De aanhouding van de Altmark heeft uiteraard overal ter wereld groote opschudding veroorzaakt en vooral de verontwaardiging te Berlijn was groot. Daar protesteerde men officieel en niet-offideel tegen de schending van het internationale recht.
In de lezingen van de woordvoerder van de Wilhelmstrasse omtrent de toedracht van het gebeurde ontbreekt echter elke vermelding over het smokkelen der Britsche gevangenen.
Berlijn, 17 Februari (Transocean). De woordvoerder van Wilhelmstrasse deelde hedenmiddag 12 uur aan de vertegenwoordigers der buitenlandsche pers mede dat het Duitsche s.s. „Altmark" in Noorsche territoriale wateren door Britsche oorlogsschepen werd aangevallen, hetgeen een schending vormt van de Noorsche neutraliteit.
De bekendmaking van den woordvoerder was gebaseerd op het rapport van den gezagvoerder van de „Altmark," dat als volgt luidt:
„Den 16-den Februari was de Altmark op weg van Stavanger naar Christiansund en voer op een afstand van IV2 mijl van de Noorsche kust.
Op een zeker moment werd het schip overvlogen door drie Britsche vliegtuigen, die klaarblijkelijk radiotelegrafisch berichten uitzonden. Korten tijd daarna arriveerde een Britsche kruiser, geëscorteerd door vijf torpedobootjagers van het type „Europa", die de „Altmark" steeds meer naderden. Twee Noorsche torpedobooten, die de „Altmark" escorteerden, dreven de Britsche oorlogsschepen herhaaldelijk terug en stonden blijkbaar voortdurend in radiotelegrafische gemeenschap met hen.
De Duitsche gezagvoerder trachtte in de nabijheid van den toegang van de Jossingfjord te komen, ten einde zijn reis voort te zetten tusschen het vasteland en de eilanden. Toen de Altmark bij den ingang van de Jössingf jord was gekomen kwam een der Britsche torpedobootjagers naderbij, waarop het schip de Jössingf jord binnenvoer. Een Britsche torpedobootjager trachtte de Altmark te volgen, doch beide Noorsche torpedobooten voeren voor den Engelschman de fjord binnen en beletten hem de fjord binnen te varen.
Toen de nacht inviel zag de bemanning van de Altmark echter hoe een schip de fjord binnenvoer, tusschen de Noorsche torpedobooten doorvoer en de Altmark naderde. Na herhaaldelijk door de Altmark te zijn aangeroepen seinde dit schip: „Wanneer gq thans niet bijdraait zal ik het vuur openen."
Naar de gezagvoerder van de Altmark meldt trachtte hij den Britschen torpedobootjager te rammen, doch deze poging mislukte.
De Engelschman kwam aan stuurboordzijde van de Altmark langszij. Engelsche mariniers begaven zich aan boord van de Altmark en bezetten onmiddellijk de brug. Zij namen het schip in bezit en vuurden in het wilde weg op de weerlooze Duitsche bemanning.
Intusschen had de gezagvoerder de geheele bemanning aan dek ontboden, terwijl hij gelastte de sloepen gereed te maken om te streken. Een deel der bemanning trachtte over het ijs de kust te bereiken, doch allen, die trachtten te ontsnappen werden door de Engelschen beschoten."
De gezagvoerder besluit zijn rapport met de verklaring, dat hij niet in staat is het juiste aantal dooden en gewonden op te geven, daar sommige leden der bemanning er mogelijk in zijn geslaagd de kust te bereiken.
Alle dooden, en gewonden onder de Duitsche bemanning hadden schoten in het onderlyf, daar de Engelschen van dichtbij a bout portant op hen hadden geschoten."
De „Altmark" ligt thans met haar achterschip op de rotsen.
DE COSSACK,
De aanhouding van de Altmark Hoe de Britten hun wil door zetten Verhalen van de bevrijden „OFFICIEELE” LEZINGEN DIE ZEER MERKWAARDIG ZIJN. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
"De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
De neutraliteits-schending door de Britten, waarover gisteren gemeld werd, ter hoogte van de Noorsche kust ten opzichte van het Duitsche s.s. „Altmark" begaan zoo zegt zij volgens Transocean heeft inmiddels voortzetting gekregen. Op specialen last van de Britsche admiraliteit is een ongewapend Duitsch schip volstrekt binnen de Noorsche territoriale wateren door den Britschen torpedobootjager „Cossack" aangevallen en door leden van de bemanning van de „Cossack" bezet. Volgens het eerste, hier ontvangen belicht, was de „Altmark" erin geslaagd zich van Britsche gewelddaad te bevrijden door
Hoe de Oberste Heeresleitung het geval „verhaalde”.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Toen gelastte de gezagvoerder, wel inziende, dat er verder geen enkele kans op ontsnapping was, de bemanning om zich op dek te scharen en de reddingsbooten gereed te maken.
