Blijkens het jongste nommer der Landbouw- Courant, die met 1888 haar 37Bten jaargang intreedt en 't getal harer medewerkers voortdurend uitbreidti moet, volgens »het Nederlandsch veestamboek", o. a. onder de voornaamste rundveefokkers genoemd worden de heer W. G. Boele te Kampen.
In de week die den zesden dezer eindigde werd kwade droes waargenomen bij twee paarden te Zwolle. Voor het overige bleef Overijsel en het oostelijk gedeelte van Gelderland van besmettelijke veeziekten bevrijd.
Te Emmen zijn twee nieuwe jaarmarkten ingesteld, en wel op den tweeden Vrijdag in Februari, en op den eerste» Vrijdag in December.
Landbouw.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
"Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
Bijna alle cafè-cltantanthoudtn wien is aangezegd, dat zij na 1 Februari a. s., niet langer dan tot middernacht muziekuitvoeringen mogen geven, hebben zich tot den Burgemeester gewend, om intrekking van dit besluit. Dit verbod strekt zich tot dusver niet uit tot alle inrichtingen van dien aard. In de Nes en op den Zeedijk blijft de vergunning tot twee uur namiddernacht gehandhaafd.
Uit den Zwanenburgwal is in den afgeloopen nacht het lijk opgehaald van een vrouw, die op het oogenblik dat men tot redding toeschoot, nog hulpkreeten deed hoeren.
Het zeldzame feit heeft zich hier voorgedaan dat een militair ter zake bedelarij is aangehouden.
't Was op het Sophiaplein. Een infanterißt vroeg daar aan een voorbijganger om een aalmoes, voorgevende reisgeld noodig te hebben om naar zijn garnizoensplaats terug te keeren.
In een zeer druk bezocht café alhier is weder een valsche gulden in betaling gegeven en ontvangen.
Gisterenavond om 6 uur brak in de Haarlemmer Houttuinen door 't omvallen van <ïen petroleumlamp een vrij hevige binnenbrand uit. De brand werd echter dooi de hulp der brandweer tijdig gebluscht.
De noodbrug die tijdelijk de Blauwbrug vervangt, eischt nu reeds na een paar maanden gedeeltelijke vernieuwing. De vraag rijst nu. of het middengedeelte niet met een laag steenen, door cement verbonden, kan worden bedekt ? of is de draagkracht der brug hierop niet berekend?
Het N. v. d. D. meldt, dat eene jonge dame, Vrijdag IL met den laatsten trein van Haarlem naar Amsterdam willende gaan, te laat kwam en terwijl de trein reeds in beweging was op de loopplank sprong. Zij werd onder het rijden door drie heeren, die in de coupé gezeten waren, nadat het portier met veel moeite geopend was, naar binnen getrokken en aldus uit hare zeer gevaarlijke positie gered. In een advertentie in hetzelfde nummer brengt de vader der jonge dame hulde aan de heeren.
De Haagsche kouter van de Prov. Gron. Ct. heldert do reden op, waarom de oppervlakte van de quitantiezegels ztje vettig is, dat men er niet op schrijven, hetgeen toch noodig is. De reden daarvan is dezelfde waarom de muntbilletten vettig zijn: men heeft ze namelijk voor namaak willen vrijwaren. Toen de nieuwe muntbiljetten verschenen waren, ontving de minister van financiën op zekeren dag het bezoek van een rustend steendrukker, die hem kwam vragen of er ook maatregele— genomen waren om onmiddellijk nagemaakte muntbiljetten van echte te herkennen, De Minister antwoordde, dat zulks onnoodig was, omdat het onmogelijk zoude wezen, de muntbiljetten na te maken. JDe steendrukker bewiserde het tegendeel, doch ook de Mi- Bister hield vol. — Welnu, zei de rustende lithograaf, die niet gerust had, dan verzoek ik u vriendelijk, mij van deze twee muntbiljetten het echte en het valsche aan te toonen. Dit zeggende, had hij twee muntbiljetten uit den zak gehaald en die den Minister aangeboden. Zijne Excellentie kon ondanks het scherpst en nauwkeurigst vergelijken geen. onderscheid ontdekken en was terdege teleurgesteld. De heeren Enschedé, die de muntbiljetten gedrukt hadden, weiden ter verantwoording geroepen en men toonde hun het onberispelijk nagebootste biljet. Goede raad was duur. Men vervoegde zich weder bij den kundigen oud-steendrukker en vroeg hem of hij misschien een middel wist. Deze gaf toen den raad, al de muntbiljetten met zekere vettige zelfstandigheid te bestrijken, waardoor het onmogelijk zeu worden ze na te maken. Dit is gebeurd en sedert zijn onze muntbiljetten er niet fraaier op geworden. Niettemin had de brave steendrukker een zeer grooten dienst aan de regeering bewezen en werd hem namens den minister van financiën gevraagd wac hij voor dat uitmuntend advies vorderde. De man antwoordde, dat 't hem aangenaam geweest was het land «lienst te hebben kunnen bewijzen, en dat hü daarvoor niets verlangde. Dat kon en mocht de regeering niet aldus laten voorbijgaan en zij benoemde hem t0t.... ridder.... och neen: tot broeder van den Nederlandschen Leeuw. De rustende industrieel, die vermoedelijk van meening was, dat, als men een secretaris van legatie, die eenige maanden in salons en clubs met beuzelpraat heeft doorgebracht, bij zijn vertrek met de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw vereert, een braaf landgenoot die aan zijne regeering een gewichtigen dienst bewijst, niet minder aanspraak op een dergelijke onderscheiding kan doen gelden, zond eenvoudig het eereteeken terug. Zoo werd de man beloond. Toen nu echter de plakzegelj moesten ingevoerd worden, heeft men die, ter voorkoming van namaak, met dezelfde vetachtige zelfstandigheid bestreken. Ongelukkigerwijze is er niet aangedacht, dat men er op schrijven moest! Van daar, dat met den besten wil, de pen er bijna geen spoor op achterlaat! Beterschap zij der regeering in deze toegewenscht.
