In Rotterdam zijn besprekingen gaande om te trachten rabbijn Albert Hutterer te behouden voor de Nederlands-Israelietische Gemeente in de Maasstad. De heer Hutterer (33) heeft te kennen gegeven om persoonlijke redenen zijn ambt neer te willen leggen. Heimwee van zijn vrouw en problemen rond de joodse onderwijsmogelijkheden voor zijn kinderen hebben hem ertoe bewogen wellicht naar Israël terug te keren. De heer S. Frenk, voorzitter van de kerkeraad van de Nederlands Israelietische Gemeente te Rotterdam, deelt ons mede, dat hem officieel van een mogelijk vertrek van rabbijn Hutterer niets bekend is.
Rabbijn Hutterer kwam in 1975 naar Rotterdam als opvolger van opperrabbijn Daniël Kahn, met wie de NIG Rotterdam grote moeilijkheden had. De heer Hutterer werd op 18 januari 1976 geïnstalleerd als geestelijk leider van de NIG Rotterdam. Een van de voornaamste problemen waarmee de jonge, uit België afkomstige, rabbijn zich tot nu toe heeft beziggehouden was het joods onderwijs in het synagogaal ressort Rotterdam.
De afgelopen twee jaar heeft hij vruchteloze pogingen in het werk gesteld in de Maasstad een joodse kleuterschool op te zetten, naar het voorbeeld van zijn vriend en collega, de in Londen wonende waarnemend opperrabbijn van Den Haag Menachem Fink. De heer Fink heeft tijdens zijn ambtsperiode zoweJ een peuter- als kleuterschool voor joodse kinderen opgericht, welke door de stichting Beth Hamidrasj wordt beheerd. Ook de Rotterdamse rabbijn stuurde zijn kinderen naar deze school. Maar er is in Den Haag noch in Rotterdam een joodse lagere school. In de Maasstad slaagde de heer Hutterer er zelfs niet in een joodse kleuterschool van de grond te krijgen omdat de belangstelling hiervoor te klein was.
Mocht het de Rotterdammers niet gelukken het echtpaar Hutterer tot andere gedachten te brengen, dan zullen de rabbijn en zijn vrouw in Israël nauwelijks moeite hebben een andere werkkring te vinden.
Rotterdam poogt Hutterer te houden. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 16-09-1977, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 06-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860314:mpeg21:p003
"Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 16-09-1977, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 06-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860314:mpeg21:p003
Op initiatief van de Werkgroep Israël hebben joodse en zionistische organisaties een verklaring het licht doen zien om drie socialistische zionisten, die blijk hebben gegeven eigenaars te zijn van politiek onbenul, aan de kaak te stellen. Een soort moderne banvloek is over hen uitgesproken. Terecht, waar zij een actie hebben ondernomen die alleen in het belang kan zijn van de PLO en haar sympathisanten. Daarvan dient men zich te distantiëren.
Het is echter bijzonder wrang, dat bij de kritiek op de socialistische zionisten een ondertoon valt te bespeuren. De ondertoon van jaloezie, dat zij met de PLO-vertegenwoordigers hebben gesproken. De Werkgroep Israël heeft om een dergelijk gesprek in feite gevraagd.
Zionistische groepen strijden om de erkenning van de PLO. Pogen elkaar vliegen af te vangen om met PLO-ers te mogen spreken,
niw eïïl.
Op gezette tijden komt een soort coördinatiecommissie bijeen onder auspiciën van de Nederlandse Zionisten Bond. Het zou wenselijk zijn als die commissie eens orde op zaken stelt. Het is thans zo geworden, dat een aantal organisaties ongetwijfeld met de beste bedoelingen, hengelen naar erkenning van vriend en thans kennelijk ook van vijand. Dat tal van organisaties streven om maar in de publiciteit te komen. Dat leidt er zelfs toe, dat als de één een laakbare verklaring uitgeeft waarin men zich „distantieert van de door Israël gevoerde politiek", enige tijd nadien de andere organisatie een persverklaring het licht doet zien waarin men „onthutst is over de laatste maatregel van de regering Begin" Men kan afstand nemen van de regering Begin Maar niet van Israël.