De Engelschen vuurden toen op de weerlooze bemanning en bezetten het sch'p. Terwijl de aanval in gang was, sprongen eenige leden der bemanning over boord en zij strachtten den wal te bereiken, hetzij zwemmend hetzij door het ijs over rje steken. Ook op deze mannen openden de Engelschen een wild vuur.
Volgens de laatste berichten zijn 6 leden der bemanning aan boord van het schip gedood en 6 gewond, waarvan 3 zoo ernstig, dat zij naar men verwacht zullen bezwijken. Alle dooden en gewonden aan boord hebben schoten gekregen in het abdomen, wijl de Engelschen a bout portant en van zeer geringen afstand op de Duitsche zeelieden schoten.
Hardvochtige Britten.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
De Engelschen haalden vervolgens de Brfsche gevangenen, die de „Altmark" tijdens haar reis overgenomen had, van boord.
In weerwil van de schandelijke omstandigheden, waaronder de Britsche
overval van een ongewapend Duitsch schip plaatsvond, vonden eenige der Britsche gevangenen nog gelegenheid om den Duitschen gezagvoerder en zijn bemanning te bedanken voor do vriendelijke behandeling, die zij als gevangenen aan boord van het Duitsche sch'p ondervonden hadden".
Teerhartige Britten.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
De lezing van de Noorsche admiraliteit is nuchterder. Hieruit blijkt dat de Noren in kennis werden gesteld met de aanwezigheid der gevangenen. Reuter geeft daar al? volgt weer: „De Noorsche torpedoboot, die de „Altmark" escorteerde, plaatste zich tusschen de „Altmark" en den Britschen torpedobootjager „Intrepid", die tezamen met een anderen torpedobootjager de „Altmark" wilde aanhouden.
De „Altmark" voer in de richting van de kust, gevolgd door beide Noorsche torpedobooten, de commandant van een daarvan had geprotesteerd tegen de Britsche scheading van de Noorsche neutraliteit. De Britsche commandant verklaarde, dat zich 400 Britsche gevangenen aan boorj van de „Altmark" bevonden, terwijl de gezagvoerder van de „Altmark" verklaarde, dat zich slechts 133 opvarenden aan boord bevonden.
Na een conferentie met den gezagvoerder van de „Altmarkt" verzocht de Noorsche commandant de Britsche oorlogsschepen de Noorsche territoriale wateren te verlaten.
De Britsche oorlogsschepen voldeden aan dit verzoek en voegden hieraan toe, dat zij de„Altmark" buiten de territoriale wateren zouden opwachten.
Om 21.20 keerde de torpedobootjager „Cossack" terug en deelde den Noorschen commandant mede, dat hij van de Britsche regeering instructies had ontvangen de 400 Britsche gevangen met of zonder de toestemming der Noorsche regeering te bevrijden.
Een Noordsch officier begaf zich aan boord van de „Cossack", doch hij wees de uitnoodiging om het Britsche detachement aan boord van de „Altmark" te vergezellen af.
Toen het gevecht aan boord van de „Altmark" uitbrak keerde de Noorsche officier naar zijn eigen schip terug, verklarende dat hij de „Cossack" niet had bezocht om een gevecht bij te wonen.
Toen de „Cossack" met de 400 Britsche gevangen was vertrokken begaf de Noorsche commandant zich aan boord van de „Altmark", welker gezagvoerder verklaarde, dat 5 Duitschers waren gedood en vijf anderen gewond. Hij verzekerde, dat de Duitschers geen schoten hadden gelost.
Later werd bekendgemaakt, dat de gezagvoerder van de „Altmark" alle voorbereidingen had getroffen om zijn schip op te blazen, doch dat hem dit door de Duitsche legatie te Oslo verboden werd.
Er bevinden zich nog ongeveer 100 Duitschers aan boord van de „Altmark".
