en de MEESTER GELD-IAMELAAR
12) „Let goed op!" sprak de heer Geldmaker. „De automobilisten die daar ginds rijden, zullen binnen enkele minuten met veel genoegen het een en ander aan onze geldverzameling toe willen voegen!" „Dat kaai ik met niet voorstellen!" antwoordde Panda. „Wat hebben ze nu voor interesse in uw verzame_h-g?" „Ah, beste Panda, dat is het 'm juist!" riep de ander uit. „Ze zullen die belangstelling krijgen,
zodra de wolken die mijn robot heeft gespoten leeglopen!" Hij was nog niet uitgesproken of er schoot een bliksemschicht uit de verduisterde lucht, en meteen daarop begon het te regenen. Maar het was geen gewone regen — o nee! Er vielen blauwe druppels, en rode en groene —en hier en daar zefis oranje druppels. En omdat de stoet auto's zich juist onder de wolken bevond, werden ze al spoedig be-
dekt met een kleurige laag die uit een sterk soort verf bleek te bestaan. „Er gaat niets boven een kleurig landschap!" verklaarde Simon Geldmaker langzaam langs de gestopte rij bonte voertuigen rijdend. „Hoewel niet iedereen het daarmee eens is, zo te zien! Hoe gelukkig dat ik net langskom. Nu kan ik tenminste hulp bieden!"
Panda. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
"Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
Kapitein Rÿkers. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
Polle Pelli en Pingo. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
-88) Rechter Tic wijst naar de goudsmid Lic Mai en beveelt de soldaten: die man!" Lic Mai draait zidh vlug om, hij wil naar de deur rennen maar de twee soldaten springen hem achterna, grijpen hem vast en slepen hem voor de rechter. „Lic Mai," zegt Rechter Tic op barse toon, „nu uw minnares haar nek gebroken heeft, zult u alleen terecht staan voor de vreselijke misdaden die u te-
zamen met die verdorven vrouw hebt begaan." „Die vrouw... zij..." stottert de goudsmid. „Zij moet mij hebben belasterd, edelachtbare. Zij was een liederlijk schepsel, zij bedroog haar man Tav voortdurend..." „U bekent dus dat u Tav en zijn vrouw goed kende!" roept Rechter Tic uit „Als göudmakelaar hebt u van de een of andere doortrekkende goudsmid uit het buurdistrict gehoord,
en hef SPOOK VAN DE TEMPEL door ROBERT VAN GULIK
dat de Schatmeester zoveel goud bij zich had en het in een roodleren koffertje bewaarde. En gij hebt toen Tav opgedragen het goud te stelen. Yang probeerde u te chanteren. Ik weet dat Yang, kort voordat u hem tezamen met Seng-san hier in deze tempel vermoordde, nog bij u op bezoek is geweest. Ik vond namelijk goudstof in de zoom van zijn kleren. Beken, Lic Mai!"
RECHTER TIE. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
Ferd'nand. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
507). In de kleine kombuis van het goede schip Kokanje stond Bram rood en verhit aan het fornuis. Buiten was het al om te puffen, maar binnen was het can te brullen zo heet. „Tjonge, jonge, ik ben blij, dat ik aan de laatste vis toe ben", zuchtte Brammetje. „Dat is gewoon niet om uit te houden!" Sputterend gleed de vis, eventjes door de bloem gehaald, in de dampende olie. Lang duurde het niet of Bram kon de gebakken vis op het bord schuiven. Maar bijna liet hij de pan uit zijn handen vallen, toen hij bemerkte, dat de andere vissen ....verdwenen waren. „Nee maar zoiets....", mompelde Bram. Hij keek omhoog, omlaag, opzij en naar buiten.... en daar zag hij Karo tevreden knorrend in het zonnetje liggen. Drie afgekloven graten vertelden het hele verhaal. En een tongetje streek smakkend langs de lippen van de scheepskat, die door een daverende kreet van Bram werd gewekt. „Karo! Heb jij dat gedaan?" Karo schrok op en keek heel onschuldig. „Is er iets aan de hand?", vroeg hij liefjes. „Gaan we al eten?"
