(IsOEZON'DEN.)
Het Bijvoegsel op UEds. Blad van den lOden dezer (N°. 872), bevat een stuk, betreffende den IJzeren Spoorweg van Amsterdam naar Keulen. Dit stuk, geteekend F. C. , moet strekken ten vervolge op en ter ondersteuning van het vroegere artikel van F. P. , voorkomende in N°. 867 en 869 van het Handelsblad. De Heer F. C. zegt: »Üe zaak is te gewigtig , om die niet van alle kanten toe te lichten.» Dit zai gewis door iedereen worden toegestemd; doch tevens dc vraag doen ontstaan : Waarom verspreidt F. C. dan slechts duisternis over dezelve ? Te gelooven dat zijne aanmerkingen eenig licht bevatten, is hut beste bewijs, dat hij de zaak iv geschil niel verslaat Of steekt er eenig licht in uitdrukkingen als deze «zoogenaamde Bedenkingen» en «zoogenaamde Dall'tsche Bedenkingen»...? Dergelijke epitheta verraden in eeue zaak als di onderhavige slechts kleingeestigheid. Reeds is, bij het antwoord aan F. P. getoond, dat de Schrijver der Bedenkingen nocli vreest noch hoopt dat de Spoorweg ooit voltooid zal worden , en ook nooit eenige , vrees aan den dag heeft gelegd. Evenmiu heeft hij met eene vermindering der sieeploonen gedreigd, daar dezelve geheel overtollig zou zijn in betrekking tot den geprojectterden Amsterdamschen Spoorweg. Dat sleeploon bedraagt, gemiddeld, geene ƒ 3.50 per last , voor het traject van Rotterdam naar Lobith, en eeue vermindering van hetzelve zoude dus van weinig invloed op de geheele vracht kunnen zijn. Een ieder, die met den handel bekendis (en zulks ma vau F. C. ondersteld worden, in zoover het bestuur van een Entrepot-dok die kennis bezorgen kan), weet hoe de handel steeds den goedkoopsten weg zoekt; zelfs voor goederen, die grooten spoed vereischen. Even zeer als er een aanzienlijk vervoer van Rotterdam over Venlo naar Dusseldorp bestaan heeft, zoude, (na da voltooijing van den Pruissischen Spoorweg tusschen Aken eu Keulen), Maastricht ligtelijk op het denkbeeld kunnen komen, om door het aanleggen van eenen zeer korten Spoorweg, (namelijk van Maastricht totAkeii), een aanzienlijk gedeelte van het vervoer over Maastricht te lokken. Deze Spoorweg zoude nog het groote nut hebben, dc steenkolen uit onze Nederlandsche kolenmijnen van Rolduc ('sHertogenraJe) , goedkooper aan de rivier de Maas te brengen , dan zulks op de gewone straatwegen geschieden kan. Deze onderstelling gaat volstrekt niet gepaard met die , dat de uitkomst ooit dj voorkeur van eenen IJzeren Speorweg boven de vaart op rivieren zal bewijzen. Onderstelde de Schrijver der Bedenkingen zoo iets, dan zoude hij van eeiien Spoorweg langs de rivier en niet van eenen loopende van de Maas, bij Maastricht, tot aan den Rijn bij Keulen , gesproken hebben. Hij erkent slechts , dat een Spoorweg beter kan zijn, dan eeuige andere landweg. Het is niet de moeite waard, om te twisten over de vraag, of de Amsterdamsche Ijzerbaan nationaal mag genoemd worden. Hel tijdstip is nabij, waarop de Natie zelve dat punt, door al of niet voor 12 miljoen in te schrijven, beslissen zal. Wij vreezen niet voor de scheepmakers , enz enz. ; wij zeggen sleehls dat deze nationale onderneming bestemd is om zoo vele diep gewortelde belangen naar het hart te steken , en dus in volstrekte tegenspraak staat met hetgeen bier te lande bi] uitnemendheid nationaal is. Bij eene nationale onderneming wordt niet gevraagd, of zij bepaaldelijk vertier geeft aan Amsterdam? Zij moet ook bet overige gedeelte des Rijks omvatten en dit doet de Rijnvaart en deze doet zulks , bij jaarlijksche toeneming al meer en meer. Het getal der in Holland gebouwde schepen , welke den