De Noorsche lezing.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Het communiqué van de admiraliteit bevestigd door het geven van meer details de zakelijke Noorsche lezing in hooge mate. Nadat de „Cossack" na het invallen der duisternis de fjord weder was binnengevaren zoo deelt de Britsche admiraliteit mede begaf de commandant zich aan boord van de Noorsche torpedoboot „Kjell".
Hij verzocht den commandant, dat de „Altmark" met een Engelsen» Noorsch detachement aan boord en onder Engelsch-Noorsch escorte naar Bergen zou worden gebracht opdat alle vraagstukken volgens de bepalingen van het internationale recht geregeld zouden kunnen worden.
De commandant van het Noorsche oorlogsschip weigerde dit verzoek in te willigen verklaarde, dat hij onder instructies van zijn regeering handelde. Hij gaf de verzekering, dat er geen Britsche gevangenen aan boord van de „Altmark" konden zijn, aangezien het schip tot twee maal toe in Noorsche havens was onderzocht. De commandant van de „Cossack" verzocht den Noorschen commandant deze verzekering met bewijzen te staven en hij noodige hem uit een detachement van de „Cossack" naar de „Altmark" te brengen en de Britsche zeelieden bij het onderzoek te vergezellen.
De Noorsche commandant stemde er ten slotte in toe het detachement te vergezellen.
Intusschen had de „Altmark", die in het binnenste gedeelte van de fjord in het pakijs was vastgeloopen, haar machines weder in werking gesteld en kwam, ondanks het bevel om te stoppen, uit het ijs vrij en trachtte de „Cossack", toen deze langszij kwam, te rammen.
Dé „Cossack" maakte aan de „Altmark" vast, die als gevolg van haar manoeuvres met haar achterschip op de kust was vastgeloopen.
Onmiddellijk na het vastmaken begaf zich een detachement aan boord. Van beide zijden werden schoten gelost en J.J. Smith, een kanonnier, die het bevel voerde over een der detachementen, werd door een der schoten ernstig gewond.
Het detachement beklom de brug en ontnam aan den gezagvoerder het bevel over het schip. Vervolgens werd een onderzoek ingesteld naar de Britsche gevangenen, die gevonden werden, opgesloten in munitiekamers, voorraadskamers en in een ledige olietank.
Terwijl de gevangenen werden vrijgelaten sprong een aantal gewapende wachten, die door de „Admiral Graf Spee" aan boord van de „Altmark" waren geplaatst, over boord en liep over het ijs naar de kust, vanwaar zij het vuur openden met hunne geweren. Het vuur werd beantwoord en twee Duitschers, die over het ijs kropen om zich bij hen, die zich reeds aan den wal bevonden, te voegen, werden getroffen.
Terzelfdertijd viel een andere Duitscher in het water temidden van de ijsschotsen. Twee officieren van de „Cossack" sprongen over boord en redden hem.
Het Britsche communiqué.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Van gezaghebbende zijde te Londen werd nog het volgende vernomen: „Het was reeds eenigen tijd algemeen bekend, dat 3 tot 4 honderd Britsche gevangenen sedert eenige maanden onder onduldbare omstandigheden aan boord van de „Altmark" leefden.
Dit feit moet ook aan de Noorsche regeering bekend zijn geweest.
Het was daarom met verbazing, dat de Britsche regeering vernam, dat aan de Altmark" was toeges' aan met de gevangenen nog aan boord ufr Bergen te vertrekken en door de Noorsche territoriale wateren koers te zetten naar een Duitsche haven.
Van de Noorsche autoriteiten had verwacht kunnen worden dat zij, wetende wat zij wisten, het noodig hadden geacht het schip vast te houden en grondiger te doorzoeken indien hun pogingen om de aanwezigheid van gevangenen aan boord in eerste instantie hadden gefaald. Het feit, dat zij dit niet hebben gedaan heeft een situatie geschapen, waarin het niet mogelijk was voor de Britsche regeering zich te onthouden van een onmiddellijke actie, welke zij zich onder de gegeven actie volledig gerechtigd achtte om uit te voeren, ter bevrijding van de gevangenen.