Dan helpt men, ook al heet men Werkgroep Israël of Socialistische zionisten, Israels vijanden meer dan men zich bewust is. Dat alles ter wille van een paar regels met zijn naam in Nederlandse kranten. Dat alles om oog in oog te staan met PLO'ers. Het is om de ogen neer te slaan
OOG IN OOG. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 16-09-1977, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 06-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860314:mpeg21:p003
Het ziet er niet naar uit, dat de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie op korte termijn een bureau in Den Haag zal openen. Ezzedine Kalak, directeur van het PLO-kantoor in Parijs en Naim Khader, directeur van het PLO-bureau in Brussel hebben dat duidelijk te verstaan gegeven. Zij zijn niet geïnteresseerd in een informatiekantoor, maar alleen in een bureau met een diplomatieke status. Leden van de Tweede Kamercommissie voor buitenlandse zaken hebben de PLO-ers duidelijk gemaakt, dat zoiets niet mogelijk is. Ook de drie socialistische zionisten, die een informeel gesprek hebben gevoerd met Kalak en Khader hebben de idee van een PLO-kantoor afgewezen.
Kalak en Khader hebben de leden van de vaste commissie voor buitenlandse zaken voorlichting gegeven tijdens een informele bijeenkomst in Den Haag. Van de 23 leden van de commissie waren 10 aanwezig.
De twee PLO-ers spraken de verwachting uit, dat Israël er niet toe zal overgaan de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie te erkennen. Israël zal voor erkenning van de PLO een prijs dienen te betalen. Welke prijs dat zal zijn werd in het midden gelaten.
Kalak en Khader bestreden de opvatting van parlementsleden dat er verschil zou zijn tussen de regering-Rabin en de regering-Begin. Beide werden verfoeid.
Hoewel artikel 6 van het Handvest van de Palestijnen zegt dat alleen joden die voor de zionistische immigratie als Palestijnen worden beschouwd, zeiden de PLO-ers in Den Haag, dat de joodse nederzettingen die thans in Israël zijn in een Palestijnse staat kunnen blijven bestaan. Deze Palestijnse staat zal volgens de PLO-ers gedeeltelijk op de Westbank en gedeeltelijk „op bevrijd gebied" kunnen komen. Artikel 11 van het Handvest spreekt echter van een Palestijnse staat uitsluitend op het Israëlische grondgebied.
De informele bijeenkomst viel in drie delen uiteen. In het begin gaven de PLO-ers een historische uiteenzetting, vervolgens werden gedurende ongeveer veertig minuten vragen gesteld en en slotte namen Kalak en Khader twintig minuten om te antwoorden. Zij wezen er daarbij op, dat zij in de strijd tegen Israël alles geoorloofd achten „diplomatiek, politiek en militair." Aanslagen op de burgerbevolking in Israël behoren daartoe eveneens. De PLO-ers vroegen de Tweede Kamerleden de realiteit niet uit het oog te verliezen. Zou dat gebeuren, dan is een oorlog onvermijdelijk. Europa zou daar onder lijden. „Weliswaar hebben de Palestijnen geen olie, maar de Arabieren wel. leder wapen zullen wij in een oorlog gebruiken. Ook het boycotwapen." In het gesprek met Sijes. Hijmans en Kalmann van de socialistische zionisten werd Kalak en Khader te verstaan gegeven, dat de socialistische zionisten er niet aan willen meewerken te pleiten vóór opening van een PLO-kantoor in Den Haag. Van politieke erkenning door zionistische groepen zal geen sprake zijn, zolang de PLO de vernietiging van Israël voorstaat. Wel werd naar voren gebracht, dat voortzetting van informele contacten met de PLO wenselijk kan zijn. Duidelijk werd de PLO'ers gezegd, dat het streven van de Palestijnse organisaties van Israël een Palestijnse eenheidsstaat te maken niet aanvaardbaar is.
Aan de PLO'ers werd te verstaan gegeven, dat een verharding van het Palestijnse standpunt jegens Israël een sterkere afwijzing van Israël oproept, waardoor de polarisatie in het Midden Oosten toeneemt. Socialistische zionisten en Kalak en Khader vonden elkaar in de constatering, dat het gevaar op het uitbreken van een nieuwe oorlog in het Midden Oosten groter wordt. Maar van de kant van de socialistische zionisten werd daaraan toegevoegd, dat hiervan niet uitsluitend de schuld aan Israël kan worden gegeven. De extreme Palestijnse houding is verantwoordelijk.