Rijn bevaren, neemt jaarlijks toe. En dit geldt niel slechts ten aanzien van stoomschepjn, maar ook ten aanzien van zeilschepen. Dö Rijn, tot bij Straatsburg, wordt bevaren door stoomschepen in Holland gebouwd. Op den geheelen Rijn varen nog sleehls twee buitenlands gebouwde stoomschepen ;er varen er vijftien, die in Nederland gebouwd zijn. Bij den nationalen Amsterdammer schijnen de te Rotterdam gebouwde schepen niet in aanmerking te komen. Hij denkt: la nation, c'est moi; doch bij den nationalen Rotterdammer, komen de in Vriesland en Groningen gebouwde tjalken, die steenkolen, enz. aanbrengen, even zeer in aanmerking, als de te Rotterdam gebouwde schepen. De schrijver der Bedenkingen hüudt zich ten volle overtuigd dat niet een eenig schip op den Rijn, varende van Amsterdam of van Rotterdam, op den duur voor den IJzeren Spoorweg zal behoeven te zwichten ; dat niet Amsterdam alléén, maar geheel Holland te beklagen zal zijn, indien er 12 miljoen aan eenen IJzeren Spoorweg worden verkwist, waarvan slechts Pruissen, door het aanleggen en •weder afbreken der werken , eenig voordeel zal trekken. De Amsterdamsche handel is ook wijs genoeg , om te weten , dat de uitweg onzer handelsproducten nooit kan bevorderd worden, door een middel van vervoer , hetwelk viermalen zoo kostbaar zalziin als het tegenwoordige langs den Rij„, Overigens vergeet F. C., dat tot de zamenstelling van »et benoodigde voor stoombooten, ook zeildoekmakers , 1 ? en de voortbrengsels van andere inheem-| -. i vereischt worden, waarvan er nog zeer vele gnjke kunnen worden opgenoemd, zoo als modelma- Wat9 bertSrïft "J k*Pe.rslaëers> enzde schippers, deze zullen langzamerhand hunne grootere schepen door kleinere, meer vlotgaande vervangen en zij zullen dezelve ook steeds meer en meer hier te lande doen bouwen, want de knust om vlotgaande schepen te bouwen is bij ons nog niet verloren en wat ' de goedkoopheid betreft, zoo staan wij niet zoo belangrijk i ten achteren bij den vreemdeling , iv zoover van deugd• zaam gebouwde schepen gesproken wordt. De lieer F. C. acht, volgeus zijn zeggen, het nieuwe ■ middel van vervoer op zich zelven per sloomwagen verkieslijk boven de stoomvaart, enz. In plaats van dit oordeel met goede gronden te staven , geefl liij zijn voornemen te kennen, om eenige onjuiste, of overdrevene , of geheel valsche stellingen eu gezegden uit de Bedenkingen bij te brengen. Of er dergelijke stellingen eu gezegden I in de Bedenkingen voorkomen, laat ik fieruslelijk aan de beslissing van deskundigen over. Intusschen vermeen ik de juistheid van elke derzelve tc kunnen bewijzen, (druk of onbeduidende sciirijllouten uitgezonderd) eu daarentegen de onjuistheid, overdrevenheid en volstrekte valschheid vun de meeste stellingen en jjfezegden der verdedigers van den Amsterdamschen Spoorw- r.en aimtoonen. Met betrekking lot de Gedachten over den Handel en de IJzer-Spoorweg verdedigd, is zulks gedaan bij tle Bedenkingen; met betrekking, tot het iluk vau F. P. doel ik het bij W°. 874 van liet A. 11. B. 'fhans zai ik de aanhalingen van F. C. ter toets brengen. Deze Heer, die zich (voorzi'liglijk inderdaad) niet veel aan geUllen waagt, gelooft den Spooiweg te verdedigen, door te wijzen op bijzonderheden, die weinig betrekking op den Spoorweg hebben. Dit zal, vertrouwen wij , iederen opmerkzamun lezer in het oog vallen. Daarom beteckencn dan ook de tegenwerpingen van den Heer F. C. volstrekt niets. Zij bewijzen niets in het voordeel van den Spoorweg. De Schrijver der Bedenkingen jestiijdt de aangeprezenc gestadige en onbelemmerde bruikbaarheid vnn