Het hooge water heeft te Maastricht een offer geeischt. Een zoon van den vleeschhouwer P. S. aldaar, oud 30 jaren, die sedert 14 dagen vermist was, is als lijk op den Schamderweg (die overstroomd was) teruggevonden. Men vermoedt, dat hij door de duisternis misleid te water geraakt en verdronken is.
Te Eindhoven is in de laatste jaren handel en nijverheid met rassche vooruitgegaan. Bij de talrijke fabrieken, welke aan duizenden menschen werk verschaffen, worden dagelijks nieuwe gebouwd. Ook de heer Bruning heeft dit getal met één vermeerderd, door een fabriek, ter algeheele vervaardiging van sigarenkisten, te openen. Ofschoon nog pas in werking, verschaft zij reeds aan vele handen arbeid.
Door de politie te Nijmegen zijn twee Duitachers, waarvan de een gepensioneerd soldaat van het 0.-I. leger is, in hechtenis genomen en naar de gevangenis overgebracht, die gisterennacht in een logement aldaar een landbouwer, die ook aldaar overnachtte, van een aanmerkelijke som geld hebben beroofd. Een hunner trachtte, na in de gevangenis te zijn opgesloten, in zijne cel brand te stichten, welke toeleg door de tijdige tusschenkomrt van den cipier, die het vuur met een paar emmers water doofde, gelukkig werd verijdeld.
Naar men van goederhacd verneemt wordt te Emmerik zelfs door particulieren voor de tot stand koming der ontworpen stoomtramlijn Doetinchem—'s-Heerenberg—Emmerik goed ingeteekend zoodat, trots de afwijzende beschikking door den raad van 's-Heereuberg genomen aan de tot stand kominf; der lijn niet getwijfeld wordt.
Alleriet.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
De Provinciale Neordbrabantsche en 's-Hertogren bOSSChe Courant, is het meest verspreide blad in Noerd- Brabant, Uitgevers ABKESTEYN & ZOON, 's-Besch m ■■ i ii-i vip—en rrnive
Reclames.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
De ondergeteekende bericht hiermede de ontvangst van een Bankbiljet groot ƒ 1000, ingezonden ton behoeve der noodlijdenden, onder letters O. U., en verklaart zich bereid tot het in ontvangst nemen van verdere giften. De Consul van het Duitsche Rijk, I>. Hovack.
WATERSNOOD AAN DEN RHIJN.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
Ter voldoening aan de aanvragen om de nommers van ons blad, | waarin het "Overzicht van den A mstsrdamsch en Handel i n 1882" roorkomt, hebben wij een aantal afdrukken daarvan in kwarto formaat (24 bladzijden) met omslag gereed laten maken.
Tegen overmaking van ƒ 0.25 in postzegels wordt gemeld „Overzicht", zoolang de voorraad strekt, vraektvrij toegezonden.
DE ADMINISTRATIE.
