van licht en van frissche lucht zou kunnen ontbreken. Onder andere omstandigheden mag de tegenwoordige revolutie-bouw alles behalve aangenaam zijn, thans heeft die zijn niet te onderschatten voordeden.

    Het spreekt van zelf, dat de overheid alles in het werk stelt om het uitbreken van een epidemie te voorkomen. Tal van voorschriften zijn door den Gezondheidsraad uitgevaardigd en overal wordt het publiek ten ernstigste gewaarschuwd tegen het gebruik van onzuiver drinkwater en ongekookte melk, welke vooral de besmetting schijnen over te brengen. En in dit opzicht zijn de „zindelijke" Hollanders alles behalve kieskeurig en voorzichtig. Ondanks dat dus alles gedaan wordt wat ■een goede hygiëne vermag, hebben de enkele voorgekomen gevallen te Rotterdam en elders reeds reusachtige schade berokkend, zelfs ook hier. De hotels, die verleden week nog overbezet waren, zijn ineens leeg geloopen en de toevoer van vreemdelingen is enorm afgenomen. Ik behoef u niet te zeggen hoe nadeelig dit vóór alles is voor hen, die door een druk bezoek in den nazomer gehoopt hadden de schade, in Juli en Augustus geleden, in te halen.

    Met Scheveningen is het dan ook voor dit jaar onherroepelijk misère. De vreemdelingen bedanken er voor om bij hun terugkeer allerlei onaangenaamheden aan de grenzen te ondervinden, welke het onvermijdelijk gevolg kunnen zijn van het heerschen der cholera alhier.

    Tot dusverre schikt dit echter nogal. Het personenverkeer met het buitenland ondervindt nog geen belemmering; alleen de handel heelt er onder te lijden. Rotterdam klaagt in dit opzicht steen en been en de Nieuwe Rott. Courant, in deze de spreekbuis van den Rotterdamschen handel, dringt er bij de regeering op aan, om de sanitaire voorzorgsmaatregelen, die het buitenland reeds genomen heeft en nog zal nemen, zooveel mogelijk te doen verzachten. Nu is het zeker waar, dat de internationale verdragen, die deze materie regelen, zeer verouderd zijn, en dat een tien a twaalf gevallen van cholera op een bevolking van ruim 400.000 zielen feitelijk weinig beteekent. Maar aan den anderen kant is het toch een ergerlijke toestand, dat b. v. de groote export-slagerijen, aan den Hoek van Holland, voor hun bedrijf gebruik maken van het vieze Maaswater en niet van behoorlijk gereinigd duinwater. Ook moet men niet vergeten, dat ia bijna alle landen wettelijke voorschriften begaan op het vervuilen van openbare wateren, terwijl iv het waterland par excellence, Nederland heet, niets van dit al bestaat. Wei zijn hieromtrent herhaaldelijk ontwerpen vat> wet ingediend, mear die brachten het nooit verder dan het sectie-onderzoek of een lapidaire openbare behandeling. Waar dus de Rotterdamsche heeren zulk ®en groot geluid doen hooren over de strenge oorzorgsmaatregelen, die het buitenland eemt om de gevreesde ziekte buiten de grenn te houden, deden zij veel verstandiger fst eens te bedenken, dat de hygiënische hier te lande alles behalve up to de \Z^n' Dat nJkt naar niets en doet Bterk rna 1 ° dan het ,awaai> dat in der tijd gejt akt werd over het reddingswezen aan den P°ek van Holland. Ook daarmede was het m^rs allertreurigst gesteld, en eerst móést de aandacht, ook van het buitenland, op gevestigd worden door een groote ramp, als de schipbreuk van de Berlin, vóórdat er aan gedacht werd om dien treurigen toestand te verbeteren. En nu nog zou ik er niet gaarne voor instaan, dat er werkelijk op dat gebied véél veranderd en verbeterd is. Is het nu niet weer een sterk staaltje van onze achterlijkheid, dat slagerijen, waar dagelijks duizenden beesten voor de consumptie in het buitenland geslacht worden, voor de „afspoeling" gebruik maken van vies rivierwater, in stede van behoorlijk gezuiverd duinwater. Evenals op sociaal gebied, zijn wij, vergeleken bij het buitenland, op hygiënisch gebied nog tientallen van jaren ten achteren. De omvang van het besmettingsgevaar wordt thans echter in het buitenland schromelijk overdreven. Gedeeltelijk is ook dit weer onze eigen schuld. Ten eerste vertelt de hoofd-inspecteur van den gezondheidsdienst, de heer Dr. Ruysch, een verschrikkelijke windbuil, aan ieder, die het weten wil, dat de „cholera-epidemie" zich „zéér ernstig" laat aanzien; en ten tweede doet de regeering ten onzent niets om den invloed der in de buitenland.sche pers verspreide sensatie-berichten zooveel mogelijk te neutraliseeren. Wat de journalistieke nieuwsindustrie thans op dit gebied levert, slaat elk record. In stede van er op te wijzen, dat alle gevallen van cholera, tot dusverre voorgekomen, zich uitsluitend beperken tot het binnenschippers-gilde, en enkele bootwerkers, het onverschilligste en vieste volkje, dat zich denken laat, worden deze enkele treurige verschijnselen opgeblazen tot een „epidemie" van een „allerbedenkelijkst karakter" 1 (*) Het is dan ook niet te verwonderen, dat de groenten-export uit het Westland nu zoo goed als stil staat, en dat de oestercultuur in de „besmette Zeeuwsche wateren" een slecht seizoen tegemoet gaat. Zijn er niet, volgens de Daily Mail, reeds 440 personen te Amsterdam aan de cholera gestorven, en zijn niet alle Hollandsche watereu door diezelfde cholera „besmet" ? Als het zóó doorgaat, kunnen wij nog rare dingen met deze cholera beleven ! * Ondanks al deze narigheden gaat onze residentie-stad steeds vooruit. Het jaarverslag der Gemeente geeft daaromtrent interessante cijfers. Twee cijfergroepen troffen mij daarbij in het bizonder. Ik heb hier het oog op de toename der bevolking, die in de laatste jaren bijna geregeld een aanwas aanwijst van circa 5000 zielen; en op de verhouding tusschen het aantal vrouwelijke en mannelijke ingezetenen. Geboorten, sterftegevallen, aankomst en vertrek van ingezetenen brengen geen wijziging in het surplus van 30.000 vrouwen, waarin «dj ons al jaren lang hier mogen verheugen. Men kan den Haag dan ook gerust het Paradijs der Vrouwtjes noemen ! Niet alleen, omdat zij zoo verreweg de meerderheid hebben, maar ook omdat geen Hollandsche stad er beter op ingericht is om het verblijf voor vrouwen te veraangenamen. Dit is mij althans van bevoegde zijde meermalen verzekerd, en als men er elders door de meest-geïnteresseerden, in casu de dames zelve, over hoort spreken, verneemt men hetzelfde. Alles, wat het vrouwelijk oog en oor kan bekoren, is hier dan ook in overvloed aanwezig.