BRAMMETJE FOK. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
door Willy Corsari
134) Hij rijdt voorzichtig, maar zijn gedachten blijven rondwentelen. Vanmorgen is hij naar boven gegaan, besloten met haar te spreken. Hij had zichzelf verwenst, dat die brief verscheurd was. Het plaatste hem in een nog beroerder daglicht. Maar hoe dan ook, dit kón zo niet, hij was gek geweest om te zwijgen, gisteren. Toch heeft hij ook vanmorgen gezwegen. Zij maakte een opmerking, die hem schokte. Ze zei: „Je bent zo bleek. Zie je toch tegen de verantwoording op?" Toen hij dat ontkende, op wat korte toon, had zij verontschuldigend gezegd: „Ja, het is gek, dat ik je altijd nog zie als iemand, die heel jong is." Die woorden wekten een lange reeks van gedachten in hem op. Het is waar, hij is niet jong meer, al ziet hij er jong uit. Hij heeft dat niet beseft, niet willen aanvaarden, tot op dit ogenblik. Het versterkt opeens de benauwende vrees, voor wat er zal gebeuren als hij haar de waarheid vertelt. Ze kan boos worden en hem zelfs ontslaan. Maar ook in het beste geval betekent het, dat hij zo verder zal moeten, altijd in een ondergeschikte positie. Hij heeft geen geld genoeg om zich zelfstandig te maken, sparen ligt hem niet, en er is ook een weerzin in hem tegen de gedachte aan een leven van zorgen. Haar opmerking over naar buiten gaan, heeft even de hoop in hem opgewekt, dat alles nog op eenvoudige wijze in orde kan komen. In elk geval zal het dan op een afstand gebeuren, zonder scène met haar. Natuurlijk zal Dutil nog eens schrijven. Maar zijn eerste brief kan zijn weggeraakt. Ja dat zou dan een oplossing zijn. Op dat ogenblik zegt zij: „Ik laat alleen jou mijn adres achter, Lex. Jij kunt de post opsturen." Hij denkt: als er een brief komt van Dutil, zal die door mijn handen gaan. Ik kan hem sturen of achterhouden. Natuurlijk zal ik hem sturen. Neen, zeggen zijn gedachten, dat zul je niet. Je hoopt.dat Dutil het zal opgeven. Hij is misschien wel blij, dat hij niets hoort, hij is gehecht aan die jongen. Misschien ontdekt hij nooit iets en als hij later, na haar dood dan is er een minnelijke schikking te treffen. Dus zo ben ik, denkt hij. Ik hoop, dat zij zal sterven zonder het te weten. „Lex," zegt zij verschrikt en bijt dan op haar lip. Hij haat het, als zij opmerkingen maakt over zijn rijden, maar hij is rakelings langs een fietser gegaan. „Sorry," zegt hij. Zij kijkt van terzijde naar hem. Is hij ziek? Of bang voor de verantwoording? Er is, denkt zij, iets onvolwassens in hem. Ze zegt. „Ik heb morgen met Simon afgesproken. Ik vind, dat ik hem de situatie moet uitleggen, hij is zon oude vriend." Ook voor Alex, denkt zij. Simon zal dan anders tegenover hem staan en zijn raad, de zaken, die Lex kan doen met hem en zijn broer, zullen van grote waarde voor hem zijn. Ze schudt even het hoofd. Nu moet zij zich gaan afwennen, altijd aan de zaak te denken. Als zij uitstappen, staat zij even roerloos te kijken naar de grote ruiten. Alex vraagt: „Is er iets? je je niet goed?" vjei„Alleen de emotie. Het is geen nigheid, alles op te geven waar Je leven lang voor hebt gewerkt." 'f Hij zegt na een ogenblik: spijt hebt, verscheuren we het traet." Ze kijkt hem aan. „Meen je dat?" „Ja natuurlijk." jj«* „Daar ben ik blij om", zegt zij e" tf ontroert hem, dat haar gezicht ogenblik heel jong is en zacht en Dan wordt het hard en ze zegt„Maar ik zou het niet willen- mjH Als zij thuis is, gaat zij op de %# liggen. Ik ben niet goed denkt zij. De emotie natuurlijk h<,o morgen is zij voor het eerst geSf $ geweest door haar spiegelbeeld- gr heeft zich meer opgemaakt dan jj. woonlijk en gedacht: doktoren ve v»" sen zich zo vaak. Wat weten ze alles wat ik heb doorgemaakt? $ Ze belt op naar een reisbureau' p een hotel te laten bespreken ?* $ waar het rustig is, in Frankrijk' <)« vlieg er heen, denkt zij. Alex kaP auto houden. Hij zal dolblij zijn- , fl Als zij tegenover Alex aan tallfU'' voor het avondeten en brood **; \$ melt, omdat zij niet in staat lSh(JofJ te eten, gaat de telefoon. Hij 1 haar spreken. Haar stem klinkt verbaasd, dan aarzelend en onw^ Tenslotte zegt zij: „Nu goed, maar vanavond." .