deu Spoorweg tusschen Amsterdam en Keulen , door te herinneren aan de uitwerking van snauw, vorst, overslroorningcn op den Spoorweg. Maai- F. P. stelt in de plaats daarvau iets geheel vreemdsoortigs , en maakt zie.i dus aau verregaande kwade trouw schuldig. De gestadige bruikbaarheid van den Spoorweg is niet bestreden door te wijzen op het i regelmatige vertrek der Beurtscliepeii ; terwijl de wederlegging dezer, door F. P. zelven uitgedachte tegenwerping, ' insgelijks blijken van opzettelijke onnauwkeurigheid draagt i De meeste beurtschippers toch leggen , volgens Art. 5 i van het tloor den Heer F. C. zelven aangehaalde Beurtkontrakt, slechts van 4 tot 8 dagen in lading, en zulks is dan nog maareen bewijs vau den tragen aanvoer der goe- ! deren , die wel op rekening der verzenders, niet op die - der schippers kan worden gesteld. Maar de vaarten aankomst is reeds veel sneller en regelmatiger dan te voren. Dit is een gevolg van de sleepdienst tot Lobith, en de snelheid en regelmatigheid zal nog toenemen door eene uitbreiding der sleepdienst tot Keulen. Alsdan zal do vaart niet meer afhangen van hooge waterstanden , waarbij lijn- i paden en ijzeren spoorwegen onder water staan. liet ligten kan door meer vlotgaande schepen geheel vermeden wordeu. Dit alles is bij de Bedenkingen aangetoond. Maar juist dit wordt door den Verdediger onaangeroerd gelaten, terwijl hij door valsche argumenten de aandacht tracht te misleiden. Immers is het even onwaar , dat van Amsterdam geen schip vaart, hetwelk 140 latten kan laden. Waar zoo iels doet weinig ter zake. Daarentegen, even als het beurtkontrakt het maximum der lading bepaalt op 115 lasten, even zoo bepaalt hetzelve deu tijd, gedurende welken de i schepen in lading mogen liggen, op 4, of, bij wijze van - uitzondering, op hoogstens 8 dagen en toch beroept F.C. ! zich, in dit opzigt, uiet op het beurt-konlrakt, maar zegt hij slechts, dat de schepen 8 tot 14 dagen in lading 1 liggen. Aangenomen, dat zulks uu en dan plaats hebbe , I en wel in gevallen , waarin geen spoed vereischt wordt, dan had F. C. eene uitzondering niet als regel moeten doen voorkomen; terwijl, zoo hetgeen hij aanvoert, werkelijk de regel is, daardoor hoogstens zou bewezen worden , óf dat het beurt-kontrakt niet met genoegzaam overleg is opgesteld, óf dat de afvoeren te Amsterdam zeer flaauw gaan. Een bewijs voor de deugdelijkheid van den Spoorweg zal niemand daarin vinden. Hetzelfde geldt teu aanzien der doelmatigheid; want de Spoorweg zal dan ook naar de goederen moeten wachten. Verder, indien ook nog geen schip de opvaart, van Amsterdam naar Keulen, in zeven dagen voibragt heeft, dan is de zaak daarom niet als onmogelijk te beschouwen : zij zal integendeel iets gewoons worden, zoodra dc sleepdienst tot Keulen uitgebreid is, alsdan zal de tqd voor de lading (thans 4 a 8 dagen) , insgelijks dooide aanwending van kleine schepen verminderd, waarschijnlijk op 2 a 3 dagen gebragt worden. — Even zoo zal de lossing te Keulen, weike reeds merkelijk bespoedigd wordt, ap 1a 2 dagen kunneu worden verminderd. Deze spoed is intusschen slechts voor weinige goederen van waarde en deze goederen kunnen thans meestal per stoomboot verzonden worden. Het ligten der schepen is door den Schrijver der Bedenkingen niet ter loops behandeld -, maar het punt was niet vatbaar voor cene omstandige uiteenzetting. Er is slechts weinig van te zeggen, namelijk , dit ongemak neemt meer en meer af en zal jaarlijks nog meer verminderen bij het steeds toenemende getal van meer vlotgaande schepen. Voor zoover evenwel de Heer F. C. dit