Aan den Handel.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
De Regeering heeft thans ook het tweede ontwerp tot wijziging der kieswet ingediend. Op het voorstel tot verlaging van den census, vooral in de steden, is thans een voordracht gevolgd om te voldoen aan het voorschrift der kieswet, volgens welk om de vijf jaren de kiestabel, d. i. de indeeling van het Rijk in kiesdistricten, moet worden herzien. De Grondwet eischt op elke 45,000 inwoners één lid der Tweede Kamer, zoodat bij toeneming der bevolking ook het aantal leden, op gezette tijden, moet worden vermeerderd. In de laatste vijf jaren is de bevolking met ongeveer 6-maal 45,000 toegenomen, en de regeering stelt dan ook voor, de Tweede Kamer van 86 op 92 leden te brengen. Daartoe echter bepaalt zich de voordracht niet.De Regeerin^ gaat verder en een grooten stap verder — voor of acuteruit,? Dat is de vraag. Zij stelt namelijk voor, het stelsel van groote, meestal dubbele kiesdistricten, dat bij de kieswet van 1850 als regel is ingevoerd en waarvan slechts in eenige weinige districten is afgeweken, te verlaten en nu als regel aan te nemen enkelvoudige districten, die slechts ongeveer 45,000 ingezetenen tellen en elk één lid afvaardigen. Dus het scrutin d?arrondissement in plaats van het scrutin de liste, waarover in Frankrijk zooveel is te doen geweest en waarover Gambetta, die het laatste wilde invoeren, in het vorige jaar is gestruikeld. Nieuw is het voorstel ook hier te lande niet. De zaak is door de antirevolutionnairen reeds lang geeischt en door den minister Heemskerk in 1877, te gelijk met de geheele herziening der kieswet, voorgedragen. De tegenwoordige Regeering neemt dat denkbeeld over en wil in plaats van de tegenwoordige 32 dubbele, 3 meervoudige (Amsterdam 7, Rotterdam 4 en Sneek 3) en 8 enkelvoudige districten, het Rijk verdeelen in 75 enkelvoudige, die elk één lid kiezen, en 4 welke meer leden afvaardigen, namelijk Amsterdam met Nieuweramstel 8, Rotterdam met Kralingen en Delfshaven 4, 's-Gravenhage met Voorburg, Rijswijk, Loosduinen en Monster 3 en Utrecht met 13 andere gemeenten 2 leden. De toelichting is uiterst schraal, en dit wek' te meer verwondering, omdat — gelijk wij reeds zeiden — het niet de eerste keer is, dat die verandering is besproken. Niet alleen in 1850, bij het vaststellen der bestaande kieswet is de vraag: groote of kleine districten? in den breede behandeld en toen in den eersten zin beslist, maar sedert is schier bij elke herziening der kiestabel op verandering aangedrongen. Nog geen zes jaar geleden heeft een vorig kabinet die verandering voorgedragen en daarover is toen uitvoerig in het afdeelingsverslag der Tweede Kamer gesproken, waarop echter geen antwoord der regeering is verschenen. Men had dus mogen verwachten, dat de minister van binnenlandsche zaken blijk zou geven die vroegere gedachtewisselingen te hebben overwogen. Maar niets daarvan. Alsof het nooit een onderwerp vah overleg tusschen Regeering en Vertegenwoordiging had uitgemaakt, wordt het stelsel van enkelvoudige districten door den Minister aan de orde gesteld en toegelicht; van de geschiedenis dezer zaak wordt met geen enkel woord melding gemaakt; aan de gemaakte bedenkingen—op een enkele uitzondering na en dan nog zeer onvolledig — geen aandacht geschonken.
Toch zal vermoedelijk de Raad van State, die zijn advies over de voordracht heeft moeten uitbrengen, wel op die geschiedenis en op die bezwaren hebben gewezen. De minister Pijnacker H or d ij k verwaardigt zich echter niet, er melding van te maken. Natuurlijk zal hij niet de noodzakelijkheid kunnen ontloopen om die bezwaren te beantwoorden, want de Tweede Kamer zal in haar voorloopig verslag ze niet onaangeroerd laten en stellig hetvroeger opgemerkte herhalen.Was'tdan raadzaam, was het zelfs verstandig, er in de toelichting niet van te gewagen en de Kamer te ontstemmen door het doodzwijgen harer vroeger uitgedrukte bedenkingen ? De Minister wijkt hier ook af van de gewoonte, om, bij de wederopvatting van een vroeger ingetrokken ontwerp, in de toelichting te letten op hetgeen er te voren tegen was opgemerkt. Daardoor werd de schriftelijke gedachten wisseling bekort, althans hare volledigheid bevorderd. Het is ons, en zeker velen met ons, een raadsel, wat den Minister bewogen heeft anders te handelen, en bij een voordracht, die een geheele omkeering brengt in den loop der verkiezingen. h«»t verïedene al1» n^oit aan hebb i het on: waart men, dat het den Minister er om te doen is: „te streven naar eene evenredig gelijke ver- LIVEBPCOL.. • Kalm, greinig jJemcwra aigeaaantotza» azfr'3. | tegenwoordiging van de politieke meeningen der kiezers." Elke partij wil hij liefst zooveel leden laten afvaardigen, als hare getalsterkte onder de kiezers, gedeeld door 45,000, aanwijst. Dit is door het ruwe stelsel van geograpische bijeenvoeging van kiezers, naar hun woonplaats in nabijgelegen gemeenten, slechts bij benadering bereikbaar. De stemmen van de minderheid tellen dan niet meê. Daarom heeft de Minister ernstig overwogen, of het denkbeeld aannemelijk was, door prof. Buys voor aen jaar aanbevolen, in den geest als wij het hadden willen wijzigen, nl. verdeeling des rijks in vijf groote districten, met verkiezing volgens het stelsel van Hare (bij eenteling van alle stemmen, op denzelfden candidaat in het geheele land of groote district uitgebracht). Hij is echter teruggedeinsd voor den sprong in het duister, althans bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Wellicht wacht ons dus, als de Kamer hem tijd van leven geeft, van den Minister de toepassing van het strikt proportioneele stelsel voor de gemeentelijke verkiezgen.
