Onze katholieke voetbalbewegtag is Zondag weder in een nieuw stadium getreden door de oprichting van den „Interdiocesane Bond voor de regeling en verzorging van de Interdiocesane voetbalcompetities." Tot op heden werden de Federatie-competities geregeld door de Technische Sectie en het Technisch Bestuur, doch het verlangen naar meerdere bevoegdheid was oorzaak, dat indertijd een reorganisatie-commissie werd benoemd, die een lijvig rapport uitbracht, en de wegen aangaf, die zouden kunnen leiden tot het verkrijgen van een meerdere bevoegdheid voor de vereenigingen, die met elftallen ta de Federatie-competitie uitkomen. Dit rapport wera aanvaard, en daarop voortbouwende, werden statuten en reglement ontworpen. De statuten werden bereids door het Doorluchtig Episcopaat goedgekeurd, waarbij tevens werd vastgesteld, dat de nieuwe Bond lid zou moeten zijn van de Federatie. Al.e vereenigingen, cue met elftallen ta de Federatie uitkomen, waren tot bijwoning van de oprichtingsvergadering uitgenoodigd, en van 166 waren er 53 aanwezig.
Collectie
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad
- Datum
- 27-04-1932
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Gebr. Verhoeven
- Plaats van uitgave
- 's-Hertogenbosch
- PPN
- 832688045
- Verschijningsperiode
- 1845-1959
- Periode gedigitaliseerd
- 1845 t/m 1959
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB C 236
- Nummer
- 26449
- Jaargang
- 87
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.
Dit kan twee oorzaken hebben:
Probeer het later opnieuw.
BINNENLAND I.V.B. OPGERICHT Kath. Voetbalbeweging in nieuw stadium
Welkomstwoord Stufkens
De vergadering stond onder leiding van het Technisch Bestuur, welk bestuur de voorzitter, de heer J. Stufkens, de aanwezigen welkom heette, en een kort historisch overzicht gaf van de ontwikkeling der voetbalorganisatie. Zeventien Jaar geleden vereenigden zich de eerste katholieke voetballers, en thans kennen we een sterk uitgegroeide organisatie, die reeds verschillende mijlpalen heeft bereikt en thans aan een nieuwe gekomen Is. De vergadering keurt goed, dat de leiding zal zijn ta handen van het Techn. Bestuur voor wat deze bijeenkomst betreft, en accepteert de volgende dagorde: 1. In principe oprichting van een Interdiocesanen Bond voor de regeling en verzorging van interdiocesane voetbalcompetities; 2. behandeling van statuten en daarop ingediende amendementen; 3. verkiezing van een voorloopig bestuur; 4. zoo noodig behandeling van reglement met amendementen. Naar aanleiding van een vraag van den afgevaardigde van Wilskracht te Amsterdam, waarom deze bijeenkomst niet verplichtend is gesteld, voerden diverse personen het woord, waarbij kwam vast te staan, dat een verplichtend stellen rechtens niet mogelijk was.
Verschillende meeningen
De voorzitter stelt dan de vraag, of de vergadering ta principe aceoord gaat met de oprichting van den ïnterdiocesanen Bond. Naar aanleiding van deze vraag kwamen de tongen weer los. De Meer, Amsterdam,' is er tegen; Wilskracht is tevreden, maar niet voldaan. De adviseur der Federatie, kapelaan Vissers, vestigt er de aandacht op, dat het doel van de nieuwe organisatie niet anders is, dan de naam aangeeft, en dat de Federatie is en blijft het leiding gevend lichaam, in welk lichaam de nieuwe Bond vertegenwoordigd zaï zijn. Nadat nog tal van inlichtingen zijn gevraagd en gegeven, spreekt dr. v. d. Heide, voorzitter R. K. F., de vergadering toe, waarna de voorzitter opnieuw de vraag betreffende de oprichting stelt. Met 52 stemmen voor en een tegen wordt tot de oprichting besloten. De Meer (Amsterdam) was tegen. Vervolgens komen ta bespreking de statuten met de ingediende amendementen. Aan art. 1 wordt de oprichtingsdatum toegevoegd, terwijl bij art. 6 werd bepaald, dat het bestuur zal bestaan uit hoogstens elf personen. De voorzitter wordt door de vergadering aangewezen. Een artikel betreffende de geldmiddelen werd er aan toegevoegd, en na stemming bepaald, dat elk Diocees een bestuurslid zal hebben. De statuten worden daarop met algemeene stemmen goedgekeurd.
Voorloopig bestuur
Van uit de vergadering wordt voorgeste'd het Technisch Bestuur als voorloopig bestuur te doen optreden. Dit voorstel wordt aanvaard. Op voorstel 'Tan den voorzitter wordt besloten hier nog een drietal personen aan toe te voegen. Na enkele besprekingen verklaren zich hiertoe bereid de leden der reorganisatie-commissie, de heeren Prinsen, Roseboom en De Vries. Dit zevental personen zal nu het regiement ta overeenstemming brengen met at amendementen en geuite wenschen. Door het feit, dat de Interd. Bond zitting neemt in dé Federatie, moeten hiervoqr twee afgevaardigder. aangewezen worden. Na stemmen en nog eens stemmen worden hiervoor aangewezen de heeren Roseboom en Goorse. De voorzitter vraagt daarna machtiging vooi het aanvragen van kerkelijke en koninklijke goedkeuring, welke wordt verleend. Nadat een regeling is getroffen voor wat oetreft de reiskosten der afgevaardigden, werd de vergadering gesloten.