bezwaar uit een geldelijk oogpunt beschouwt, is het zeer zeker dat de uit het ligten ontslaande vrachtverhooging in geenen deele te vergelijken is bij die, welke de Spoorweg zal doeu geboren worden, daar deze, om te kunnen bestaan, eene i- vracht van minstens ƒ4O per last zal behoeven. Zoo lam.' de Heer F. C. het tegendeel hiervan niet aantoont, t is het door hem aangeduide, bezwaar juist een argument ; tegen den Spoorweg en een verstandig koopman zal zeker, ■ ten einde het ligten voor het vervolg te ontgaan, niet naar eenen Spoorweg , maar wel naar minder diepgaande vaari tuigen uitzien. in zoover het overladen beschadigingen aan de goederen kan toebrengen , moest toch de Heer F. C. het voordeel niet aan de zijde der Spoorwegen zoeken; vermits ' daar de beschadiging niet alieen veel grooter is, maar al de goederen ook le Keulen moeten wolden overgeladen ; terwijl de naar Koblenlz , Mentz , Frankfort eu Mannheim bestemde schepen , zonder overlading doorvaren, Hetzeif le geldl ten aanzien der vele goedereu bestemd voor den linker Rijnoever bonede.» Keulen, in zoover men dezelve laiagï den Spoorweg niütjt willen vervoeren. De ytedoreu mocLen dan bij den Spooiweg gelosl en van daar naar tien regten Rijnoever worden geinagl , om daar in een vaartuig geladen en aan den linker oever weder gelost te worden. Tot hoeveie beschadiging en buitengewone kosten zal zulks niel leiden ? Uit een en ander kan genoegzaam blijken , dat de Heer F. C zich vergist, wanneer hij meent dat de schrijver fU'i- Bedenkingen in eene moegelijke positie is geplaatst. Die schrijver bevindt zich wal en zonde in geen geval willen ruilen met den Ontwerper of den Verdediger van den Spoorweg ; ook niet raet den Heer F. P., of F. C. ; hij /.oude zijne positie niel willen verwisselen tegen eene bediening bij het Amsterdamsche Entrepói-Dok. De schrijver der Bedenkingen vindt overigens het middel tot een zeer i snel vervoer hoogst nuttig, mils hetzelve geene andere nadeelen oplevert en niel te duur moet gekocht worden i Hij zoude zelfs, in bijzondere gevallen, het vervoer in éénen dag, ja zelfs in 10 uren zeernultig vinden, ai moest hetzelve ƒGO per last kosten , indien er geene 12 miljoenen en waarschijnlijk 40 miilioenen behalve cene jaarlijksche toe'.aag noodig waren, om daartoe de gelegenheid te verschaffen. l)e schrijver der Bedenkingen moet voorts herinneren , dal het artikel voorkomende in het A. 11. B. van tien 11 , 18, 24 en 31 October en 4 eu 11 November 1833, niet van hem, maar van de Redactie van dat blad afkomstig is. De reden waarom hetzelve in de Bedenkingen is afgedrukt, is bij het voorberigt van hot lste stuk opgegeven. Hetgeen de Heer F. C. bijbrengt opzigtelijk de "strekking der Bedenkingen is vaisch en kan slechts indruk maken op hen , die .'e gelegenheid niet hebbén gehad het werkje te lezen. Daarom is het noodig , lüer op ta merken , dat de strekking tier Bedenkingen j^eene andere is, dan om de onnaauwkeurige mededeeKneèu , voorkomende in de Gedachten over den Handel eu de JJ'zeren Spoorweg verdedigd aan het licht le brengen en te wederleggen en om het publiek opmerkzaam te maken, dat het gevaar loopt het oifer te worden van eeue soortgelijke onderneming ais tle Maatschappij tot exploitatie der Mexicaansche en andere Americaansche mijnen, enz. De handel van Nederland is niet cijnsbaar aan de Nederlandsche Sloomboot-Maalschappij (eene Rotterdamsehe at er niet), even min als aan de Amsterdamsche Stoomboot-Maatschappij. De handel van Amsterdan» en gedeeltelijk ook liet handelsbelang van Hsdejfland , kan cijnsbaar zijn of gemaakt