De Minister kiest voor de Tweede Kamer een ander middel. Hij meent, dat de minderheden meer kans hebben op evenredige vertegenwoordiging, indien althans enkelvoudige districten worden ingevoerd. Voorts, dat in kleine districten het overleg tusschen de kiezers gemakkelijker is, en dat het leidt tot afzonderlijke vertegenwoordiging van belangrijke steden, die dan minder gevaar loopen door het platteland te worden overstemd. Men kan deze punten van aanbeveling inderdaad als voordcelen van het voorgedragen stelsel beschouwen, maar die voordcelen hebben slechts zeer betrekkelijke waarde en worden overschaduwd door verschillende nadeelen.
Het nadeel, dat 'de steden door het platteland worden overstemd, bestaat zeker onder de tegenwoordige censustabel. Maar nu de Regeering zelf een verlaging heeft voorgedragen, waardoor juist in de belangrijke steden het aantal kiezers veel meer zal toenemen dan ten platten lande, is dat gevaar reeds grootendeels geweken en krijgt het althans veel minder beteekenis dan het tot dusver had. Daarvoor schijnt de verandering van stelsel dus vrij overbodig. Dat in kleine districten het overleg gemakkelijker is dan in groote, ligt voor de hand. Maar is dat verschil zoo aanmerkelijk, waar het slechts om enkele of dubbele districten te doen is ? "Wij kunnen het niet inzien.
Een ander voordeel, door den Minister opgenoemd en uit de toelichting van zijn voorganger mr. Heemskerk overgenomen, is geheel onjuist, althans moeilijk te begrijpen. „Daarenboven", zegt hij, „maakt de indeeling in enkelvoudige districten politieke kansberekening onmogelijk. Het mag een voordeel heeten, wanneer het verwijt van politieke immoraliteit den wetgever niet voor de voeten kan geworpen worden." Eere den Minister, die jzelfs den schijn van politieke onzedelijkheid wil wegnemen. Maar hij blijft het antwoord schuldig op de vraag: Wat belet, bij de samenrijging van gemeenten om tot een cijfer van 45000* zielen telgeraken, even zoo goed op den vermoedelijken uitslag van de verkiezingen en op het partijbelang te letten, als bij de samenkoppeling van een dubbel aantal ? Bij het ontwerp-H eems k e rk "maakten eenige leden zich dan ook sterk aan te toonen, dat op zoodanig partijbelang bij de toen voorgestelde indeeling maar al te zeer was gelet" !
Zijn de voordcelen van de enkelvoudige districten derhalve zeer twijfelachtig, — wat te denken van hetgeen de Minister er bijvoegt: dat hij "niet ziet dat daaruit groote nadeelen kunnen voortvloeien" ?
Deze uitspraak is inderdaad hoogst verrassend. De Minister cijfert daarmede weg al wat ten gunste der groote districten vroeger is aangevoerd, nog wel door den grooten staatsman, op wien hij zich zoo gaarne beroept, door Thorbecke. Deze heeft, toen hij in 1850 de kieswet verdedigde, de enkelvoudige districten ernstig èn krachtig bestreden; hij heeft hetzelfde gedaan tijdens zijn tweede ministerschap, toen het vraagstuk weder werd opgeworpen. En zie de volgeling, die zoo gaarne aan de voeten des meesters zich nederzet en zijne woorden als orakeltaal aanhaalt, stelt het tegendeel voor, zonder, ook meer met één woord, de argumenten van zijn voorganger te wederleggen!
