Vaak wordt als argument tegerf het verlenen van zelfstandigheid aan Indonesië* aangevoerd, dat het' Indonesische volk nog niet rijp zou zijn om zelf de regering in banden te nemen. Wij zullen niet de laatsten zijn om te erkennen, dat het Indonesische volk wat zijn ontwikkeling betreft, ten achter staat bij een volk als het onze, doch deze achterstand mag °ns niet beletten de opvatting te huldigen, dat het Indonesische volk de volledige zelfstandigheid moet verkrijgen, onmiddellijk na zijn bevrijding van het Japanse juk. D^n Pas zal het de noodzakelijkste voorwaarden htbben verkregen °m aan zijn ontwikkeling in zijn ruimsten zin te beginnen. Ogenschijnlijk lijkt het argument van „onrijp, dus geen Zelfstandigheid" van doorslaggevende bettkenis te zijn. *ooral wanneer Indonesische nationalisten een democratische staat voor ogen hebben gesteld en de regering dus onderworpen moet worden aan de uitslag- van algemene Verkiezingen. Men vraagt zich echter niet af, wat de oorzaken zijn v. n hidonesië's ten achterblijven op politiek en economisch gebied. Onderkent men deze, dan moet men beginnen deze
wegte nemen, indien men met Volle ernst de vooruitgang van 'and en volk wil.
Dat ele koloniale status de diepste oorzaak is van de achterlijkheid van Indonesië durft nu niemand meer te ontkenden. Een volk, dat onder vreemde heerschappij leeft, geen vrijheden geniet, niet de beschikking heeft over zijn eigen hulpbronnen, zal steeds gehinderd worden in zijn geestelijke en materiele ontwikkeling. De bezetting van Nederland heeft °ns nog meer van deze waarheid doordrongen. De eerste daad van staatkundig beleid van Indonesië, na z'jn bevrijding van het Japanse^mperialisme, moet zijn het Verlenen van volledige zelfstandigheid, ook met het recht v'an afscheiding van Nederland. Daarna zullen de volken Van Indonesië zich in vrijheid kunnen uitspreken over het a'of niet samengaan met Nederland. Niet zelden wordt er een beroep gedaan op ons vejrant- Nvoordelijksgevoel en op onze goede gezindheid ten opzichte van Indonesië, het christelijk gevoel van naastenliefde moet N'tt blijven binnen de grenzen van Nederland, maar het ITloet ook in de overzeese gewesten zijn weldadige werking, gevoelen. O.i. is dit beroep op de ethiek lang niet voldoende. Een beroep op de goede gezindheid van de mensen zal steeds moeten falen, indieri men tegelijkertijd een systeem laat voortbestaan, dat noodwendig de voordelen naar Nederlandse zijde doet gaan. Men kan in Indonesië ten 1 ttenmale geen groot welvaartswerk ten uitvoer leggen, dat volking enigszins uit haar armoedig bestaan kan vereffen, indien het koloniale stelsel meebrenut, u_n het ovér£ ote deel van 's lands rijkdommen bestemd is voor het Onderwijs en volksgezondheid kunnen niet ont- P'ooid worden" naar de behoeften van de bevolking, indien ' elandsbegrotingdeze.zorgimmer op zijn minimum drukt. De zelfstandigheid van Indonesië i&Jielaas geen middel ';,t alle kwalen geneest. Grote moeilijkheden zijn dan nog te overwinnen, maar de essentiële voorwaarden voor de oplossing hiervan, de zelfstandigheid, is dan reeds aanwezig. Uit het feit, dat grote rijkdommen in de loop der jaren uit Indonesië naar Nederland toevloeien, dank zij de koloniale exploitatie, leidt men de leuze af: „Indië verloren, rampspoed geboren!" Schrijvend over de „betekenis van Indië voor Nederland" schrijft „Trouw" (Indië-nummer, Dec. '43): „Me,estal denkt men daarbij in de eerste plaats aan de geldelijde winsten, welke Indië in de loop der jaren heeft opgeleverd. En inderdaad, deze zijn van gro'.e betekenis voor de welvaart van Nederland en dat niet alle en ineen ver verleden onder de Ver. Oost-Indische Compagnie, maar ook in het midden der 19e eeuw, toen de batige sloten der Indische begro'.ing aan Nederland ten goede kwamen en bovenal in de nog kort achter ons liggende periode van de 20e eeuw, dank zij de verbazingwekkende on wikkeling en bloei van de p rticulicre ondernemingen van landbouw, nijverheid en mijnbouw, van handel en verkeer in Oost- Lidië. Welk een slag zou het zijn voor de welvaart van het in deze j.rentoch reeds zo geplunderde en ver rmde Nederland, wanneer ook dit deel van ons nationaal v. rmogenzou verloren gaan, daarvan kunnen we ons nauwelijks een voorstelling maken." „Behalve dat Indonesië in het land ze If werkgelegenheid
verschaft aan talrijke Nederlanders, geven e'e bedrijven in Nederland, die hun bestaan te