^»' Als zij terugkeert, zegt ze chend: „Dat was Matthias Ern tfp Hij is vanmorgen al weggegaan Cronenborg en vroeg, of hij va"8 mocht komen. Men zou bijna de' jiü dat ik een jong meisje was, wa%«'; verliefd op is! Ik heb eerst willen hij me nog mocht opzoeken en B binnenkort wegga, zal er ander» schien niets van komen. En het »ff. j« hem als vroeger met zijn moede kunt niet denken, dat het ?nbejt den is en opdringerig, je wéét, a « anders is en dat doet je toegeven- Jt „Ernisch", zegt hij was een beroemd dirigent die z° te. Ik heb platen van hem." Ajs f „Ja, zijn vader was dirigent- **, v lust hebt, kom dan ook vanavon ben liever niet alleen met hem- f Hij kijkt haar verwonderd aa"e„t? „Ben je soms bang voor die Zij lacht even. v"° „Neen, niet voor hem, maf,L#ft iets in hem. Een soort wonde bijna helderziende intuïtie." „v"1- Hij zegt: „Ik heb beloofd van o]T,e" op een afscheidsfuif te zullen van lui die gaan emigreren." $fi\ Emigreren, denkt hij. Neen, uvoor moet je jong zijn. Hij l° # niet kunnen: weggaan, K moeten opbouwen, zonder cornl" jj.i' ven. En hij heeft zich gehecht aa"ad«f; land. Voor de tweede maal een „ol»' land opgeven, neen. Het is °° sens, daarover te denken. ~ke jop „Hoe laat komt die wondenU* geman?" vraagt hij. .. „Om acht uur." ifu1""0 „Ik kan dan alleen een haf blijven. Wat doet hij?" t) (Nadruk verboden; (Wordt vet*
FEUILLETON Charles en Charlotte. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004
Een van de gevaren (om dit grote woord te gebruiken) van de zegepraal (om nog zon woord te gebruiken) van Koekoekisme is, dat de andere heren van het toernooiveld Koekoekser dan Koekoek gaan doen en te dikke plakken van de koe-koek gaan snijden, om die al te zwaar beboterd op de bordjes van de kiezertjes te gaan leggen. Ik hoop en (gezien uw intelligentie) verwacht, dat u bovenstaande, ongetwijfeld poëtische, beeldspraak naar behoren naar mijn bedoeling zult weten te interpreteren: alle overdrijving schaadt — of: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. We lezen nu plotseling dat iedereen heeft ontdekt dat alles veel eenvoudiger gezegd moet worden en dusdanig op bovenstaand bordje moet worden gelepeld dat het simpel kiezersvolk het met smaak verorberen wil en kan. Dit is een vergissing. Want verreweg de meeste zaken zijn nu eenmaal niet eenvoudig; integendeel; ze zijn uitermate gecompliceerd en wie ze gaat vereenvoudigen, of liever: wie de schone schijn aanneemt dat hij dat doet ,maakt zich schuldig aan bedrog, volksbedrog nog wel. Om nu eens een typisch middelmaats kiezertje te nemen zoals ik: dacht u dat ik iets begrijp van economie, van bouwbeleid, van staatsfinaneiën, van speciale defensiekwesties? En dacht u dat ik er, als ze me die aangelegenheden nu eens „eenvoudig" gingen uitleggen, iets méér van begrijpen zou? Dacht u dat, als Barend de Boer mij nu eens haarfijn zou willen komen uitleggen hoe de landbouw-, veeteelt-, zuivel-, en visserijsituatie in Nederland en de E.E.G. is en hoe dat allemaal moet worden aan-, in- en uitgepakt, hij daarin in minder dan dertig avondcolleges zou slagen? En zo is het precies met alle ander e departementen. Ik zou e Ljjt volle jaren van toegewijde s. y. voor nodig hebben om alle matiek inherent aan de siaart:igefi< houding, onder de knie te *%$ gesteld al, dat dit überhaupt m°* zou zijn, wat ik niet geloof. En nu wil men dat allemaal simplificeren? Ik geloof dat ..-m/i daarmee alleen maar nóg rnoelVv en nóg onbegrijpelijker door *" -j, Maar goed, ik ben het er mee dat het verkieslijk is althans waarin alles gezegd wordt (het tv of Officialces) eenvoudiger tf ken; dat geeft het kiezersvolk tenminste de indruk dat het e\ van begrijpt. En dat heeft on?cAeA1$' feld zijn waarde. Ook valse ifj° ken kunnen indrukwekkend Sl^nl1, t» De tweede vergissing die r,*\j(it Koekoekpaniek gemakkelijk jrpi' kan is, dat men in zekere mate koekje gaat spelen. Tracht te 9j spelen. Dat spelletje is bij tot mislukking gedoemd. Al meneer Toxopeus een boerenkiel al loopt meneer Tans op klomP^\tji gaat meneer Schmelzer een pl°& **fr op zetten (om het zo maar eer» guurlijk uit te drukken) door jj vermommingen kijken de dwars heen. Dat werkt alleen belachelijk. Ik bedoel: iemand $ van huis en aard geen demaQ°°]Lp kan dit nooit worden. Je moet voor in de wieg gelegd zijn en a niet het geval is kun je het leren. tf> Zodat u ziet, dat het zonder moeilijk is en dat me* dere dan bovenstaande middele* p moeten aanwenden om het isme te bestrijden. rff Dit stukje krijgt een uiterrn&Wjp bevredigend slot: ik kan die delen niet aangeven en, in scheidenheid: ik ben benieuwd °' ander dat wèl kan.
Mr. E. Elias' Kruiderijen
't Kan niet eenvoudig. "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 27-04-1966, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 13-03-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010869345:mpeg21:p004