PARIJSCHE KUNST Een boeiende tentoonstelling
Jhr. W. F. A. Röell en de directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, de heer Baard, hebben de taak, welke zij zichzelf stelden, nJ. het inrichten van een instructieve en overzichtelijke tentoonstelling, omvattende de belangrijkste figuren der zng. „Ecole de Paris", op bewonderenswaardige wijze vervuld. In de bovenn van het Stedelijk Museum te Amsterdam hebben zij een naar omstandigheden gelukkig gekozen collectie werken bijeengebracht, waarin men alle strevingen en stroomtagen der schilderkunst te Parijs vanaf 1900 tot op den dag van vandaag vertegenwoordigd vindt. Het zou gemakkelijk zijn op de samenstelling dezer tentoonstelling enkele aanmerkingen te maken, maar hoe juist deze «ook zouden kunnen zijn, tij zouden den inrichters onreóht aandoen. Want niet alleen noopten de omvang en de verscheidenheid van het overweldigend rijke materiaal tot een strenge selectie, welke uiteraard aan subiectieve invloeden onderhevig is, maar ook stond niet altijd juist dat werk ter beschikking van de inrichters, dat zij het meest representatief achtten en het liefst wilden laten zien. Dat desniettegenstaande deze boeiende tentoonstelling, welke duizenden bezoekers trekt, geworden is tot een belangwekkende en inzicht gevende kaleidoscoop van de ontwikkeling der schilderkunst der laatste dertig jaren, strekt hun tot eer. Bovendien wisten zij het zóó te groepeeren met met classificeerende aanwijzigingen over de verschillende zalen te verdeelen, dat alle bezoekers aan de hand van den niet meer dan de allernoodzakelijkste gegeven bevattenden catalogus wegwiis kunnen worden ln deze bij den eersten aanblik misschien wel wat verbijsterende verzameling. De „Ecole de Paris" is geen schilderschool ta den zin van b.v. de Haagsche. Zij omvat niet een aantal gelijkgezinde kunstenaars, die elk op hun wijze streven in één en dezelfde richting, doch onder dezen naam brengt men eenvoudig de meest verschillend aangelegde er. verschillend gerichte kunstenaars samen, die, alleen dit met elkander gemeen hebben, dat zij de onmiddellijke inwerking van het Franschdoordessemde cosmopolitlsche Parijsche kunstleven in meerdere of mindere mate hebben ondergaan zoodat zij, gelijk de inleider van den catalogus het uitdrukt, „het geestelijk burgerschap" van de Fransche metropool hebben verworven. . ~ Geen der Europeesche cultuurcentra heelt op de ontwikkeling der plastische kunst m de laatste decennia zóó bevruchtend en vernieuwend gewerkt als Parijs. De kunstenaars vinden er een sfeer van vrijheid en vitaliteit, zn komen er in contact zoowel met de klassieke Fransche traditie van klaarheid en evenwicht als met de experimenten der zoekers naar nieuwe banen voor de oude kunst. Actie en reactie vallen er vaak samen. Het geesteliik leven van gansch Europa concentreert et zich vibreerend als gistend bloed in een eeuwig jonT hart. Parijs is stads 't einde der vorige eeuw t Mekka geworden der' beeldende kunst. Vele kunstenaars, wien het leven ta eigen land te eng werd pelgrimeerden er heen. Uit ons land met zijn ' roemruchte schildertraditie trokken o.a. een Jongkind, een Vincent van Gogh, een Kees van Dongen en een Piet Mondriaan, om slechts enkelen der meest markante figuren te noemen, naar de Fransche hoofdstad. Van de twee' eersten is zelfs een sterke invloed uitgegaan voor de verjonging der Fransene en Europeesche kunst, Van Dongen vond er een voor hem ideale atmosfeer en verfranschte er tot naturalisatie toe, Mondriaan werd er de meest consequente en geloovige discipel van „la peinure abstracte", welke ta laatste Instantie moet leiden tot het cerebraal beredeneerde witte vlak.
Deze tentoonstelling nu geeft een zoo objectief mogelijk beeld van hetgeen er in dit sterk Fransch georiënteerde Europeesche milieu stads 1900 is voortgebracht niet alleen, maar ook van de ontwikkeling der verschillende kunstenaars afzonderlijk. Van de voornaamsten onder hen vindt men hier meerdere werken, die de onderscheidene groei-perioden van hun kunst karakteriseeren. In een volgend artikel zullen wij op onzen rondgang enkele doeken nader beschouwen. H. v. M.
CARNAVALSDRAMA TE MAASTRICHT Zware mishandeling ten laste gelegd
Voor de Strafkamer der Arr. Rechtbank te Maastricht had Maandag de voortzetting plaats van het onderzoek betreffende het Maastrichtsche Carnavalsdrama. Terecht stonden de gedetineerde logementhouder J. H. C. en W. W.