danken hebben aan het bezit v. n Indonesië, to,n duizenden Nederb.nders werk. Wanneer de b.\iden met I .doncsië intens verbroken zouden worden, zouden even pi tselingzeer Vele landgenoten op straat wordtn gesmeten." Deze voorstelling van zaken is nie'. gel ccl juist. Deze is slechts gegeven door hen die in\!e handhaving van de koloniale status van Indonesië ook de waarborg zien van het behoud van hun koloniale extra winsten. Zeker, voor deze groep, die vier milliard gulden in Indonesië hteft belegd, zal ten zelfstandig Indonesië een vermindering van hun winsten betekenen, doch het Nederlandse bedrijfsleven zal er zeer wel bij varen. De his'orische en culturele b. nden, die tussen Nederland en Indonesië reeds, eeuwen hebben bestaan, zullen bij een vrijwillig aa-ngeg. re samenwerking nog rrieer verstevigd worden. Vet-1 meer Nederlanders dan „Trouw" wel zou kunnen vermoeden, zullen alsdan in Indonesië hun technische en geestelijke cap: citeiten ten dienste van het land kunnen ontplooien. Voor de uitbreiding van zijn industrialisatie zal Indonesië zich wenden tot de Nederlandse industrie, waardoor deze tak van het bedrijfsleven tot grote werkzaamheid kan komen. Kortom, een welvarend Indonesië zal, meer nog dan in het verleden, het gehele Nederlandse volk ten goede komen. Indonesië zal meer nog dan in het verleden, toen alleen de koloniale k pitalisten van hun koloniale ondernemingen profiteerden, bijdragen tot de welvaart ook van het gehele Nedertandse volk. Wij beseffen hee! goed, dat de band met Indonesië ibe-i zo maar verbroken kan worden. Beide landen zijn door eeuwenlang samengaan economisch en cultureel op elkaar aangewezen. Ook in de nabije totkomst zal het evenzo blijken te zijn. In het verleden waren het de ketenen van dwang en geweld, die Indonesië aan Nederland bonden. Nimmer
zal een volk zich in deze omstandigheden gelukkig gevoelen en het verlangen om deze ketenen té slaken, gepaard aan vijandschap jegens den overheerser, zijn gevoelens die we slechts begrijpen en rechtvaardigen kunnen. De omstandigheden, waarin wij nu verkeren, hebben ons geleerd ons te verplaatsen in de toestand van het Indonesische volk. Wanneer in de toekomst de oude koloniale status van Indonesië wordt hersteld, zuilen wij het volk geen haarbreed tot "ons nader hebben gebracht. De aanhangers van „Trouw" zullen juichen, maar zij vermoeden niet dat het „imperium"
op zeer los zand is herbouwd en de geringste storm zal het gebouw doen ineenstorten.
Wij zijn eveneens voor een samengaan met Indonesië, doch dit menen wij slechts te moeten bereiken door aan het Indonesische volk de gelegenhtid te geven om in. vrijheid over deze te nemen stap te beslissen. Een nieuwe staatkunde, waarbij aan Indonesië zelfstandigheid wordt verleend, zal de beslissing zeker doen vallen ten gunste van een samengaan met Nederland. Voorop staat dus'de vrijheid, geen dwan&.of zelfs enig voorbehoud mag het Indonesische vorfc in zijn besluit beïnvloeden. Wij zijn niet bang dat we daardoor Indonesië zullen verliezen, integendeel, deze is de enige waarborg vooreen innige samenwerking tussen Nederland en Indonesië. In JeMaintiendrai"(Kerstnr. '43) lezen we de volgende •verzuchting: „Wanneer zullen we tot het inzicht komem zullen wij het ook werkelijk doorvoelen, dat Indonesië niej „van ons" is, niet „aan ons" behoort, doch dat het eën dcc van ons is, evenals Limburg of Texel ? Wanneer zullen wij voldoende gerijpt zijn, voldoende imperiaal (niet imperialistisch ) hebben leren te denken om met verbetenheid eiken inbreuk op de integriteit van ons grondgebied af te wijzen om het even of het om Zeeuws-Vlaanderen, Schiermonnikoog, Nieuw Guinea of Bonaire zou gaan ?" Hier wordt dus de verbondenheid voorop gesteld mei een beroep alweer op de gezindheid van de Nederlanders een verbondenheid, die door zijn koloniale verhoudingen! voor het Indonesische volk niet anders dan schadelijk is geweest. Zo zullen alle voornemens, hoe goed ze ook zijn, steeds stuiten op het gerechtvaardigde wantrouwen van he Indonesische volk. De goede gezindheid en de zuivere voornemens die Nederland ten aanzien van Indonesië koestert kunnen slechts vooral bewezen worden door het verlenen van de zelfstandigheid. De beste gezindheid, die men jegens een ander volk kan hebben, is alleen door het zijn vrijheid te laten! *