Ja, in een enkele opmerking, maar die op geheel verkeerde lezing berust. „Wel is beweerd, dat het stelsel van enkelvoudige districten zou leiden tot de keuze van zoogenaamde célébrités de cloclier, maar deze bewering wordt door de hier te lande opgedane ervaring gelogenstraft." Onjuist aangehaald! Thorbecke en anderen met' hem waarschuwden tegen den esprit de cloclier, dus niet tegen het afvaardigen van plaatselijke grootheden of liever kleinheilen, maar tegen het overheerschen van plaatselijke belangen bij de verkiezingen, en dat is inderdaad maar al te zeer te zeer te vreezen, als men de districten klein maakt. Maar een ander gewichtig bezwaar, reeds bij herhaling geopperd, heeft de Minister geheel vergeten. Zijn stelsel zal ten gevolge hebben, dat bij geen enkele verkiezing de stemming des lands zal blijken. Immers, zoolang om de twee jaren de helft der Kamerleden aftreedt, gelijk de Grondwet voorschrijft, zal in het stelsel van enkelvoudige districten ook alle twee jaren slechts de helft van het land tot de stembus worden opgeroepen. Is dit wenschelijk ? Het immers reeds vrij algemeen veroordeeld, dat niet, evenals bijna overal elders, de geheele Kamer tegelijk aftreedt, en mag nu die halveering van de macht der kiezers worden voortgezet door het thuis laten van de eene helft om de twee ljaren, zoodat de Kamer nog minder de vereischte gelijkenis met de partijverdeeling in den lande zal vertoonen ? Dat is het hoofdbezwaar tegen de invoering van enkelvoudige distristen hier te lande zoolang de Grondwet overanderd blijft, en dat is de voornaamste reden waarom de voordracht ons in hooge mate bedenkelijk voorkomt. In België bestaat die verkeerde regeling, maar België is geen toonbeeld op het stuk van verkiezingen. De Grondwetsherziening is door de Regeering aangekondigd, althans in het verschiet gesteld. "Waarom dan nu een verandering gebracht in de wijze van verkiezingen, die reeds 32 jaar geldt en wel in een geest, die de Tweede Kamer nog minder tot de uitdrukking van de meeningen der kiezers zal maken, juist het omgekeerde van wat de Minister beweert te verlangen ? Aan de-se twee -"fewichtige be-lenkin-T-en: veralgi gen, wijdt de Minister geen enkel woord. Toch komen die bezwaren ons zóó overwegend voor,, markt weiden hede^jtTO^."- M& ÖSÈ 2_ V ".Tiïïnk dat wij hare oplossing onmisbaar achten, alvorens goedkeuring van het wetsontwerp in 's lands belang mag worden geacht.
De Kiestabel.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
Daar bg de beoordeeling van Vleze overeenkomst de hoofdvraag deze is, of inderdaad een concessie van groote waarde voor veel-te lage pachtsom is verlengd, halen wij uit de nota van den minister van koloniën het volgende aan, dat op de waarde der concessie betrekking heeft: Alsof de commissie zelve niet "Bevredigd ware door hare beschouwing over het prijsgeven van «een nog zoo gering winstcijfer", voegt zij daaraan eenige opmerkingen toe met het doel om de geheele bewering, dat Billiton nog slechts een beperkte hoeveelheid tin bevat, omver te werpen. Dit is, meent zij, niets dan een losse gissing. Dezelfde directeur van het departement, waaronder het mijnwezen ressorteert, die in zrjn door de commissie op bl. 3 van haar verslag zoo uitvoerig geresumeerd advies van den 13nen October 1878 gewaagde van de //schatten," van de //millioenen" die der Billitonmaatschappij in den schoot zouden worden geworpen bij verlenging van de concessie, schreef omtrent dit punt in zijn rapport van 27 October 1881 het volgende: //Zijn de uitkomsten van de laatste onderzoekingen omtrent den ertsrijkdom van Billiton, in verband tot de uitgebreidheid van het bereids aldaar uitgewerkt en onderzocht terrein, maar bij benadering juilt, en er bestaat mijns inziens alle grond om dit aan ta nemen, omdat een gezette studie der Billiton-quaestie tot die onderzoekingen heeft aanleiding gegeven, dan is het ook duidelijk dat... van een exploitatie in eigen beheer of van nieuwe concessien na afloop van de tegenwoordige wel geen sprake zal behoeven te zijn." Uit de hem verstrekte opgaven was af te leiden //dat men met de uitputting der tin-ertsvoerende gronden op Billiton in vergelijking tot die van Banka al vrrj ver gevoran het af te stane domein, niet geacht worden door den afstand voor langeren duur benadeeld, maar bij de vrij groote zekerheid dat na 1892 van een exploitatie in eigen beheer volstrekt geen nut te wachten zou zijn, door den langeren dnur der concessie, vooral bij een juiste verhooging van den cijns, eer bevoordeeld te zullen worden". Ziedaar !de op onderzoek gebaseerde berichten van denzelfden directeur, «üe aanvankelijk een zoo ijverig voorstander van staatsexploitatie was. De commissie intusschen heeft gemeend die berichten in haai verslag niet te behoeven over te nemen, maar zich te kunne- bepalen tot de mededeelïng dat de directeur