De vroegere geschiedenis van de „Altmark" en de omstandigheden waaronder dit schip de Noorsche territoriale wateren en in het bijzonder de haven van Bergen binnenvoer, waren naar de meening van de Britsche regeering van zoodanigen aard, dat zij de Noorsche regeering de verplichting oplegden een grondig onderzoek in te stellen naar den status van het bezoek.
Algemeen werd gemeend, dat de „Altmark" een offensieve bewapening bezat en in verband met de beruchte rol die het schip heeft gespeeld tijdens de plundertochten van de „Admiral Graf Spee", bestond er weinig twijfel dat het moest worden beschouwd als een hulpschip der marine, zoo niet als een oorlogsschip.
Het is duidelijk, dat de vraag of het m aanmerking kwam voor interneering dan wel of het niet de plicht was der Noorsche regeering om de gevangenen, die zich aan boord bevonden vrij te laten, daarom aan een grondig onderzoek dient te worden onderworpen.
Dat het onderzoek, dat plaatshad, op oppervlakkige wijze geschiedde, is aangetoond door het feit, dat tijdens dit onderzoek de aanwezigheid van meer dan 300 Britsche gevangenen niet werd ontdekt.
De Britsche regeering zou zeer ernstige gronden hebben gehad voor een klacht aan het adres van de Noorsche regeering indien de gevangenen na zulk een beperkt onderzoek hun weg hadden gevonden naar een interneeringskamp in Duitschland.
Bovenstaande overwegingen werden reeds aan den Noorschen gezant te Londen voorgelegd en vriendschappelijke besprekingen zijn thans gaande met de Noorsche regeering."
De verdenking rustte op de Altmark.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Reuter verhaalt over de geredden het lijden dat zij te verduren hadden en de wijze, waarop zij getracht hebben om de Noorsche autoriteiten van hun aanwezigheid in kennis te stellen.
De „Altmark", die bekend stond als het „nazi hell-ship" in verband met de wijze, waarop de gevangenen aan boord als vee waren samengepakt, trachtte gedurende meer dan drie maanden aan de Britsche oorlogsschepen te ontkomen.
De gevangenen hadden bijna geen ruimte om zich te bewegen elk hunner kreeg dagelijks slechts een liter water, zoowel om te drinken als om zich te wasschen. en machinegeweren waren op dek opgesteld om de gevangenen in bedwang te houden.
Een der geredden van de „Altmark" verklaarde, het tooneel beschrijvend toen te Bergen eenige Noorsche officieren aan boord van de „Altmark"- kwamen om het schip te onderzoeken: „De gevangenen trachten de luiken open te breken en de deur te openen. Wij bliezen allen op fluitjes en schreeuwden en wij staken een zelfgemaakte Engelsche vlag door een gat in het luik. Een Duitsche wachtsman greep de vlag vast en liet haar even later weer los, waarop wij over elkaar op den grond vielen. Wij beukten, tegen de luiken, doch de Duitschers richtten de stralen van twee dekwaschslangen op ons, terwijl zij de winchen lieten draaien om het door ons gemaakte lawaai te overstemmen." Eenigen der geredden waren bitter gestemd over het feit, dat de Noren hunne gezamenlijke kreten blijkbaar hadden genegeerd. Een jeugdige matroos van het s.s. „Ashlea", die tot een der eersten behoorde, die aan boord van de „Altmark" waren genomen, verklaarde, dat de laatste dagen aan boord van de „Altmark" zoo vreeselijk waren geweest, ..dat enkelen onzer trachtten een muiterij op touw te zetten en een poging te doen naar de kust te vluchten. Wij meenden, dat wanneer wij met zijn driehonderden aan dek konden komen het vrij gemakkelijk zou zijn om ons van het schip meester te maken, doch de Duitschers kregen lucht van onze plannen en hiermede waren onze kansen op ontvluchting verijdeld".
Aubrey Jenkins van de „Doric Star" vertelde van een mislukte poging om een noodsein uit te zenden. Jenkins verhaalde hoe men de hand had kunnen leggen op een blik, waarin een boodschap werd gesloten, waarna het waterdicht werd gemaakt en er een vlag aan bevestigd.
Een Duitsche timmerman had hen hierbij geholpen en had het soldeer geleverd.
Het blik werd overboord geworpen, doch het werd door de bemanning van de „Altmark" opgemerkt.
De gevangenen, die bij deze poging betrokken waren geweest, werden gedurende drie dagen in het ruim gevangen gezet, terwijl de Duitsche timmerman gedurende drie weken gevangen werd gezet.