worden aan het Amsterdamsche Eutrepót-dok, doch niet aan de Nederlaudsciie Stoomboot- Maatschappij. De handel van Amsterdam is cijnsbaar gemaakt aan de, een monopolie bezittende beurtschepen, volks- en pakschuiten, doch niet aan de Nederlaudsche Stoomboot-Maatschappij, welke geen monopolie bezit F. C. zegt: Amsterdam is niet aan het rivier-bed gelegen , doch daarvan afgescheiden deor vaarten en kanalen , door welke de stoomvaarl niet kan en mag geschieden. Heerlijk! In alle beschaafde landen worden vaarten en kanalen beschouwd als middelen van verbinding en gemeenschap ; bij den Heer F. C. stellen dezelve eene af' scheiding daar ! Geen wonder, dat de Heer F. C., bij den aanhef van zijnen brief, van toelichten gesproken heeft. Op onze beurt zeggen wij : Amsterdam is met den Rijn verbonden, door middel van vaarten er. kanalen, welke mecstens tweemaal zoo breed zijn als de kanalen in Engeland, waarop stoombooten varen, en wij zullen afwachten welk attwoord de Heer F. C. ons hierop zal weten te geven. Overigens geeft hij de redenen niet op , waarom er op de door hem bedoelde kanalen geene stoombooten zouden mogen varen; maar zoo lang hij dit punt niet toelicht, kan men bern niet veel geloof of vertrouwen schenken ; vooral laar het bekend is, dat er eene stoomboot met goederen van Amsterdam naar Jieulen en van Amsterdam naar Rotterdam gevaren heeft; terwijl er , met toestemming van het Besluur , te Amsterdam eene andere boot gebouwd werd, om tusschen Amsterdam en Utrecht te varen. In hoever de genegenheid van den Heer F. C. jegens Rotterdam gemeend is , moeten wij in het midden laten ; doch wij houden ons overtuigd, dat de handel van Rotterdam zich niet slechts zal bestendigen, maar ook uitbreiden. i Amsterdam zoeke deszelfs heil in eenen spoorweg ; doch i de voorstanders van dien weg behoorden geeue pogingen jaan te wenden, om door valsche opgaven het Publiek tot i deelneming te bewegen. Het gezegde op bl. 127 der Bedenkingen, doelt niet uitsluitend op de stoomvaart tusschen Rotterdam en Keulen , maar ook op die tusschen Rotterdam en Londen, i Huil en Duinkerken. Dergelijke vaart bezit Amslerdam i niet terwijl dezelve te Rotterdam nog zal toenemen, zoo: dra de stoomvaart tot Keulen dc noodige uitbreiding zal
hebben ondergaan. De IJzeren Spoorweg kan Amsterdam t niot in het vervoer der, grooten spoed eischende, En- i gelsche fabrijkgoederen doen deelen _, zoo lang het geene < stoombooten op Londen en Huil bezit. En deze schijnt Amsterdam niet te kunnen verkrijgen ; hetgeen te meer.) verwonderen moet, daar, volgens de bewering van F. C. ,<---da vaart van Amsterdam op Huil korter en gemakkelijker ] is, dan die tusschen Kotterdam en Huil; eene bewering, die evenwel bij zeevarenden weinig geloof zal vinden. De in de Bedenkingen met de meeste duidelijkheid ontwikkelde stelling, dat de sleeploonen geene eigenlijke verhooging van vracht te weeg brengen en slechts de plaats van andere uitgaven vervangen , wordt door den Heer F. C. eeno gcdrochlclijke gevolgtrekking genoemd, rustende op zonderling kunstmatige en ingewikkelde redeneringen. Hier blijkt de ontrouw of de onkunde van gemelden Hoer ten duidelijkste. Hetgeen wij betoogden rust op cijfers en op axioma's, die gecne redeneringen bchoovcn. Maar dc Heer F. C. vleit zich cene alles afdoende daadzaak te hebben gevonden , waarmede hij den Schrijver der Bedenkingen volkomen wederleggen kan. Tegen die daadzaak valt al dadelijk in te brengen , dat zij , met opzigt tot de eigenlijke kwestie , niets afdoet. Zij maakt «ms omtrent den Spoorweg niet wijzer. Maar bovendien