ir. «,«. uadcï' rapport verkent dat zijn advies van 13 October 1878 eenige rectificatie behoeft." De meergenoemde directeur heeft niet verzuimd op het fcilbaTe van alle menschelijke berekeningen in het algemeen en op; het onzekere van de berekening der vermoedelijk nog op Billiton te ontginnen hoeveelheid tin in het bijzonder te wijzen. Maar men kan dan ook de raming zeer aanzienlijk verhoogen zonder dat het betoog omtrent de mogelijkheid eener uitputting van Billiton vóór 1892, ingeval de Maatschappij zich daarop wilde toeleggen, eenigszins verzwakt wordt. Stel bij voorbeeld dat men de schatting van 70,000 pikols met de helft heeft te verhoopte, dan zou de Maatschappij zich slechts door grootere inspanning van krachten in 1881/82—1891/92 een gemiddelde jaarlijksche productie tot het in 't boekjaar 1878/79 verkregen bedrag (93,495 pikols) behoeven verzekerd te hebben om het eiland bijna geheel uit te putten. Na het bovenstaande zal weinig meer behoeven te worden gezegd over de op bladz. 8 van het verslag der commissie geleverde berekening van de voordcelen welke het gouvernement heeft prijsgegeven door de verlenging van den termjjn der Billiton-concessie. Men leest aldaar: //Aannemende dat na expiratie der concessie in 1892 de tinproductie gelijk blijft aan het gemiddelde der laatste 7 jaren, en voor vermeerdoring zoowel als voor vermindering der productie bestaat dezelfde waarschijnlijkheid, dan springt het _ het oog dat staatsexploitatie na dien termijn in het beang van 's land 3 financiën wenschelijk, misschien noodzakelijk is, en dat de Indische Eegeering door het sluiten der overeenkomst van 7 Januari 1882 met de Billiton-maatschappij aan deze, ten koste van den lande en zonder eenige noodzaak, een geschenk heeft gemaakt dat gedurende 35jaar op bijna 2 millioen gulden 's jaars kan geschat worden en over «lat geheele tijdvak, naar de berekening over de laatste 7 jaren, ongeveer 70 millioen gulden zal beloopen." Een zoo zware beschuldiging als deze, dat de Indische Begeering ten koste van den lande aan een particuliere maatschappij 70 millioen galden ten geschenke heeft gegeven, wordt dus gebaseerd op de onderstelling dat het eiland Billiton na 1892, dus wanneer de Maatschappij tien jaren tijd zou hebben gehad om de exploitatie met alle kracht voort te zetten, nog' gedurende 35 jaren 72,408 pikols tin per jaar (de gemiddelde jaarlijksche productie m 1875/76—1881/82), of in het geheel 2,534,280 picols tin zou kunnen opleveren terwijl door deskundigen de waarschijnlijkheid werd aangenomen dat het eiland reeds in 1881 niet meer dan 700.000 picols tin bevatte I
Gisteren is de Belgische Commissie voor de tentoonstelling alhier aangekomen en aan het Amstelhötel afgestapt, terwijl morgen de Fransche Commissie voor de tentoonstelling in hetzelfde hotel verwacht wordt.
De heer jhr. mr. H. C. van der Wijck, oud lid van den Raad van Indië, heeft in een boekje, bij Gebr. Langerhuyzen in Den Haag verschenen, twee brieven openbaar gemaakt, door hem dezer dagen aan Z. M. den Koning gericht. De 'eerste betreft het paleis van Z. K. H. den prins van Oranje. „Door de got>^^^ zaal af te breken en den tuin te bebouwer^j^t^neent hij, „het paleis veel weg hebben van"**>*h rok zonder panden en een wanstaltig nieuw kwartier tot ontsiering der residentie gebouwd worden. Dientengevolge is door hem op 2 Jan. eenjrequest aan den Gemeenteraad ingediend, „met voorstel, uithoofde van de aan het voorgeslacht verschuldigde piëteit en de herinnering aan de aan het vaderland bewezen diensten, door koning Willem 11, den held van Quatrebras, den roemrijken veldheer in den tiendaagschen veldtocht en den redder van Nederland in de jaren 1848 en 1849, aan diens stichting geen schendende hand te slaan, maar de gothische zaal met den geheelen tot het paleis behoorenden tuin Z. K. H. den prins van Oranje aan te bieden." In een brief van 5 Jan. aan Z. M. den Koning geeft hij eerbiedig in overweging, dat Z. M. „den thesaurier des Konings zal bevelen de som van jf 300,000 in de kas der gemeente 's-Gravenhage te storten. Alle belangen zullen hierdoor bevredigd zijn. Z. M. zal alsdan voor den afstand van Hoogstdeszelfs rechten op het paleis de som van ƒ200,000 hebben verkregen. Z. K. H. de prins van Oranje zal het paleis met hetgeen er toe behoort bekomen. De gemeente 's-Gravenhage zal ruimschoots schadeloos gesteld zrjn voor alle uitnoeten ge-
troosten . Op 6 Jan. schreef hij aan Z. M. een brief voor de tr«>»riSOTlvol6,ing van H. K. H. p-**"""» Wilhel- J.V-. *SAI O cti, MO* *-"- l fcvi 11 «74 1140 11 «1 1939 1 ofil 14.1 i i|^ 1 RfiS 1 *
//Bij de tegenwoordige Grondwet is hierin in geenen deele voldoende voorzien; zelfs zoude het, zoo dit nitt tijdig werd geweerd, bij eenen ongelukkigen samenloop van omstandigheden kunnen gebeuren, dat de rechten van prinses Wilhelmina door machtige mededingers bestreden worden.