In den laatsten Carnavalsnacht werd bij een onderlinge twist aan v. d. S. een slag op het hoofd toe;ebracht. Deze slag welke toegebracht moet zijn met een zwaar voorwerp, spleet v. d. S. den schedel, v. d. S. die eerst onlangs het ziekenhuis ken verlaten en blijkens een mededeeling van den deskundige-getuige Dr. Rombouts zn leven lang lam en geestelijk abnormaal zal blijven, werd de zittingzaal binnengedragen, 'n Familielid had hem over den rug hangen. Een der getuigen, W., legde ten opzichte van J. H. C. een bezwarende verklaring af. De getroffene, v. d. S., verklaarde in den verdachte J. H. C, dien hij voorheen slechts kende van hooren zeggen, pertinent den man te herkennen, die hem den noodlottigen slag toebracht. Het O. M. achtte zware mishandeling bewezen, ten laste van de belde verdachten. J. H. C. heeft reeds heel wat op zn strafregister en meer dan 20 veroordeeltagen achter den rug. De eisch luidde 2 jaar gevangenisstraf voor J. H. C. en 6 maanden gevangenisstraf voor W. W. De verdediger, mr. W, J. Kom, voerde onder meer aan, dat het zeer moeilijk zou zijn Jn dezen uit te maken of uit 't groot aantal vechtenden inderdaad de slag werd toegebracht door verdachte J. H. C. De Rechtbank wijst binnen 14 dagen vonnis.
EBERT EN DE MATROZEN-DIVISIE Zijn verbond met Hindenburg BESTORMING VAN HET BERLIJNSCHE SLOT
De laatste Rükskanselier van Keizer Wilhelm 11, Prins Max van Baden, moest op 9 November 1918 door de revolutionnaire gebeurtenissen gedwongen, aftreden. En diezelfde gebeurtenissen wezen waarlijk noodzakelijk en dwingend den leider der meerderheidssociaaldemocraten Fritz Ebert als opvolger aan. In het historische oogenblik van de overgave van het hoogste Rijksambt sprak prins Max bewogen de woorden: „Meneer Ebert, belooft u mij alles te doen, om de eenheid van het Rük te bewaren?" Ebert legde dadelük uit volle overtuiging die gelofte af en deed haar gestand. Dat is zijn roem voor de geschiedenis. Hü bleef weliswaar nauwelüks tweemaal vier en twintig uur rijkskanselier, daar bij het uitroepen der republiek een directorium van volkscommissarissen werd ingesteld, maar hij was direct het hoofd van dit zesmanschap, dat Uit drie meerderheidssocialisten en drie onafhankelüken bestond. De „vox popull" proclameerde hem al dadelük tot Rükspresident, ofschoon hij dit officieel pas werd door zün benoeming tot dit hoogste ambt der republiek door de Nationale Vergadering van Weimar. De volkshumor, die ook in de moeilükste tüden nooit verdwijnt, gaf hem al direct den titel van Züne Majesteit, ta het Duitsch „Seine Majestat". De keizer was altüd bü afkorting 8. M. genoemd. Men noemde nu. Ebert ook zoo, omdat hü vroeger het eerzaam beroep van zadelmaker Sfattel) M(acher) had uitgeoefend. Een trekje van diepe beteekenisl
Ebert wilde van het eerste oogenblik van zün macht af uit alle kracht het behoud van de Rijkseenheid en de onbloedige ontwikkeling van het tot nu toe autocratische Duitschland in democratische richting. Zün grootste tegenspeler ta het Kabinet was de onafhankelijke volkscommisaris Barth, de man van het Centrale Comité der arbeidersen soldatenraden. Zijn sterkste en gevaarlijkste tegenspeler op de straat was de man van de dictatuur van het proletariaat en van Moskousche terreur Karl Liebknecht, de met den nimbus van het tuchthuis omgevene, de afgod van de bloédroode massa's. Barth was "een oelachelülc onpraktisch man, die fanatiek aan het regeeren sloeg, allerlei uitvaagsel-troepen bü elkaar zocht, een hoofdkwartier oprichtte, waarin hij als opperste oorlogsheer troonde, en de geschiedenis aan zich voortnj liet gaan, terwijl Ebert rustig en vastberaden de teugels van het bewind ln handen nam. Liebknecht raasde den heelen dag in een met een roes van roode vlaggen omglorieden auto door de straten van Berlün, hield op eiken hoek bloeddorstige en van revolutionnair temperament spattende en laaiende redevoeringen, drong met de opstandige matrozen uit Kiel, die de revolutie waren begonnen en dus de helden van den jongen rooden dag waren het keizerlijk paleis, het oude Hohenzollernslot aan de Spree binnen en heesch er, gelgid door de wilde enthousiaste gedachte, dat hij de eigenlijke opvoiger des keizers zou zijn, de Lenin van Duitschland zou worden, eigenhandig op het dak de roode vlag. Ebert had niet het minste gevoel voor die overbodige romantiek, liet Liebknecht begaan, blij hem kwijt te zijn, en trachtte ondertusschen de bezadigde macht der democratische meerderheids-sociaaldemocratie te bevestigen. Toen het te laat was, merkten Barth en Liebknecht pas, dat ze door in hoofdkwartieren en op straat dictator te spelen, alle werkelijke macht uit hun handen bijna automatisch in die van Ebert hadden doen overgaan. En Ebert had zijn tijd goed gebruikt. Haast onder ondragelijke omstandigheden, door een handjevol onbetrouwbare troepen bewaakt, zat hij ln het Rijkskanselierspaleis in de Wilhelmstrasse. De matrozen-divisie in het slot bebeerschte eigenlijk Berlijn. Bijna eiken dag dringen de matrozen ta zijn werkkamer door en terroriseeren hem op de schandelijkste manier, eischend wapenen en geld. In die dagen heeft Ebert een zwaren innerlijken strijd gestreden. Een der tastbaarste vruchten der revolutie was de afschaffing van de militaire macht, met name de officieren. Maar Ebert voelde, dat zonder het militair en zonder een gezaghebbend officierencorps Duitschland reddeloos zou ondergaan in de roode zee der dictatuur van de heffe des volks. Zijn zorg voor de eenheid des Rijks won het pleit. Op zijn verzoek had op 9 November 1918, toen de keizer naar Holland vluchtte, Hindenburg het nobele besluit genomen als opperbevelhebber bij het leger te blijven en dit naar het vaderland te voeren. Nu ging Ebert verder. Hij liet een geheime telefoon aanleggen naar Kassei, waar het hoofdkwartier onder presidium van Hindenburg en den generaal-kwartiermeester Groener verbleef. Beraadslaging volgde op beraadslaging. Het resultaat was, dat Hindenburg de regeering-Ebert zou beschermen. En Ebert gaf de toezegging, dat het officierscorps in eere zou worden hersteld, bevrijd van de controle der soldatenraden.