is die daadzaak ten ecnenmalc valsch voorgesteld. Het ware verband derzelve is in het antwoord aan den Heer F. P. aangeduid. Wij hebben daarbij de noot, voorkomende op bl. 75 der Bedenkingen , in haar geheel medegedeeld. Vertier luidt Art. 14 van het aangehaalde Beurlvaart- Contract geheel anders, dan door F.C. is opgegeven (1). Sr blijkt'daaruit, dat de schipper voor dc 10 centijnes per centenaar (welke geene ƒ2 per last uitmaken) het soms meer te betalen octrooi te dragen heeft. Verder heeft hij daaruit stellig te dragon de onkosten van liet Zederik Kanaal. Overigens en ten laatste is dit beding cene willekeurige daad der schippers en kooplieden. De Schrijver der Bedenkingen leverde daadzaken, en wel juiste daadzaken. Ook aan de betaling der 10 centimes voor sleeploon heeft bij herinnerd. De Heer F. C. leert ons , derhalve , niets nieuws en wij vragen , waar is eenige valsche voorstelling , door den Schrijver der Bedenkingen gebezigd ? Het is en blijft eene daadzaak , dat de naakte vrachten iv 1532, zonder Rijnvaartsregten en zonder sleeploon, voel hooger waren dan in 1834 met het sleeploon. De vracht, zoo als die , met inbegrip van het Rijnvaartsrcgt, in 1830 bestond, is niet vergeleken tegen de vracht, met inbegtip van het Rijnvaartsregt, zoo als dezelve thans bestaat. In de noot op bl. 74 der Bedenkingen is intusschen cene niets afdoende schrijffout ingeslopen , betrekkelijk de vracht van Amsterdam in 1832. Wij laten dus -dit gedeelte dier noot verbeterd hier volgen. »In 1830 wus, volgens het Handbuch für Kaufteute und Schiff er , de vracht van Rotterdam tot Keulen , voor Koffij, niet inbegrip van het Rijn-scheepsvaartsrcgt, omtrent fr. 2.56 per centenaar, dus omtrent fr. 1.30, zonder dat regt eu andere ongclden. In 1832 was de vracht, van Rotterdam, slechts fr. 0.95, die van Anisterdam tfr. 1.05.. Dezo vermindering van nagenoeg fr. 0.35 voor Kotterdam , zgn wij verschuldigd, niet aan de sleepdienst, maar aan de meerdere vrijheid der vaart op den Rijn en de daaruit voortgevloeide concurrentie, vooral der stoombooten.» »Thans , in 1834, is de vracht der Koflij per centenaar , van Rotterdam, het sleeploon daaronder begrepen, slechts fr. 0.83 ; die van Amsterdam, zonder sleeploon , fr. 0.80. Deze vermindering nu, voor zoover Rotterdam betreft, van fr. 0.12 en , voor zoover Amsterdam betreft, van fr. 0.25, hebben wij eeniglijk aan de stoomslepers te danken.» Dezelfde fout is ook op bl. 76 herhaald. Hetgeen dadr (reg. 7 en volgg. van boven) voorkomt, dient, derhalve, in dezer voege verbeterd te worden. » Deze laalstcn bedroegen, voor de Koffij , in 1832, fr. 1.05; in 1833 , fr. 0.85 en, in 1834, fr. 0.80.» Wij kunnen niet onderstellen dat dc ons toegeworpen ] schrijffout bij toeval door den Heer F. C. is ontdekt geworden ; wij mogen het er voor houden , dat hij ons de , oer heeft aangedaan , van al de in de Bedenkingen aan- ] gevoerde cijfers na te rekenen, en er langs dien weg , in geslaagd is , cene schrijffout te vinden , zoo onbedui- , demi, dat dezelve verbeterd kan worden, zonder dat dien ton gevolge , een enkel woord in de daarop gebouwde . redenering behoeft te worden veranderd (2). De zin der redenering niet alleen, maar elke daaruit afgeleide gevolg- , trekking behoudt dezelfde kracht en juistheid. ( Tegelijk is dc moeite , die tle Heer F. C. zich gegeven i heeft, ons aangenaam , omdat de uilslag er van hel bewijs , oplevert, dut F. C geene andere fout van eenig belang , heeft kunnen opsporen. Hiertegen vergelijke men de Ge- , dachten over den Handel, de Verdediging van den ' IJzeren Spoorweg, het f ets in dc Algem. Kunst- en ] Letterbode , waarin naauwelijks eene enkele cijfer gevon-