«■Zonder Grondwetsherziening is dit doel evenwel nist te bereiken."
i/in Ministerie én Staten-Generaal zijn evenwel van Grondwetsherziening evenzeer afkeerig en trachten die tot het oneindige te verschuiven, omdat hun staatkundig bestaan er door bedreigd wordt.
//Of het koningschap, of het vaderland, of de koloniSn er onder tenietgaan — dit kan hun ""weinig schelen, mits zij slechts hun parlementair spel kunnen voortzetten, al leiden zjj daarmje zoowel den Koning als de natie om den tuin.
//Hierop bedacht, heb ik getracht mij door mijn geschriften en op andere wijze een zoodanige staatkundige stelling te verwerven, dat ik in staat zoude zyn, zoo Uwe Majesteit di t mocht bevelen, het vraagstuk te beheerschen en de grondwetherziening binnen korten tijd te dwingen."
Het verdere gedeelte van den brief is, zegt de adressant, van te intiemen aard om voor openbaarmaking vatbaar te zijn. Wij verwijzen verder naar de brochure.
Eergisteren is in den ouderdom van 79. jaar te Brussel overleden baron Henri d'Aneth'an, onder de regeering van koning Willem I ambtenaar, bij het departement van binnenlandsche zaken. In 1830, na de omwenteling, was hij secretaris van het voorloopig bewind en werd daarna eerst adjunct-secretaris, vervolgens secretaris bij het kabinet des Konings, welke betrekking hij tot zijn dood heeft waargenomen.
Het Perzische gezantschap heeft hier gisteren, vergezeld van den consul-generaal van Perzië hier ter stede, den heer'H. Hesse, nog in oogenschouw genomen het Paleis des konings, het Volkspaleis en de diamantslijperij der heeren gebr. Boas. De gezant deelde mede dat Perzië zeker het voornemen heeft zich op onze tentoonstelling te doen vertegenwoordigen, doch nog niet voldoende instructie zijner Regeering om reeds nu een bepaalde plaatsruimte aan te vragen.
De koning van Italië heeft mr. Joan Boh1 wegens zijne verdiensten omtrent het Italiaansch handelsrecht, het officierskruis met de kroon der ridderorde van de HH. Mauritius en Lazarus geschonken.
Tot in het Mormonenland vindt onze aanstaande tentoonstelling medewerking en sympathie. De heeren Zeehandelaar en Clayton te Salt Lake City houden zich bezig met het verzamelen van alles wat op het mijnwezen in Utah betrekking heeft, ten einde te Amsterdam eene gemeenschappelijke inzending van alle belanghebbenden mogelijk te maken.
BINNENLAND. Het Billiton-Contract.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001
Het is niet de eerste maal, dat de naam van Paul Bulss uit onze pen vloeit en wij willen hopen het thans ook niet voor de laatste maal zal zijn, want het benijdenswaardig talent van den geoefenden zanger maakt zijn optreden in ieder concertlokaal tot eene benijdenswaardige gebeurtenis. Alles vereenigt de groote kunstenaar in zich wat een uitgelezen auditorium kan boeien en in vervoering brengen; een phenomenale stem wat kracht, omvang en schoon, edel timbre betreft, eene degelijke methode, eene wegslepende en sterk gekleurde voordracht een zeer duidelijke uitspraak ; in het kort alle eigenschappen, die een grooten zanger kenmerken. Paul Bulss behoort tot die uitgelezen naturen, die, volkomen in de kunst ontwikkeld, een glans en pracht ten toon spreiden, die bewondering en toejuiching afdwingen en de stormachtige bijvalsbetuigingen, die Vrijdagavond op het vierde concert van Felix Meritis aan de geestdrift van heeren leden en hunne dames lucht gaven, zullen hem overtuigend hebben bewezen dat een ieder onze meening deelde en hem groot noemt, groot door het heerlijk orgaan, groot door de heerlijke gaven waarvan de wederga zeer zeldzaam wordt gevonden. Paul Bulss zong de groote prachtige aria uit Marschner's Hans Heiling met een bravour, zekerheid en kracht, die deze schoone bladzijde in het juiste daglicht stelden en verder in het tweede deel twee liederen van Schümann (a Wer machte dich so krank, b Alte Laute) van Becker (Lied) en van Eckert (Wach auf Gesell) met eene uitdrukking en kleurenwisseling die grooten invloed op het voer muziek ontvankelijke gemoed ten gevolge hadden. Paul Bulss is een zanger van den eersten rang, deze avond bewees dit opnieuw, en de eenige aanmerking die men zich zou kunnen veroorloven is deze, dat hij soms voor de concertzaal te sterk kleurt, dat