HOLLANDIA T)e traditionele Pesach-matze
Collectie
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Nieuw Israelietisch weekblad
- Datum
- 09-04-1948
- Editie
- Dag
- Uitgever
- J.B. de Mesquita
- Plaats van uitgave
- Amsterdam
- PPN
- 831178310
- Verschijningsperiode
- 1865-
- Periode gedigitaliseerd
- 1865-1994
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- Universiteitsbibliotheek Amsterdam ROS VV 120
- Nummer
- 17
- Jaargang
- 79
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.
Dit kan twee oorzaken hebben:
Probeer het later opnieuw.
Advertentie
Opperrabbijnen Maarsen en van Gelder herdacht
Aan de vooravond van de jaartijddag van wijlen Rabbijn van Gelder, overleden naar moet worden aangenomen, 7 Adar II 5703, heeft de Joodse Gemeente te Den Haag een tweetal bijeenkomsten gehouden, waarin zij op waardige wijze haar ttvee geestelijke voorgangers heeft herdacht. In de Kerkeraadszaal waren te kwart over 7 aanwezig het Kerkbestuur van Den Haag, de meeste leden van de Kerkeraad, de Opperrabbijnen Schochet en Tal, de Rabbijnen Prins en Vorst, vertegenwoordi-
gers van Leiden, Delft en de Port. Isr. Gemeente te Den Haag, familieleden van wijlen O. R. Maarsen en Rabbijn van Gelder en vele anderen. De Voorzitter, de heer I. Zadoks, opent de bijeenkomst en begroet alle aanwezigen, speciaal de zoeven genoemde officiële personen en gaat dan als volgt verder: „Het zal u niet verwonderen, dat de administratieve autoriteiten gemeend hebben, datgene, wat de geestelijke leiders in deze Joodse gemeente hebben verricht te moeten herdenken. Wij hebben behoefte te spreken en zo aanstonds in ons gebed uiting te geven aan ons gevoel van eenzaamheid. Opperrabbijn Maarsen is in October 1926 geïnstalleerd. Hij is de mah geweest, die ons in alles is voorgegaan en leiding gegeven heeft aan het Joodse leven in deze gemeente en dit ressort. Hij was een meester van het woord, waarvan men telkens opnieuw onder de indruk kwam. Op sublieme wijze heeft hij de gemeente en het ressort gediend. Zoals O. R. Maarsen mij nog kort vóór zijn deportatie naar Vught heeft verklaard, heeft hij het Opperrabbinaat zó kunnen waarnemen, als hij gedaan heeft, alleen dank zij de hulp en de steun, die hij van zijn vrouw heeft on-
dervonden. Ik wil daarom ook dankbaar releveren die stille en toch krachtige figuur, die onze Rebbeceente is geweest. Zij heeft zieken opgebeurd en treurenden getroost en ongelukkigen geholpen. De werd in zijn ambt bijgestaan door Rabbijn van Gelder, die in 1899 als controleur van het Kasjroeth en als leraar van Gemieloeth Gasaddiem zijn werk in de gemeente begon. Later is de benoeming tot Rabbijn gevolgd. Wat hij heeft gedaan en wat hij is geweest, kunnen alleen zij begrijpen, die hem gekend
hebben. Nooit was hem iets te veel. Dag en nacht trok hij erop uit, om daar te zijn, waar hij meende, dat zijn ambt zijn aanwezigheid verplichtte. Ik noem b.v. zijn nachtelijke inspectietochten, ter controle van de beambten van het Kasjroeth, die in de vroege ochtend op hun post dienen te zijn. Ik denk aan zijn lange wandelingen naar de begraafplaats, toen het ons, Joden, verboden was van openbare of particuliere ver-
voermiddelen gebruik te maken. Hij was altijd snel in het lopen, maar zijn leven was als het ware een rennen van de ene mitswa naar de andere. Ook hij heeft bij zijn werk veel steun van zijn Echtgenote ondervonden. Wij zijn nu hier gekomen, om in rouw onze gedachten aan deze beiden te wijden en tevens aan de duizenden geloofsbroeders, die zijn gedeporteerd en omgebracht. Moge de toekomst van de gemeente gaan volgens de lijnen, die de beide geestelijke voorgangers hebben uitgestippeld". De heer J. van Gelder uit Utrecht dankt voor de gelegenheid aanwezig te kunnen zijn. Spr. wil een persoonlijk woord spreken en schetst het leven van zijn Vader in zijn ouderlijk huis, waar steeds zon bijzondere Joodse spheer heerste, mede dank zij do