Midden in een dezer besprekingen komt de muitende matroos Dorrenbach aan het hoofd van een grooten troep matrozen in de Rijkskanselarij. Hü eischte van Barth 80.000 goudmark. Als hü die krijgt, zal hij de sleutels van het slot afleveren. Hij heeft een groote kist onder den arm. Daar zitten ze ln. Barth, de fantast, een stuk bohémien, draagt meteen den stads-commandant Wells op, den heeren het geld te geven. Wells weigert. Dorrenbach neemt woedend zijn kist met sleutels weer mede, ontwapent de zwakke wacht van Ebert, laat zijn matrozen het paleis bezetten en den stads-commandant plus kas oplichten. Ebert krijgt van den portier bericht, dat hij het paleis niet uit mag. De regeering van het Duitsche Rijk Is de gevangene der matrozen. In het geheim stelt Ebert zich in verbinding met het militair onder bevel van generaal I ■ .is, den vertrouwensman van Hindenburg en Groener. Hij zendt een waarachtig 5.0.5.--sein. De regeering, het rijk verkeeren ta doodsnood, zijn overgeleverd aan een troep muitende bandieten. Lequis rukt op door de Brandenburgsche poort. De aanvoerders der matrozen zijn de kamer van Ebert binnengedrongen. Daar davert bulten in de Wilhelmstrasse de dreun van soldatenvoeten en ratelt het geschut. Eenige minuten later staan de bevelvoerende officieren tegenover de matrozen in de kamer van Ebert. Deze staat doodsbleek in het midden. leder oogenblik kunnen de tegenstanders, ten slotte broeders van één volk, bloedig slaags raken. Met inspanning van alle krachten maant Ebert tot kalmte. De officieren eischen, dat het met de matrozendwingelandij uit moet zijn. Ebert onderhandelt met den moed van de wanhoop. Tenslotte komt een overeenkomst tot stand: op hetzelfde moment zullen de troepen van Lequis rechts en de matrozen links afrukken Dit schouwspel zal nooit iemand vergeten, aie erbij is geweest. Teméér, daar Ebert toen een wel moedige, maar toch grove fout maakte door naar buiten te komen en een rede te gaan houden. Zijn prestige kwam hevig in de knel. Beide groepen joelden en lachten hem uit en hoonden hem.
Bij het binnentreden van het paleis krijgt Ebert bericht, dat het leven van den stadscommandant Wells, die door de matrozen in de keizerlijke stallen achter het slot is gesleept, ta gevaar verkeert. Nu moet Ebert toch handelen. Nog langer aarzelen ware nerderf, met alleen voor Wells, maar voor heel het rijk. Generaal Lequis krijgt eindelijk opdracht om ta te grijpen. De aanval jp het slot begint. De regeeringstroepen tellen maar 800 man. De matrozen zijn dubbel zoo sterk. /Vanneer ze nog aanvulling krijgen van het gepeupel van Liebknecht, dan is de toestand direct-gevaarlijk. Maar de teerling is geworpen. Na nog vergeefs onderhandelen — om tijd te winnen — beginnen den volgenden morgen n zeven uur de kanonnen te bulderen en schieten al meteen het groote vergulde balkon weg, waarop in Augustus 1914 de keizer stond, toen hij bij het begin van den wereldoorlog de historische woorden sprak: „Ik ken geen partijen meer, alleen nog Duitschers". Ziet nu de eenheid der Duitschers! Broederbloed vloeit bij stroomen. Het slot wordt zwak verdedigd en gauw genomen. Een rampzalige strijd heerscht om den vorsteiyken paardenstal. De stadscommandant Wells is wel vrijgelaten, maar Lequis wil schoon schip maken. Het gehuil en gedavor van het geschut door de straten heeft inmiddels tienduizenden menschen aangelokt. Uit cle sloppen en stegen der voorsteden rukt Liebknecht aan met zün legioenen, gerecruteerd uit het lompenproletariaat, desperado's, bereid om te leven of te sterven. De regeeringsofficieren draaien een paar machinegeveren om, -naai hei volk deinst maar weinig terug. De matrozen hebben direct hun gunstige positie overzien. Ze werpen de soldaten, die in het slot zijn binnengedrongen, er weer uit. De positie der Eberttroepen wordt onhoudbaar. Lequis endt boden naar Ebert, die op onderhandelingen met de matrozen aandringen. Ebert voelt den grond onder zün voeten wankelen. Grijpt Liebknecht nu naar de macht, valt zij hem oo in en schoot als een rijpe of beter verwelkte vrucht. Het bevel wordt gegeven den aanval te staken. Met reusachtige moeite gelukt het den troepen zonder verdere verliezen terug te trekken. De stormloop tegen het slot, tegen de Spartacisten van Liebknecht is heilloos mislukt. Het is Kerstavond geworden. Weerloos zün regeering en rük. Liebknecht behoeft slechts te grüpen. En er gebeurt niets. De verklaring? De Duitsche revolutie is een aaneenschakeling van zwakke momenten, vaak van onsterfelüke belachelükheid. Eén voorbeeld. De revolutie in Hamburg. De trouwgebleven regeeringstroepen' staan op het station. . e