Een andere zeeman beschreef de pogingen van de gevangenen onder leiding van den tweeden officier van de „Ashlea" om de aandacht te trekken van de officieren der Noorsche torpedobooten, die aan boord van de „Altmark" kwamen om het schip te onderzoeken.
Een der overlevenden van het s.s. „Asklea" verklaarde, zinspelende op de wijze, waarop zij waren gered: „Het was het mooiste stukje werk, dat ik ooit gezien heb. Alles was binnen een half uur afgeloopen en 10 minuten nadat het detachement van de „Cossack" aan boord van de „Altmark" was gekomen bevonden wij ons aan boord van den torpedobootjager". Een ander vertelde: „Wij lagen te drijven tusschen de rotsen. Het was stikdonker en het ijs bovenop het water scheurde wanneer het schip zich bewoog. De Britsche torpedobootjager kwam de fjord binnenschieten met het voornemen langszij van de „Altmark" te gaan. De gezagvoerder van de „Altmark" gooide het roer om, ten einde de „Cossack" te rammen, hetgeen mislukte.
Plotseling sprong een der officieren van bet detachement 2y2 meter omlaag op het benedendek van de „Altmark", duwde de Duitsche bewakers, die waren komen toesnellen, opzij en snelde naar de brug, waar hjj de telegraaf op „volle kracht achteruit" zette met gevolg, dat de „Almark" met haar achterschip op de rotsen liep". De man voegde hieraan toe: „Deze officier begaf zich naar de hut van den gezagvoerder en toen hij de deur opende ging een revolver, die daaraan bevestigd was, waardoor hij aan den arm gewond werd. Een der Duitsche bewakers werd beangst en sprong met eenige Duitsche matrozen over boord. Een hunner verdronk, doch de overigen slaagden erin over het ijs de kust te bereiken".
Een andere gevangene verklaarde, dat voor de Engelschen van de „Altmark" waren gehaald een tijdbom in hun verblijf was opgesteld en dat wanneer de redders een half uur later waren gekomen het wellicht te laat zou zijn geweest.
Een overlevende van de ..Doric Star", Wil liam Curtis, die door de „Cossack" te Leith werd aangebracht, verklaarde dat hij gedurende tien weken aan boord van de „Altmark" was geweest. Hij voegde hieraan toe. „Wij waren gedurende veertien dagen opgesloten en mochten niet aan dek komen.. Men wilde ons niets laten zien. Er was zeer weinig voedsel. Wij aten zwart brood en kregen daarbij thee te drinken. Gedurende langen tijd kregen wij geen water en moesten wij het alleen met thee stellen.
De Duitschers gedroegen zich zeer ruw en de gezagvoerder was een tyran".
Curtis verklaarde dat hii, na zoo lang in een ruim opgesloten te zijn geweest, het eerst nauwelijks had kunnen gelooven toen men hem en zij medegevangenen zeide, dat zij aan dek moesten komen. „Toen besefte ik, dat Britsche zeelieden aan boord waren gekomen".
Frederick Thomas uit Liverpool verklaarde, dat toen hij van de „Admiral Graf Spee" naar de„Altmark" was overgebracht men hem in een ruim had opgesloten, waar zich reeds 44 andere gevangenen bevonden. Vervolgens werden de ijzeren luiken boven het ruim dicht gemaakt. Hij voegde hier aan toe: „Het was een smerige ruimte, waar geen frissche lucht in doordrong. De toestand was vreeselijk en de Duitschers maakten het de gevangenen zoo ellendig mogelijk met hun wreede en hartelooze behandeling".
John Dykes uit South Shields verklaarde hedenochtend voor het eerst sedert drie weken daglicht te hebben gezien.
De verhalen der geredden. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Londen, 17 Febr. (Reuter). Tegen den tijd, dat de torpedobootjager „Cossack" te Leith arriveerde met de gevangenen van de „Altmark" aan boord waren meer dan 25 ambulance auto's en meer dan 20 in ziekenauto's veranderde autobussen op de kade verzameld.
Uit alle deelen van het land was eerste hulp-personeel opgeroepen, terwijl een groot aantal verpleegsters aanwezig was om behulpzaam te zijn bij het debarkement der gevangenen.