Inmiddels heeft de vaste commissie voor buitenlandse zaken uit de Tweede Kamer besloten, dat het wenselijk is als uit het Nederlandse parlement een groep naar voren komt, die met Israëlische parlementsleden een dialoog gaat houden. Een dergelijke groep zou de evenknie moeten worden van de Nederlandse parlementaire delegatie bij de Euro-Arabische dialoog. Kort na de Jom Kipoeroorlog is getracht een soort vriendschapcomité van Nederlandse parlementsleden voor Israël van de grond te krijgen. Dat is toen mislukt. Met het ondertekenen van de brief aan Carter met het oog Israël onder druk te zetten kwam tot uiting, dat er wel een parlementaire groep bestaat die een dialoog met Arabische parlementsleden voert. Kpt.
Voorlopig geen PLO kantoor in Nederland. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 16-09-1977, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 06-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860314:mpeg21:p003
Enige generaties lang,' in het tijdperk der emancipatie, hebben onze schrijvers en redenaars getracht de verhouding tot onze omgeving vast te leggen, door als onderwerp te kiezen: De joden en... of: ...en de joden. Bladerend in joodse tijdschriften en couranten vindt men telkens weer artikelen en verslagen over: de joden en het volkerenrecht, de joden en de vaccinatie, de joden en de wereldliteratuur, de joden en de roeisport ofwel: het volkenrecht en de joden, de vaccinatie en de joden enzovoorts.
Merkwaardig is het, dat zij die in de loop der tijden tegen de joden geageerd hebben ook altijd spraken en spreken van de joden en... of ...en de joden. Te beginnen met Haman die met Koning Achasjwerosj sprak over de joden en hun afwijkende wetten. Dat gaat zo heel de geschiedenis door. Natuurlijk kun je vandaag de dag niet meer komen met de beschuldiging dat de joden in hosties prikken tot er bloed uitvloeit. Integendeel. Op 23 november 1977 zal kardinaal Suenens namens de kerk in de Sint Michiels kathedraal te Brussel een bronzen plaat onthullen, waarop officieel vermeld staat dat de in 1370 gedateerde schending van het allerheiligst sacrament (de hostie) door leden van de joodse gemeenschap in Brussel nooit heeft plaats gehad. Dat is op zichzelf te waarderen, al kunnen de twintig op 21 mei 1370 verbrande „boose quade ioden" die alle „te pulfre verbrant" werden, geen getuige meer zijn van hun eerherstel. In het NIW van 26 augustus 1977 schreef Kpt een artikel onder de kop: Joodse invloed aan de kaak door Toss en De Volkskrant. Toss ben ontdekt wat „die boose quade ioden" in Amerika nu weer uitgehaald hebben. Het gaat over de joden en het filmbedrijf. Want, schrijft de Volkskrant, „mensen van joodse afkomst domineren in het Amerikaanse filmbedrijf en hebben vooraanstaande posities binnen de invloedrijke joodse lobby in Washington". De Volkskrant heeft blijkbaar de neuzen geteld, maar dat is echt geen betrouwbare maatstaf. Lobby is ook al een modewoord en er zijn natuurlijk geen andere lobbies ter wereld dan de joodse JVou ja, denken staat vrij en wie zich aan Hiltermann spiegelt, spiegelt zich zacht.
Maar nu lees ik in het zelfde NIW iets dat opnieuw onrustbarende aspecten biedt: Israëlische kippen leggen het meest. De Israëlische hennen zijn de allerbeste eierproducenten ter wereld. Dat is op een internationale wedstrijd in Singapore gebleken. Het betrof niet alleen het aantal gelegde eieren, maar ook de kwaliteit zoals gewicht enzovoorts. En nu vraagt men zich af: hoe is dat mogelijk? Wat zou daar achter zitten. Zouden de joodse kippen geen unfaire middelen gebruiken. Hoe komt het dat de kippen van joodse afkomst het kippenbedrijf domineren? Alsof dat nog niet erg genoeg is, het blad meldt ook dat de Israëlische pluimveehouders het resultaat afwachten van de strijd om het beste braadkuiken. Als joodse braadkuikens een invloedrijke joodse braadkuikenlobby gaan vormen is het hek helemaal van de dam. Daar moet bijtijds tegen geschreven worden. Caveant de Volkskrant cum suis.