evolutionnairen zün reeds in de vestibule gedronl n. Eén stormloop nog en de zaak is volbracht. Er gebeurt niets. ledereen staat stom verbaasd. Wat was de oorzaak? Er waren geen perronkaartjes genoeg! Dit moge een aardigheid zün, maar dan een uitermate karakteristieke. lets dergelüks gebeurde ook in Berlün, toen Liebknecht de hand maar behoefde uit strekken, om de Duitsche Lenin te worden. Het was, zooals gezegd, de avond vóór Kerstmis, „Heiliger Abend". Burgers en arbeiders, revolutionnairen en contra-revolutionnairen waren naar huis gegaan en stonden onder de lichten der Kerstboomen en zongen bewust en onbewust van den vrede op aarde aan de menschen, die van goeden wille zün.... Ebert herademde. Kort daarop had de „bloedhond der revolutie", de energieke meerderheids-sociaal- democraat Noske, overal betrouwbare troepen verzameld, die zegevierend Berlün binnenrukten. Het strafgericht aan Liebknecht en Rosa Luxemburg werd op barbaarsch-moorddadige wüze voltrokken. De Spartacisten werden langzamerhand tot doodbleeken gebracht. De matrozen-divisie verliep. Hun laatste negen en twintig man werden ta een huis aan de Französische Strasse op beestachtige wüze op bevel van een luitenantje met een machinegeweer doodgeschoten. Ebert had dapper volgehouden. Zün naam bleef rein, ook al werden in zün naam door witte officieren bloedige gewelddaden gepleegd. Er was voor hem nog heel wat zwaars n den schoot der toekomst verborgen. Zün zw arste '• ns echter, toen de matrozen-divisie hem en het ryk weerloos maakte. FRANK VAN BERGEN.
DE SALARIS- EN LOONKORTING TE ARNHEM Jaarlijksche besparing van een ton
In de a.s. zitting van Amhem's gemeenteraad op 2 Mei komen dan eindelijk de reeds lang ta uitzicht liggende voorstellen betreffende de loonkortingen aan de orde. De motiveeringen ta het daarop betrekking hebbende praeadvies zijn zeer plausibel. De financieele moeilijkheden nopen het gemeentebestuur tot deze onaangename maatregelen. Bovendien rechtvaardigt een teruggang der inkomsten over de heele lijn ta vrijwel alle particuliere bedrijven een eveneens op lager niveau brengen der loonen in de overheidsdiensten.
Tenslotte en als voornaamste is intusschen het z.g. veelbekrakeelde Kortingswetje ta werking getreden en is uit dien hoofde de gemeente in de noodzakelijkheid gekomen om tenminste 3% op loonen en salarissen te korten, wil zij niet een daaraan gelijk bedrag aan uitkeering uit de Gemeentefondsbelasting derven. Hoewel aanvankelijk dit wel ln de bedoeling lag, zal volgens de nu ingediende voorstellen geen korting op den vacantiebijslag worden toegepast. Wel zal een technische herziening van de algemeene salarisverordening tot stand gebracht worden. Van de door een en ander te bereiken besparing van voorloopig ƒ 100.000.— per jaar, zal aan den dienst 1932 dus nog 2/3 ten goede komen. Om te komen tot een eveneens in de bedoeling liggende korting op de uitgekeerde wachtgelden (ook 3%) is een speciaal besluit van den raad noodig tot wijziging van de bestaande desbetreffende bepalingen.
Voor de toepassing der korting bij enkele diensten is bovendien goedkeuring door Ged. Staten noodig krachtens wettelijke voorschriften. Tevens wordt voorgesteld een verzoek aan de Kroon te doen, opdat ook billijkheidshalve de jaarwedde van den Commissaris van Politie tijdelijk gekort kan worden. De Wethouders hebben besloten om zoolang het voorgestelde besluit zal gelden, van hun jaarwedde 3% in de gemeentekas te storten.
TEGENSTELLINGEN Werkloozen beter betaald dan stoere werkers
Het Kamerlid Braat heeft aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw de volgende vragen gesteld: Is het den Minister bekend: dat stoere werkers in de havenwerken te 's Grevelduin-Capelle, waar het werk geschiedt onder toezicht v./d. Heiedmaatschappij te Breda, met Rrjkssteun niet meer kunnen verdienen dan 10 a 12 gulden per week? dat dit werk zeer onregelmatig geschieden moet in verband met eb en vloed en deze menschen vaak öf 's morgens 4 uur reeds öf 's avonds 10 uur nog op het werk zijn? dat in de week van 10—16 April enkele arbeiders slechts 52 centen voor de geheele week uitbetaald kregen? dat men in de groote steden als werklooze en mede door tussehenkomst van Rükssteun 12 è. 22 gulden ontvangt plus kolen en bioskoop-ticket? Is de Minister bereid, deze tegenstellingen op te heffen, en te bevorderen dat met werken veel meer verdiend kan worden dan wordt genoten door hen die geen arbeid verrichten en steun trekken? Is de Minister bereid mede te deelen hoeveel en op welke wijze steun, in enkele onzer groote steden, verleend wordt en welk percentage daar inzit aan Rijksgeld?