voortreffelijke wijze, waarop zijn Moeder haar man in zijn werk en bij zijn onderwijs aan zijn kinderen assisteerue. Spreker vertelt dat het laatste schriftelijke levensteken, een briefkaart uit de trein geworpen na zijn vertrek uit Westerbork, de opgewekte mededeling behelsde, dat zijn Vader met een oude Rabbiner, ook in de veewagen aanwezig, Torawoorden wisselde. Spr. voelt dit als een laatste les voor zich en zijn broer en zusters. Namens deze allen biedt spr. een reproductie aan van een van de laatste foto's en hoopt, dat deze een plaats zal krijgen in de Rabbinaatskamer. „Vanavond", aldus Spr. „is het ook de jaartijd van 133-) nCÜ Diens afscheidswoorden aan Israël, zoals de dichter hem die in de mond legt, voel ik als door mijn Vader tot zijn kinderen en tot zijn gemeenteleden gericht. Hoort mij aan, broeders en vrienden, houdt U bezig met deze heerlijke wet, dit zal U nimmer tot struikelblok en strik zijn ma \poy lyy iflK 'JiyOP npiaSi b)vpeh d3l*' roei wi Ski npirn Wanneer allen, die Vader gekend hebben, zijn lessen opvolgen, zal hij ook na zijn dood tot zegen zijn, HDIsS lJl~l_T De heer Alter biedt, als voorzitter van het comité tot oprichting van een monument op de begraafplaats, foto's aan genomen bij de onthulling ervan ter bewaring in het archief. De Voorzitter dankt de beide sprekers en zegt, dat het K.B. gaarne bereid is de foto van Rabbijn van Gelder een plaats te geven in de Rabbinaatskamer, hoewef deze foto niet nodig is, om de herinnering levendig te houden bij die gemeenteleden, die hem gekend hebben. Hierna begaf men zich ter Synagoge, die geheel met belangstellenden gevuld was. Bij elke zitplaats lag een eenvoudig programma van deze speciale herdenkingsdienst. Nadat het avond-gebed verricht was, waarin de heer van Gelder voorging, onthulde de Voorzitter der gemeente, de heer I. Zadoks, de wit marmeren gedenkplaat, zodat de gouden inscriptie, met als opschrift Q"IX nöCJ TTTTJ * zichtbaar werd. Tevens ontstak hij een daarboven bevestigde lamp ter eeuwige nagedachtenis aan alle omgebrachte gemeenteleden. O. R. Schochet betrad hierna het spreekgestoelte. Na te hebben gezegd, dat het herdenkingswoord ter nagedachtenis van de heren Maarsen en van Gelder zal worden uitgesproken door O.R. Tal, die deze beiden persoonlijk gekend heeft, vervolgt spr. dat hij wil spreken over het zo juist ontstoken TÖJH en vers °P de herdenkingsplaat. Q"IN J~|ötW "H ~0 Herhaaldelijk hoort men de vraag: Waarom heeft God toegelaten, dat millioenen mannen, vrouwen en kinderen onschuldig werden ter dood gebracht? Deze vraag is niet gerechtvaardigd. Hoe zou een leven waarde
hebben als in ons niet de overtuiging bestond, dat de menselijke ziel bestemd is voor een eeuwig bestaan? God alleen weet, waarom Hij de ziel eens vroeg of laat tot zich neemt en op welke wijze Hij dit doet. Juist dit gebeuren is een bewijs voor het eeuwige bestaan van de ziel En de ziel is het licht, dat God in ons heeft geplant. Telkens wanneer wij het eeuwige licht zien, moeten wij denken aan de eeuwige zielen van hen, die lichamelijk gestorven zijn. Dan moeten wij niet vragen, maar denken waarom wij zijn achtergebleven, wat er van ons verlangd wordt en welke taak wij te vervullen hebben. Mogen wij het juiste antwoord op deze vraag vinden en aan ons bewaarheid worden dat, wat in de Megilla staat nnen rrnn rum amrrS Hierna draagt de Eerw. Heer Rabbinowitz op gevoelvolle wijze voor een gebed voor de zielerust van alle gedeporteerde gemeenteleden. De klagende melodie drong diep door in aller gemoed. Dan declameert de heer S. Colthof Psalm 94 : 1 en 13 Eerst in het Neerl., dan in het Hebr. God der Wrake, o Eeuwige God der Wrake verschijn. .. . met de troostwoorden aan het slot want de Euwige zal Zijn volk nimmer verlaten en Zijn erfdeel nooit prijsgeven" Dan bestijgt Opperrabbijn J. Tal de trappen van de Hechal tot het uitspreken van de Herdenkingsrede. Uitgaande van Jesaja 40 : 28: God de Schepper der wereld, is onvermoeid en nimmer afgemat, Zijn doorzicht is ondoorgrondelijk, vertelt Spr. het Midrasj-verhaal, waarin een zekere, Awnimos aan een der geleerden vroeg, hoe het allereerste begin der schepping was. Deze vtrwees hem naar Jozef de Bouwer, die als antwoord gaf: God nam stof van onder Zijn Eigen Zetel, wierp het op het water en het werd land. De kleine steentjes tussen het stof ontwikkelden zich tot bergen en heuvels. „Wanneer", zo gaat spr. verder, „wij vanavond hier gekomen zijn, om de en de ri-\ , of, iets moderner uitgedrukt, de ai en de vn-[ te herdenken, dan moeten wij constateren, dat er kinderen onder het Joodse Volk zijn, die, als bergen en heuvels, zó uitsteken in hun omgeving, dat zij als het ware geschapen zijn van stof van onder de Goddelijke Troon weggehaald. Zo was Uw , een man van grote gaven, die zijn ganse leven Tourowetenschap beoefende. De resultaten van zijn studie legde hij neer in werken, die hij publiceerde en waarvan dan het gehele Touro-Jodendom kon genieten. Daarmee eerde hij de naam Gods. Tevens was dit een eer voor de gemeente, waarover hij de 31 was, welke daardoor over de gehele wereld, waar Joden wonen en waar Touro geleerd wordt, bekendheid verwierf. Zo was ook Uw pi , ook een man van grote gaven, maar in geheel ander opzicht. Hij beschouwde het als zijn taak, zelf Touro te leren en anderen Touro-kennis bij te brengen. Daartoe was hij voortdurend en onafgebroken in de weer. Hij had daarin een grote hoogte bereikt en werd als een groot Talmied Goochom beschouwd Jozef, die zelf bouwer was, heeft zo geoordeeld (Hier doelde de spreker op Dr. Jozef Hirsch Dunner, beider leermeester) Velen, die zelf een zekere hoogte in de Joodse wetenschap hadden bereikt, kwamen bij hem met vragen en moeilijlcheden. Ook voor de eenvoudigen van geest wist hij bij Touro-studiebïjeenkomsten de materie klaar en helder uiteen te zetten en hem de waarheden des Jodendoms bij te brengen Daarbij bleef hij uiterst bescheiden. Hij wist niet, hoe hij bij zijn collega's om zijn geleerdheid werd hooggeacht. Hij was' wars van al wat lelijk en onedel en slecht was en was naïef in zijn geloof jegens de mensen. Hij kon niet begrijpen, dat anderen onoprecht en laag konden zijn. Dat was zijn enige fout. Een fout, die een deugd was. Hij is hier tot zijn ambt geroepen een jaar nadat mijn Vader heengegaan was. Deze beiden hadden een zelfde aard. Gelijk was ook hun eerbied voor de grote Meester. Hoe zou beider samenwerking nóg zegenrijker voor Uw gemeente zijn geweest! Gij hebt een pn bezeten van uitzonderlijke kwaliteiten Hij was gevormd uit het stof van onder de Goddelijke troon. Uw 3") en Uw pi zijn U voorgegaan in het goede, in het Joodse. Gij moogt U dit dankbaar herinneren. Toont dit door in hun geest verder te arbeiden. Dan zal God de zwakken en vermoeiden weder kracht en sterkte schenken r_T nas? D'jik j'kSi na r\pb jrru Na deze met gevoel en' warmte uitgesproken rede, die in de stille sjoel met grote aandacht werd aangehoord, spreekt Chazzen Rabbinowitz op innige wijze een tweetal UOm kSd bp uit, een voor 13-) 1J"I10 \va _t yin u-na p pnr en één voor ij-|ID j 3 pnïr rre_ _-i a-inij-no «]Dv _■) a-in beide besloten met een iQK van de ganse gemeente. De heer Colthof reciteert thans eerst in het Nederlands en dan in het Hebreeuws: Jesaja 40, versen I—ll en 27—31: Schenkt troost, troost mijn volk, zegt Uw G0d.... Gij boodschapster van Zion, beklim een hoge berg, verhef met kracht Uw stem, gij boodschapster Jeruzalems, verhef haar onbevreesd, zeg tot de steden van Juda, zie, Uw God! De plechtigheid wordt besloten met gezamenlijk zingen op de „meisiem"-melodie van Jikdal en Adon Olam. Op sobere, en toch indrukwekkende wijze heeft de Joodse Gemeente te 's-Gravenhage haar beide geestelijke leiders herdacht en hun nagedachtenis geëerd. "ittm nimx «TffiDg. nrnn
Opperrabbijn ƒ. Maarsen /L)'\
Opperrabbijn ƒ. van Gelder '7'}