    Naar verhouding zijn hier b. v. véél meer dames-modemagazijnnen dan elders; is het aantal „nette" en onnette gelegenheden tot divertissement grooter en, — wat in verband met het surplus aan vrouwen eenigszins zonderling mag schijnen — zijn de huwelijkskansen hier beter dan ergens anders in Nederland. Volgens de jaarcijters worden hier procentsgewijze 2.35 meer huwelijken gesloten dan te Amsterdam. Onder de groote steden staat den Haag vooraan op het lijstje der trouwerijen.

    Of dH vrouwelijk overwicht nu in het algemeen ons mannen deugdzamer heeft gemaakt, zou ik niet durven beweren. Integendeel, ik geloof, dat de corruptie in het publieke leven hier grooter is dan elders. Dit hebben wij b. v. weder gezien met het geval van de heeren v. Liefland en B. Janse, die als Raadsleden, beschuldigd van knoeierijen met bouwgrond-maatschappijen gepleegd te hebben, kalmweg zich blijven gedragen alsof er niets gebeurd ware.

    Van de algemeene verontwaardiging over hun gedrag trekken zij zich niets hoegenaamd aan. Zij laten o. m. doodleuk kiesverenigingen moties van afkeuring aannemen, en leggen die onbeantwoord naast zich neder. Zij weten veel te goed, dat zij niet de éénige schuldigen onder de broeders zijn 1