Ongeveer 50 der geredden werden naar een ziekenhuis te Edinburgh overgebracht. Vernomen wordt, dat een aantal hunner lijdende is aan maagzweren als gevolg van het slechte eten aan boord van de „Altmark". De vreeselijke ervaringen der geredden in aanmerking genomen is hun toestand echter merkwaardig goed.
Tot degenen, die nog in het hospitaal liggen, behooren ongeveer 70 Laskaren, die echter, naar men verwacht, morgen uit het ziekenhuis ontslagen zullen worden.
Ambulance gereed om de bevrijden op te wachten. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Hoe woedend men te Berlijn is over deze historie, waarbij de Britsche marine de menschensmokkel aan den dag legde, maar ook de Noorsche neutraliteit schond blijkt wel uit den geweldigen toon van de officieele protesten en de Duitsche pers:
„Transocean" meldde uit Berlijn, dat de Duitsche gezant te Oslo bij het Noorsche ministerie van Buitenlandsche Zaken een zeer krachtig schriftelijk protest had ingediend in de volgende bewoordingen.
„Ik protesteer op de meest krachtige wijze tegen de schending van het Duitsche s.s. „Altmark" door den Britschen torpedobootjager „Cossack" in de Jösingfjord, dus binnen de Noorsche territoriale wateren.
Deze onwettige Britsche daad heeft Duitsche dooden en gewonden veroorzaakt.
Ik protesteer op de meest nadrukkelijke wijze tegen deze ongehoorde schending van de internationale wet in Noorsche territoriale wateren en tegen het feit, dat de Noorsche regeering ons schip, de „Altmark", geen voldoende bescherming heeft gegeven.
Het eenige feit, dat met deze schending van het internationale recht kan worden vergeleken, is het bombardement van Kopenhagen in 1807. Deze schending is uniek in de geschiedenis en ik behoud mij namens mijne regeering het recht voor alle mogelijke verdere eischen te stellen. Ik insisteer, dat de vroegere toestand aan boord van de „Altmark" zoo veel mogelijk zal worden hersteld, op volledige vergoeding van de aangerichte schade en op stappen tegen den pleger van de schending met alle mogelijke middelen, die ter beschikking van de Noorsche regeering staan.
Ik moet de aandacht vestigen op het feit, dat de situatie uiterst ernstig is en dat zij de ernstigste gevolgen zou kunnen hebben".
De Duitsche protesten. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Londen, 17 Februari (Reuter) De officieele Duitsche omroep dreigde heden met weerwraak voor de „Altmark"-affaire. Hij verklaarde: ,JDeze affaire zal gevolgen hebben, waarvan de omvang moeilijk te voorspellen is. Elke Duitscher beseft, dat voor deze ongehoorde Britsche misdaad moet worden geboet".
Bern, 17 Febr. (Havas). De Duitsche radio-omroep verspreidde heden in zeer heftige bewoordingen gestelde uittreksels uit de Duitsche pers over de affaire van de „Altmark", doch onthield zich er nog steeds van hieraan toe te voegen, dat zich aan boord van de „Altmark" ruim 300 Britsche gevangenen bevonden.
Het is duidelijk, dat de Duitsche pers een offensief in grootsche stijl heeft ingezet om het Duitsche volk ervan te overtuigen, dat Engeland de Noorsche territoriale wateren heeft geschonden en Engeland verantwoordelijk te stellen voor de uit deze gebeurtenis voortvloeiende situatie.
De „Völkischer Beobachter" schrijft, dat Engeland in den nacht van 16 op 17 dezer het begrip neutraliteit over boord heeft geworpen en voegt hieraan toe, dat met het feit, dat het de gewoonte van Duitschland is slag voor slag te antwoorden op alle aanvallen en dat het geheele Duitsche volk in deze houding eensgezind is, rekening moet worden gehouden.
De „Berliner Lokal Anzeiger" noemt Engeland „de grootste gangster ter wereld" en herhaalt de waarschuwing aan het adres der neutralen om hun neutraliteit tegenover Engeland te beschermen.
Waarnemers meenen, dat de toon der Duitsche pers eene is, welke „men algemeen bij haar waarneemt wanneer van Duitsche zijde groote beslissingen voor bereidt".