MARTIN SPANJAARD NEEMT AFSCHEID Als dirigent der Arnhemsche Orkestvereeniging
In verband met het aftreden per 1 Mei a.s. als dirigent der Arnhemsche Orkestvereeniging is de heer Martin Spanjaard j.l. Zondag te Arnhem tijdens de concerten op hartelijke wijze gehuldigd.
Op het middagconcert werd de heer Spanjaard toegesproken door den heer Berkenbosch Berends, die verklaarde dat een zeer groote schare bezoekers der abonnements- en volksconcerten het heengaan van den heer Spanjaard zeer betreurden. Namens een zeer groot aantal leden der A. O. V., bezoekers der volksconcerten en houders van abonnementen bood spr. den scheidenden dirigent eenige geschenken aan, bestaande uit een antieke kist een antieke klok en een antieken Perzischen doek.
Het gesprokene werd door de talrijke concertbezoekers, waaronder zich ook bevond Mr. Dr. van Sonsbeeck, burgemeester van Breda, ta welke stad de A. Ó. V. onder leiding van den heer Spanjaard verschillende malen heeft geconcerteerd, door een langdurige ovatie onderstreept. Na de pauze van het volksconcert, dat des avonds plaats vond, werd de heer Spanjaard op hartelijke wijze toegesproken door Dr. Ir. Wessel, die namens de bezoekers van de volksconcerten een lauwerkrans aanbood. Daarna sprak de heer J. Noteman, een trouw bezoeker der volksconcerten. De heer Martin Spanjaard dankte in enkele woorden voor de hem gebrachte hulde en zeide getracht te hebben de kunst zooveel mogelijk te dienen en de beste muziek te brengen, zoowel op de abonnements- als volksconcerten. Ook tijdens dit concert werd de heer Spanjaard herhaaldelijk enthousiast toegejuicht.
EEN BELANGENGEMEENSCHAP Tusschen Arnhem en de N.V. Geld. Tramweg Mij. te Doetinchem
Algemeen bekend is het feit, dat de uitbreiding der G. T. M. het passagiersvervoer op de gemeentetramlijn Arnhem—Velp zeer ongunstig heeft beïnvloed. Wel heeft de G. T. M. door de bevordering van het verkeer onmiskenbare voordcelen gebracht, maar toch kunnen B. en W. zich niet vereenigen met de wijze waarop Ged. Staten bij het verleenen der autobusvergunning géén rekening hebben gehouden met de belangen van het trambedrijf. De pogingen om de autobusvergunningsvoorwaarden gewijzigd te krijgen, hebben ta alle instanties gefaald. Ten slotte hebben B. en W. zich bereid verklaard mede te werken om op voorstel van de directie der G. T. M. te komen tot een onderlinge regeling der wederzijdsche belangen. Reeds eerder is de gedachte geuit over de wenschelijkheid van de oprichting eener onderneming, waarin de gemeente invloed zou kunnen uitoefenen op de exploitatie van taterlocale autobuslijnen, waarbij de gemeente practisch belang heeft. Het resultaat van recente besprekingen dienaangaande is belichaamd ta een concept-overeenkomst, in welke twee punten worden geregeld: a. De oprichting eener N.V. tot exploitatie van autobuslijnen. b. Een regeling van het vervoer tusschen Arnhem en Velp. De G. T. M. verbindt zich geen „speciale" bussen te laten loopen en in de tarieven niet met het trambedrijf te concurreeren. De buslijn Schipbrug Arnhem—Lent en Arnhem—Ede zal na verloop aan de nieuwe N. V. worden overgedaan. Een ontwerp-exploitatie-overeenkomst en ontwerp-statuten der N. V. zijn bereids gemaakt. Volgens deze laatste zal de gemeente 3/5 der aandeelen (vertegenwoordigende een bedrag van ongeveer ƒ 33.000)' ta beait hebben en de G. T. M. 2/5. Van belang is nog te constateeren dat de gemeente haar volkomen bewegingsvrijheid bewaart tegenover het vraagstuk van een toekomstige verbinding tusschen Arnhem en Nijmegen en tegenover de belangen van de Betuwsche Spoortramweg Mij. Het ligt voorloopig niet ta de bedoeling om andere dan de reeds genoemde lijnen over te nemen of te stichten, zoodat er ook geen aanleiding is om het aandeelenkapitaai — ƒ55.000, zijnde het bedrag door de G. T. M. betaald voor overneming der lijnen naar Ede en Nijmegen — grooter te maken. ,
OOST-INDIE MALAISE IN DE LAMPONGS Alle hoop op de peper
Dat de Lampongsche Districten zwaar worden getroffen door de huidige malaise, heeft het „N. v. d. D. v. N.-I." kunnen opmaken uit een gesprek, dat het blad onlangs had met iemand uit die streken, wiens bedrijf door de tijdsomstandigheden zwaar werd getroffen. Ter hoofdstad, in Telokbetoeng, had hü een drukkerij en uitgeverij gevestigd en deed ook een blad, de „Fadjar Sumatra", verschijnen. Hij heeft de zaak echter moeten sluiten, want de betalingen bleven weg, hoewel op schrift de ontvangsten de uitgaven verre overtroffen. Andere bedrijven lijden aan dezelfde kwaal. Vooral de taxi-bedrijven kwijnen. Auto's zijn er te kust en te keur te koop tegen belachelijke prijzen. Vele eigenaars bergen de auto's maar op, aangezien zij verlegen zijn voor de buren om ze te verkoopen. In den handel is het ook treurig gesteld: Vele toko's zijn gesloten en het aantal, dat volgen zal, is werkelijk bedroevend. Handelaren, die naar elders de wijk hebben genomen, met achterlating van schulden, zijn niet zeldzaam meer. Aan de bevolking is door de malaise in den handel en de depressie der land- en tuinbouwproducten, reeds menige zware slag toegebracht. Het faillissement van den rijken ouden heer H. Djamaloedin, eigenaar van twee bekende klapper-eilanden in Straat Soenda, is voldoende bekend. Opmerkelijk is het onrustbarende aantal verduisteringen, gepleegd door pasirahs (kampong-hoofden). Deze hoofden hebben in den regel al weinig inkomsten aan collecte-loonen, enz. Thans, door het slechte binnenkomen der belastingen, terwijl de levensbehoeften constant blijven, zijn er reeds ettelijken onder hen. die fraude pleegden. Onder de overigen zijn er eenigen, die een verzoek om ontslag hebben ingediend, omdat zij niet langer de verantwoordelijkheid willen dragen. De crimineele toestand is dan ook in den laatsten tijd zeer slecht geworden. Rampok-partijen, inbraken, straatroof, enz. komen veelvuldig voor. Aller hoop is thans gevestigd op den komenden peperoogst. Wanneer de peperprijzen iets de hoogte ingaan, zal er eenige opluchting komen ta de Lampongs. Maar anders....