    Gisteren b.v. bracht het Vaderland een nieuw schandaal uit, waarbij een ander Gemeenteraadslid, Mr. Penn, betrokken is, die op dezelfde wijze als zijn beide confraters, v. Lielland en Janse, bij bouwgrondmaatschappijen geïnteresseerd is, hoewel deze brave man altijd het tegendeel heeft beweerd. Deze zeilde heer Penn speelde indertijd een zeer voorname rol in de „Duitsche Greet"- affaire. Hij was toen n.l. de man, die den omgang van den inspecteur van Lely velt met „Duitsche Greet" aan den burgermeester signaleerde, en met een interpellatie in den Raad dreigde, als de heer Sweerts hieraan geen einde maakte. Deze edele verontwaardiging van den waardigen heer Penn krijgt echter een eenigszins eigenaardig karakter, als men bedenkt, dat hij het huis, toenmaals door (*) Dat kan het Penny Drèadful ook wol ter harte nemen. Red. „Duitsche Greet" bewoond, en de aangrenzende perceelen voor een prikje had gekocht fen hij er dus alle belang bij had, die hui/.en 'op prijs te houden. Een der lokale bladen wijst niet ten onrechte op dit „ingewikkeld" geknoei, en vraagt: wanneer hieraan toch eens een eind zal komen ? Ik vermoed, dat dit nog wel een tijdje zal duren. Met pen en inktpot kan men geen Augiasstal reinigen 1 Intusschen zal het mij benieuwen, of er over „het schandaal Penn" evenveel spektakel zal worden gemaakt als over het „schandaal v. Liefland en Janse?" # » * Van schandalen gesproken: in de zaak Hamburger, de tandarts, die zijn vrouwelijke patiënten onder narcose bracht, om ze in dien toestand voor oneerbare doeleinden te gebruiken, heeft deze week de Hooge Raad uitspraak gedaan, en het vonnis van het Hof, dat 6 jaar gevangenisstraf inhield, bevestigd. Het op viezigheden beluste publiek was bij die uitspraak in grooten getale opgekomen, hoewel er niets bizonders meer te vernemen viel. Maar het kijken naar dien zestigjarigen smeerpoets .was misschien op zichzelf reeds voor die luidjes een gang naar den floogen Raad waard. Wellicht was het publiek ook zóó talrijk, omdat er geruchten liepen van kans op vrijspraak. Dit is echter anders uitgevallen. Afschuwwekkend heeft deze bestraffing anders nog niet gewerkt, naar het schijnt, want er moet thans weder een dergelijk delict bij de justitie in onderzoek zijn, waarbij de delinquent, een bejaard en deftig heer, verdacht wordt van verkrachting van minderjarige meisjes, die bij hem als „dienstboden" in betrekking waren. * * * Over des heeren de Waal Malefijt's onkunde op koloniaal gebied beginnen nu al verhalen in omloop te komen, die een voorproefje <*even van de fraaie toestanden, welke zich onder het bestier van dien „raadsman der Kroon" in de toekomst kunnen voordoen. Zooals u misschien reeds geseind is, zal dit jaar de Indische begrooting later dan gewoonlijk ingediend worden. Hoewel de geheele be»root?ng reeds kant en klaar van den Raad van State was teruggekomen, moest de nieuwe minister zich er eerst „ingewerkt" hebben, vóórdat dit staatsstuk het departement kon verlaten. Dit z. g- „inwerken" van de nieuwe Excellentie beteekent echter niets anders dan dat hij bij »ijne ambtenaren college loopt, hetgeen, zooals een hunner mij verzekerde, een zeer vermoeiend werk moet zijn, want erg vlug van begrip is de nieuwe minister van Koloniën niet. Èn, wat voor zijne verschillende repetitors deze taak zeer verzwaart, is de moeilijkheid, die de ministerieele repetant heeft met den „klemtoon." Hij moet al die voor hem vreemde namen zóó vermakelijk door elkander haspelen, dat de heeren, die het aanhooren moeielijk hun lachlust kunnen bedwingen. Voortdurend zit hij te studeeren op allerlei landkaarten, precies als een candidaat, die examen M. O. aardrijkskunde moet doen.

    Treuriger veatooning is er in jaren niet op het Plein" afgespeeld !

    Maar niet alleen op Indisch terrein legt de minister totale onkunde aan den dag, ook op ander gebied verbluft hij de personen door zijn stumperachtige onwetendheid. Ik zal u hiervan een staaltje geven, voor de waarheid waarvan ik kan instaan.

    Er is, zooals u weet, een vacature open voor de betrekking van Gouverneur van Curacao. Hiervoor hebben zich verschillende sollicitanten opgegeven. Het spreekt van zelf, dat al deze heeren clericaal zijn of van clericalen huize, d.w.z. in dit geval stijf Roomsch. Stel u nu voor, dat een dezer heeren bij den nieuwen minister op audiëntie komt, om zijne „belangen voor te dragen", en dat hij van Z. Ex. te hooren krijgt: „U hebt geen kans om benoemd te worden, want deze vacature is een „Roomsche vacature"...

    Daargelaten, dat het geen pas geeft voor een minister om t* spreken over het vergeven van een „landsbetrekking", als van een „Roomsche vacature", behoorde de persoon in kwestie nota bene tot een der aanzienlijkste Roomsche familiën in den lande! Toen ik hem vroeg, wat hij na dit malle antwoord tot Z. Ex. gezegd had, zeide hij : „Och, niets. Ik dacht: den chef der afdeeling zal ik wel eens van een en ander op de hoogte stellen." Uit dit ééne voorbeeld kan men licht nagaan, hoe het in het kabinet des ministers dagelijks moet toegaan ; en welk een respekt de ambtenaren voor een chef moeten hebben, die zulk een barre onkunde op schier elk gebied ten toon spreidt. Gelukkig, dat de nieuwe secretaris-generaal, de heer Van der Houven van Gordt, een pinter heer is. Maar wat helpt al die rinterheid, wanneer de Minister van Koloniën zoo weinig van de zaken op de hoogte is, dat deze eerst als een schooljongen Indische aardrijkskunde moet gaan leeren, voordat hij met de begrooting in de Kamer durft komen. . Daarvan kunnen wij ook nog grapjes beleven ! Driestar.