Ook de Radio en de pers toonen zich woedend.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Londen, 18 Febr. (Reuter). „Laat ons God danken, dat wij de regeering hebben, die den moed heeft gehad het te doen" en „The Nelson Touch", dat zijn 2 van de verschillende „koppen", waaronder de bladen unoniem de loftrompet steken over het bevel der Britsche regeering aan de „Cossack" om de Noorsche wateren binnen te varen en de Britten aan boord van de „Altmark" te bevrijden.
De „Sunday Times" spreekt van een bericht, dat iemand een hart onder den riem steekt. De Noorsche autoriteiten ter plaatse hebben een verkeerd standpunt ingenomen. Zij hadden niet mogen toestaan, dat de Noorsche neutraliteit misbruikt werd voor het overbrengen van Engelschen in gevangenschap naar Duitschland.
De Sunday Dispatch zegt, dat Engeland thans gedemonstreerd heeft, dat er geen onzin meer zal zijn. Als een regeering niet in staat is haar wateren neutraal te houden, als het een schuilplaats verleent aan een vijandelijk oorlogsschip, dan moet Engeland optreden voor de verdediging van de rechten van dit land en het is nu duidelijk, dat Engeland dat ook zal doen.
De „Sunday Express" verklaart, dat de geheele wereld, haar overwegingen basee rend op de breede eischen van menschelijkheid en medegevoel, afgescheiden van de wettelijke gezichtspunten, Churchill en de Britsche vloot zal toejuichen voor hun optreden.
De „People" zegt, dat als de Britsche vloot, wetende, dat de mannen gevangenen waren, die gered konden worden, hen aan hun lot overgelaten hadden louter om de spitsvondigheid van een aardige internationale procedure, iedere eerlijke Brit „Schande" geroepen zou hebben en iedere volgeling van Hitler zou zichzelf schor geschreeuwd hebben in hoonende woorden over de Britsche marine.
De „Sunday Chronicle" zegt, dat het bevel van de admiraliteit met geestdrift door het geheele Britsche Rijk zal worden goedgekeurd.
De „Sunday Pictorial" verklaart, dat de wereld begonnen was te denken, dat dit niét hetzelfde Groot-Brittannië was. dat zoo trotsch was en terecht door de wereld geëerbiedigd werd, maar het bevel dat van Churchill's admiraliteit is uitgegaan en dat zoo stoutmoedig is uitgevoerd door onze zeelieden, de afstamming van Nelson, heeft Brittannië op zijn oude plaats hersteld.
De Engelsche pers.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
Parijs, 18 Febr. (Havas). De. „Altmark"- affaire heeft in Frankrijk een geweldigen en vroolijken terugslag.
In diplomatieke kringen verklaart men, dat het verrassende optreden van de Britsche vloot en de bezetting van het Duitsche hulpschip door de „Cossack" niet alleen een schilderachtige en stoutmoedige episode is, maar ook een soort van heroische ..farce", waarvan de Duitschers, op heeterdaad betrapt, het slachtoffer zijn geworden.
Dezelfde kringen voegen hieraan toe, dat de eenstemmige reactie in Frankrijk is, dat de „farce" prachtig gespeeld is en dat de woede in Duitschland de algemeene voldoening nog verhoogt.
In diplomatieke kringen is men van meening, dat het feit, dat Duitschland een beroep doet op den eerbied voor het volkenrecht, terwijl de Britsche admiraliteit tegenover de internationale publieke opinie de onwettige aanwezigheid van een Duitsche eenheid in neutrale wateren onthult, uiterst komisch is.
Parijs lacht.. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005
HET BRITSCHE MINISTERIE VAN VOORLICHTING IS EEN GROOTSCHEEPSCHE CAMPAGNE BEGONNEN tegen uitlatingen in particuliere gesprekken, welke op de een of andere manier ter kennis van den vijand kunnen komen. In geheel Engeland worden 2,5 millioen biljetten aangeplakt met suggestieve teekeningen, die het gevaar van veel-praters steeds weer onder de aandacht van het publieke brengen. Het algemeene slagwoord is: „Lichtzinnig gepraat kost menschenlevens". — Links twee heeren, die de veelgebruikte woorden zeggen: ~Het bluft natuurlijk binnen vier muren" en niet op den achtermuur letten. Rechts: twee pratende dames, die gewaarschuwd worden, dat men nooit weet wie meeluistert.
DE MUREN HEBBEN OOREN. "De Sumatra post". Medan, 20-02-1940, p. 5. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010971325:mpeg21:p005