SCHURFTZIEKTE BIJ APPEL EN PEER Bestrijding door bespuiting
De bespuiting van vruchtboomen met carbolineum, die dezen winter op ruime schaal Is toegepast had ten doel de bestrijding van een aantal parasieten, die den groei der boomen benadeelen, waardoor deze bespuiting een belangrijk hulpmiddel is om meer en beter fruit te verkrijgen. Van nog meer belang voor de voortbrenging van eerste kwaliteit fruit zün echter de voorjaars en zomerbespuitingen, omdat deze dienen moeten om de schurftziekte te bestrijden, die de z.g. roestvlekken op appels en peren veroorzaakt en het juist deze ziekte is, die het fruit zoo zeer in kwaliteit doet verminderen.
In verband hiermede moet de toepassing dezer voorjaars- (en ten deele ook zomer-) bespuitingen met den meesten aandrang worden aanbevolen. Ook in Amerika, waar men de vruchten van onberispelijke kwaliteit kweekt, die ons fruit zoo zeer concurrentie aandoen, past men deze bespuitingen op zeer ruime schaal toe en juist zij zijn de oorzaak van deze kwaliteit. Waar men op dit oogenblik in ons land over een voldoende uitrusting aan motoren handsproeimachines beschikt, mogen zij niet achterwege blijven. Met kracht moet de kwaliteitsverbetering van ons eigen fruit nagestreefd worden. De eerste bespuittag moet uitgevoerd worden kort voor den bloei, als de zoogenaamde bloemknoppen (eigenlijk zijn het gemengde knoppen) zijn losgegaan, de afzonderlijke bloemknopjes vrij staan en de kleur der bloemblaadjes juist begint zichtbaar te worden. Men kan dan spuiten met Bordeauxsche pap (lj_; K.G. kopervitriool en 1 K.G. kalk op 100 L. water) of één der vervangingsmiddelen, b.v. Nosprasit, Fusikrimp, koperkalk e.a. De koperhoudende middelen zijn voor de eerste bespuiting het werkzaamst. De bereiding van Bordeauxsche pap is eenigszins bewerkelijk (men moet de beide oplossingen van kopervitriool en kalk eerst afzonderlijk bereiden en daarna samenvoegen); koperkalk, Nosprasit en Fusikrimp zijn veel eenvoudiger in het gebruik. Zij behoeven slechts eerst met een weinig water tot een papje aangeroerd te worden en kunnen daarna direct met de benoodigde hoeveelheid water verdund worden. Bij proeven in het vorige jaar hebben zij wel voldaan. Het is niet onmogelijk, dat by goudretaetten, een zeer gevoelige soort, de bespuiting met Bordeauxsche pap kort vóór den bloei, reeds eenige vruchtbeschadiging (verkurking) veroorzaakt. Misschien is het beter de goudretaetten iets vroeger, als knoppen beginnen open te gaan, doch de afzonderlijke bloemknopjes nog niet duidelijk zichtbaar zijn, te bespuiten. Californische pap (zwavelkalkpap), die men gereed voor gebruik kan koopen wordt ook wel voor de eerste bespuiting gebruikt. Men neemt van dit middel dan 1 deel op 15 deelen water. Er worden ook wel eens zwakkere oplossingen aanbevolen, maar wij geven, zeker wat de eerste bespuiting betreft, aan de sterke oplossing de voorkeur. Later kan met zwakkere oplossingen, varieerende van 2%—1 %, gespoten worden. Voor een goede bestrijding van de schurftziekte en dus van het schurftig (roestig) worden van het fruit is de eerste bespuittag zeer noodzakelijk. Geen fruitkweeker verzuime dus deze toe te passen. Over volgende bespuitingen, waarvoor in verband met de kans op bladbeschadiging en afvallen van vruchten by appels en het verkrijgen van gladdere vruchten bij peren alleen het gebruik van Californische pap kan worden aanbevolen, zal t.z.t. een tweede bericht verschijnen.