(1) Zie hier den inhoud van hetzclte i » Met inachtneming •van dezen levertijd, staat het don schipper vrij om, in geval \an lagen waterstand , langs de Waal te varen en ter voortzetling der reis gcbrnik te maken van de sleep-stoombootcn en znl de schipper , in dit geval, voor sleeploon 10 centimes en de bij Art. 21 bepaalde toelaag, als schadeloosstelling voor de meerdere onkosten genieten; waartegen noch het meerdere sleoploon , «och het soms te betalen meerdere octrooi in rekening zal mogen worden gebragt. t (2) Mogt de Heer F. C. nog eenige even onbeduidende dnk- of sehrijfloaten in do Bedenkingen wenschen te vinden , ïo-i willen wij hem daarin bchuipzam zijn. Op bl. 135 vindt hij
It len wordt, die juist is , of waarin allhans verre weg dc meeste geheel onjuist zijn en dc daaruit afgeleide gevolgen niet minder. Wanneer men, gelijk F. C verlangt, de naakteviachten van 1830 met die van 1832 en 1834 vergelijkt, dan i vindt men voor dc meeste hoofd-artikelen cene nog belangrijker vermindering dan voor dc koffij. Zelfs ziju, in 1834, de vrachten der meeste artikelen met 10 centimes verminderd, terwijl de vracht der koflij slechts 5 centi- L mes lager is gesteld. Maar , indien de Heer F. C. vermeent 1 dat de schrijver der Bedenkingen de vrachten niet naar '■ behooren heoft opgegeven, waarom levert hij dan niet cene betere opgaaf. Beproefde hij het, zijn onregt zou spoedig blijken. Wij zijn zeker , dat hij het niet beproeven, immers den i uitslag van zijn onderzoek niet openbaar maken zal. Het i klinkt zoo vermogend, wanneer dc Heer F. C. zegt: »Dc i schrijver heeft zich enkel aan de kollij gehouden , ten einde aan eene algemeene vtachtsvcrlaging te doen gelooven ; ■ had de schrijver ook andere groote handelsartikelen in vetge lijking gebragt, hij zou gecne groote verlaging der vrachi ten hebben kunnen beweren, ja , die zoude gemiddeld t slechts de helft bedragen, of 2/3 van die voor het artikel t koflij in het bijzonder.» ' Na eene dergelijke bravade laat zich van den Heer F. C. 5 geen nader onderzoek of openbaring daarvan verwachton • Wij zullen dus doen hetgeen hij niet durft doen , wij zul ï lende verlangde nadere vergelijking leveren en dus de kwa. de trouw of dc onkunde vaa F. C. in een helder daglicht - plaatsen. TARIEF der vrachten van Amsterdam naar Keulen voorde onderstaande artikelen per 50 Ne-lerlandscha I ponden , zonder sclteepvaartsregten zoo in Pruissen als in Nederland. 183 C. 1832. 1833 1834. 1 Xeffij. fr. 1.30 fr. 1.05 it. 0.85 fr. 0.80 Suiker : Brood of Melis s 1.52 a 1.20 p 1.00 o 0.90 , Kandij en Basterd a 1.34 d 1.15 n 0.95 o 0.85 Lompen... » d a 1.00 o 0.85 llawe o 1.43 o 1.10 s 0.9Ö > 0.80 Katoen : 1 Oost-Indische in IZ. pakk. o t> 1.20 » 0.95 » 0.85 - Ongesponnen dito > 2.15 s> 1.30 » 1.10 d 1.00 In alle andere pakking. » 2.50 s 1.40 s> 1.25 » 1.15 Tabak: Karotten,S_iuifen brazil. » 1.30 » 1.10 * 0.90 o 0.80 1 Bladen in vaten » 1.52 » 1.20 o 1.00 » 0.90 ' Inlandsche of dergelijk e , iamandeu, vaten of pakk. » 1.88 o 1.30 s 1.20 • 1.05 Gekorven in pakjes.... n 1.88 o 1.50 » 1.35 » 1.25 ; Gesponnen of in kannss. o 1.65 o 1.30 s 1.15 b 1.05 Stelen , geperst in balen 'of vaten »1.65 «1.20 o 1.00 » 0.90 Ongeperst > 1.88 a 1.30 o 1.25 o 1.15 ' Verfhout : Alle soorten ongemalcn. > 1.20 ■> 1.10 _> 0.85 s 0.75 ; Ongemalen in vaten of . manden, Sassefras daaronder begrepen • 1.65 s 1.35 s 1.15 » 1.05 Alle soorten , gemalen 'in balen of vaten 1.43 * 1.25 o 1.15 i 1.05 i Uit deze vergelijking uu blijkt