Braadkuikenlobby door H.Beem. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 16-09-1977, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 06-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860314:mpeg21:p003
De Provinciale Bibliotheek van Friesland krijgt een unieke collectie Hebreeuwse en Jiddisje boeken en handschriften. Dr. L. Fuks, oud-conservator van de Bibliotheca Rosenthaliana en een van de grootste kenners op het gebied van de Hebraïca en Judaica in Nederland, heeft besloten zijn verzameling na zijn dood aan de provincie Friesland na te laten. Hij doet dat, zegt hij uit dank voor de enorme hulp welke de Friese bevolking tijdens de tweede wereldoorlog aan de Nederlandse joden heeft geboden.
De collectie van dr. Fuks zal worden gevoegd bij de reeds bestaande verzameling Hebreeuwse literatuur waarover de Provinciale Bibliotheek van Friesland beschikt. Deze collectie is afkomstig uit de voormalige universiteitsbibliotheek van Franeker, welke in 1852 vjerd opgeheven.
De Hebreeuwse boeken, welke thans in het bezit zijn van de provinciale bibliotheek (een voortzetting van de Franeker bibliotheek) zijn aan het einde van de zestiende eeuw door de toen befaamde Hebraïcus professor Johannes Drusius, van 1585 tot 1616 hoogleraar in Franeker, bijeengebracht. Samen met Latijnse en Griekse geschriften vormen zij de klassieke afdeling van de provinciale bibliotheek.
De verzameling van dr. Fuks omvat in totaal drieduizend banden. Ze bestaat onder meer uit oude Hebreeuwse boeken, gedrukt buiten Nederland tot ongeveer 1800, in Nederland gedrukte Hebreeuwse boeken tot 1800, waaronder een groot aantal die door rabbijn Menasseh ben Israël in de periode 1627-1656 in Amsterdam zijn gedrukt. Voorts zijn er een unieke collectie oude Jiddisje drukken, boeken en handschriften betreffende de emancipatie der joden in Nederland vanaf 1796, alsmede wetenschappelijke handbibliotheken van de Hebreeuwse en de Jiddisje taal- en letterkunde welke tot heden zijn bijgehouden.
De collectie-Fuks wordt gecompleteerd door een aantal volledige jaargangen van tijdschriften betreffende Hebraïca en Jiddisje literatuur. Daaronder zijn verscheidene series die voor de tweede wereldoorlog in Oost Europa zijn gepubliceerd, maar die tegenwoordig nergens meer te vinden zijn.
Dr. Fuks heeft besloten zijn verzameling niet aan de Bibliotheca Rosenthaliana in Amsterdam na te laten, hoewel hij daar jarenlang heeft gewerkt, omdat men daar, naar hij ons zegt, het meeste van wat zijn collectie bevat, reeds heeft. Ook Israël zou aan zijn bibliotheek geen behoefte hebben.
Gedeputeerde Staten van Friesland hebben de schenking van dr. Fuks „met graagte" aanvaard omdat zijn verzameling het wetenschappelijk aanzien van de 300.000 banden tellende Provinciale Bibliotheek van Friesland nog aanzienlijk vergroot. Mocht er in de toekomst een nieuwe bibliothecaris worden gezocht, dan zal men volgens een woordvoerder van het provinciaal bestuur proberen iemand te vinden die naast Grieks en Latijn ook het Hebreeuws machtig is.
Gedeputeerde Staten schatten dat met de toevoeging van de collectie- Fuks te zijner tijd extra kosten voor het bijhouden van de bibliotheek, de administratie en de uitbreiding van de Hebreeuwse en Jiddisje afdeling, van op zijn minst tienduizend gulden per jaar gemoeid zullen zijn
Dr. L. Fuks: collectie nalaten als dank
Collectie Fuks voor Friese bibliotheek. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 16-09-1977, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 06-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860314:mpeg21:p003