RECHTSZAKEN KLOPPENBURG CONTRA „TELEGRAAF” Eisch tot schadeloosstelling
Voor de Tweede Kamer der Arr. Rechtbank te Amsterdam zijn de pleidooien gehouden ta de civiele zaak van den ex-bankier P. Kloppenburg, tegen de N.V. dagblad „de Telegraaf", te Amsterdam, terzake van laster, althans smaadschrift, althans eenvoudige beleediging in ieder geval onrechtmatige daad. Eischer beweert, dat het op 5 Maart 1930 onder het opschrift „Drie a vier ton verduisterd?" opgenomen bericht het oogmerk had om te beleedigen en hem heeft geschaad in zijn eer en goeden naam, tengevolge waarvan al zijn pogingen om na de deconfiture van het onder zijn leiding staande concern weder een werkkring te vinden, mislukten. Eischer vraagt aan de rechtbank te verklaren, dat de daad van genoemde publicatie lasterlijk was. althans beleedigend, althans onrechtmatig met aanplakking van het vonnis en vergoeding van de door hem geleden schade nader op te maken bij staat.
De heer Kloppenburg was bij deze pleidooien aanwezig, voor hem trad op Mr. A. Mout, die in zijn pleidooi t.a.v. den opzet van de „Telegraaf" opmerkte, dat het doel niet allereerst was te beleedlgen, doch om smakelijke copie te leveren, doch de „Telegraaf" moest weten, dat hierdoor Kloppenbuig werd beleedijd. Het bericht was onjuist, pl. geeft toe. dat K. gescheiden was en weer met zijn vrouw was verzoend, hij had echter geen ton op haar naam overgeschreven zooals in het bericht stond vermeld.
Men had kunnen volstaan met in het bericht te vermelden, dat K. werd verdacht van bedriegelijke bankbreuk, waardoor hij tenslotte noch is vastgehouden, noch is vervolgd. Door art. 1408 van het Burgerlijk Wetboek wordt ieder beschermd, of hij nu een gevangene is of niet. Het Financieel Weekblad v. d. Fondsenhandel, waarin reeds veel eerder dan ln de „Telegraaf" over Kloppenburg werd geschreven, is een oude tegenstander van laatstegenoemde. Kloppenburg is sedert 1929 van het financieel tooneel verdwenen en nog steeds gaat dit financieel weekblad door artikelen tegen K te schrijven, terwijl het nooit schrijft tegen Liebermann of Mad. Hanau.
De „Nieuwsbron" heeft Kloppenburg gerehabiliteerd. Pl. concludeerde dat de primaire vordering moet woT-den toegewezen, doch subsidiair zal de actie wegens onrechtmatige daad ook moeten slagen want voor art. 1401 W. B. is bewijs van opzet niet noodig.
Niemand kan echter precies zeggen hoe groot de schade is, het te wijzen vonnis zou K. reeds rehabiliteeren.
Mr. J. de Vrieze, optredende voor de „Telegraaf" voerde aan, dat er geen nadeel aan eer en goeden niam va^ K. kon word.-n toegebracht, daar hij er reeds zeer slecht voor stond, toen hij werd gearresteerd. Toen eischer vrijkwam, heeft hij niet direct geprotesteerd tegen het bericht in de „Telegraaf".
In het Haagsche blad „De Nieuwsbron" werd reeds veel eerder dan in de „Telegraaf" fel tegen Kloppenburg geschreven, ook in dat bericht werd gesproken over sijn scheiding en de kapitalisatie van de uitkeering aan zün vrouw. In de „Nieuwsbron" werd het eerst 1% jaar na publicatie gerectificeerd.
Om zich te rehabiliteeren, aldus pl., is het niet voldoende, dat men ontkent en zegt: „ik heb het niet gedaan; maar men dient met cüfers en feiten aan te komen en dat hpeft Kloppenburg niet gedaan. Tenslotte bleek de campagne, in het „Financieel Weekblad" gevoerd vóór de Justitie ingreep, toch maar juist te zijn.
Wat het „Telegraaf'-bericht betreft, merkte pl. op, dat tegen den betrokken Telegraaf-redacteur een klacht wegens belediging was ingediend, de rechtbank veroordeelde hem te dier zake, doch het Hof sprak hem vrü, daar geen opzet om te beleedigen aanwezig was. Uitvoerig besprak pl. de rapporten door accountants en den bewindvoerder van de Prov. Bankvereeniging, waar K. Indertijd directeur van was, uitgebracht. Bü de komst van den bewindvoerder was mets van waarde meer te vinden. Het deficit bedroeg ongeveer 7 ton. Door Mr. Mout wordt aangevoerd, aldus pl., dat door de arrestatie Kloppenburg's naam ta gevaar werd gebracht, doch den doodsteek zou het bericht in de „Telegraaf" hebben gebracht. Maar, zeide Mr. de Vrieze, dan overschat hü toch den invloed van de pers. In een later „Telegraaf'-bericht werd weder uitvoerig medegedeeld, dat K. weer in vrijheid was gesteld. Wat te rehabiliteeren was is dus gerehabiliteerd. Pl. concludeerde tenslotte tot afwüzing van de vordering. De Rechtbank zal 3 Juni uitspraak doen.
Loonsverlaging bij werkverschaffing
Ingevolge aanschrijving van den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw wordt te Roosendaal en verschillende andere gemeenten met ingang van 2 Mei, het gemiddelde uurloon bij de werkverschaffing, dat bij flink werken ta aceoord thans 35 cent bedraagt, op 32 cent teruggebracht.