hij deze wel eens vergeet om een tooneel in de epera te willen wedergeven. Tegenover den volkomen ontwikkelden, gerrjpten kunstenaar stond hedenavond eene lieve en schuchtere verschijning. Negentien zomers zijn heengevloden boven het hoofd van mej. Anna Kluit en toch reeds is zij als dilettante zoo ontwikkeld dat zij niet schroomde als pianiste op te treilen in een zaal waar, om van enkelen slechts te gewagen Liszt, Thalberg, Bülow, Rubinstein, Tausig, Menter, Planté, Essipoff. enz. hunne trimfoen vierden. Mej. Anna Kluit had den moed tot solo stuk te kiezen het moeilijk Es dur concert van Liszt, waarbij zij voegde eene romance van Schümann, een nocturne in Des van Chopin en eene tarentelle van Nicodé en bewees ep dezen jeugdigen leeftijd eene echte virtuozennatuur te bezitten. Wij treden niet in de omstandige détails, want eene negentienjarige dilettante mag men niet de eischen stellen die men voor een gerrjpten kunstenaar over heeften wanneer slechts de algemeene indruk gunstig is, dan heeft men redenen tot tevredenheid. Welnu de jeugdige dame gaf redenen tot tevredenheid door hare vrij ontwikkelde techniek, door een soliden aanslag en door een voordracht, die zich meestal boven het dilettantisme verhief. De toekomst is schoon voor haar, wanneer zij met denzelfden moed en dezelfde kracht hare studiën voortzet, want dan zal zij weldra de stukken harer keuze beheerschen, afgerond in het passagewerk worden, de pedalen beter weten aan te wenden en zich oefenen in het spelen met begeleiding van orkest, wat blijkbaar nog voor haar ongewoon is. Beide solisten werden zeer toegejuicht en zoo als vanzelf spreekt, bracht het machtig talent van Paul Bulss het auditorium 'in vervoering. Men kon noode van den uitnemenden kunstenaar scheiden, want nauw had hij, om aan het algemeen verlangen te voldoen, Standehen van Schubert gezongen, of de vervoering was zoo groot, dat onder een waar gejubel zijne tegenwoordigheid op het orkest weder gevorderd werd en hij aan den aandrang moest toegeven door zich thans voor de laatste maal te doen hooren in het Ich grólle nicht van Schümann, eene compositie, die voor zijne gaven bijzonder geschikt is. Mej. Kluit liet zich verder hooren in de bekende Gavotte van Glück. •_„__.». p„. De orkeststukken van den avond waren;: Beethovens Pastoraal-symphonie, benevens de ouverture Medea van Woldemar Bargiel, lm Hocbland vam Gade.
Het jaarverslag is verzonden van de maatschappij Apollo. In plaats van den heer L. A. J. Kettmann, die zich te Antwerpen metterwoon vestigde is als secretaris opgetreden de heer VV. P. de Leur. De aftredende the-auner H. von der Finck werd 'herkozen. Het getal honoraire leden der weldoende maatschappij is 25, dat der kunstlievende leden 223, der contribueereniie leden 108. Het getal kunstlievende leden (donateurs) is bijzonder klein over geheel Nederland, want Apollo werkt niet alleen plaatselijk. Opwekking om, als donateurs zich te aoen inschrijven is dus niet misplaatst, 't Is een edele roeping den kumteuaar op zijn ouden dag een appeltje voor den dor t te verzekeren, en daar zij, die uitkeering genieten ook zelf hebben bijgedragen, wordt van de donateurs lang niet alles verlangd. Hoevele duizenden zijn er niet die ƒ 6 's iaars over hebben voor Apollo ? Dat zij zich tot den heer - * egisseur vau "" ' *"-"* *«* nden- —"6"'tc_, uon_Deeiaen «n m.-wj»«<
, En zijn nu 30 personen die luitkeering; genieten. Enkele bijzondere donaties en eenige legaten vielen Apollo ten ded. daaronder een van nu wijlen J. L. Wertheim. Commissarissen zijn de heeren A. 3. de Buil, W. van Lennep en J. F. Tack Hzn.; Bestuurderen de heeren C. J. Mienikus, W. P. de Leur. H. von der Vinck, J. Bersee, C. E, H. Spoor, W. van Heesbeen, D. Strelit-ki. P. A. N. Froschhart, J. M. Haspels en J. F. van Doezelaer
Velen zullen met ons met leedwezen vernemen, dat de voorgenomen opvoering van Fidelio door het gezelschap vaa den heer Neuman niet doorgaat. Mw. Hedwig Eeicher—- Kindermann treedt dus nog slechts twee malen op, nl, heden- (Dinsdag) en morgenavond in Die Walküre.
Kunst en Letteren. Felix Meritis.. "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 10-01-1883, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010165273:mpeg21:p001