duidelijk, dat de naakte 1 vrachten van de Koffij in 1834, legen over 1833, slechts ' met 5 centimes per 50 Nederlaudsche ponden verminderd i zijn; terwijl die van alle andere artikels 10 centimes ' lager zijn gesteld, ja dat die van Suiker en lompen en ■ van Tabaksbladen in vaten en pakken zelfs eene vermindering van 15 centimes hebben ondergaan. Wij ■ hebben ons in onze vergelijking juist tot die artikelen i bepaald, welke door den Heer F. C. bij name zijn genoemd, en die hij in de plaats der Koffij wenschte gesteld te heb' ben, en een ieder zal zich overtuigen, dat met betrekking tot die artikelen de uitkomsten nog gunstiger zijn , dan : ten aanzien der Koffij , Onverschillig of men het jaar 1834 tegen 1830, dan wel tegen 1832 of 1833 vergelijke. De vrachten dezer artikelen waren allen veel hooger dan die der Koffij, en de verminderingen overtreffen die der Koffij in eene groole mate. Het is noodcloos dit aan te wijzen , een enkele oogopslag op het tarief is voldoende, om de bevestiging van het gezegde le erlangen. Het was ons ook meer bijzonderlijk te doen, om aan te toonen dat, alhoewel op bl. 74 der Bedenkingen een misslag in de cijfers is begaan, het d.ïar beweerde niettemin waar blijft, te welen , dat de vrachten sedert 1830 en ook sedert de invoering der stoomslecpdienst gedaald zijn , en dat dit met betrekking tot de Koffij minder het geval is, dan met betrekking tot bijna alle overige voornaamste en andere artikelen. Met betrekking tot de nadere aanmerking van F. C. nopens het sleeploon , zal het genoeg zijn te antwoorden , dat die Heer , zoo hij eenigzins met de sleepdienst op dc Waal bekend ware , zoude weten , dat bet abonnement als regel, de cijfer van het tarief als uitzondering te beschouwen is en dat die vrij-varende scliippers , voor welke de spoed , in het algemeen, minder waarde heeft, nog weinig gebruik van do stoomslcpers maken. Men vergelgke bl. 72 en 73 der Bedenkingen. Volgens den Heer F. C. zoude het wel zeer onvoorzigtig zijn, het geheele stelsel onzer riviervaart op de stoom sleep dienst le bouwen , enz. Er beslaat ook inderdaad voor zoo iets geene noodzakelijkheid en het is, bij ons weten , ook nog door niemand voorgesteld of verlangd. Dil belet echter niet, tlat de sloomslecptlienst zich jaarlijks meer en meer uitbreidt. En wat betreft het ondernemen der sleepdienst voor eigen rekening, daarop hebben wij het volgende te antwoorden. Juist in de jaren 1829 en 1830, (zie bl. 228 der Bedenkingen) , toen dc stoomslepers op deu Riju voor rekening der Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij voeren, hebben dezelve zeer veel geld gewonnen, doch ook slechts den handel van Antwerpen bevorderd. Iv 1533, toen de sleeploonen zoo laag waren, dat zij zeker zoo veel niet bedroegen als de kosten vau paarden, lijnen, enz., voor eenen gelijken afstand op den Rijn boven Loliith , hebben de stoomslopers derzelver huur niet opgebragt , en dan ook slechts cene zeer geringe rente aan tic eigenaars opgeleverd, en deze rente, hoe gering ook , hebben zij nog daaraan te danken, dat de stoommachines in den Herkules naar cene nieuwe uitvinding vervaardigd zijn, waardoor ten minste -| der brandstoffen bezuinigd wordt. Door stoombootenmet gewone stoommachines zoude de sleepdienst, tegen die zeer lage huur , niet dan met verlies uit te voeren zijn. Doch het Gouvernement heeft daarbij veel gewonnen. Het heeft gecne kosten aan het onderhoud der lijnpaden behoeven te doen; een onderhoud, hetwelk langs de Waal aanzien - lijke sommen zou vereischen. Wilde het Gouvernement ,do sleepdienst niet voortzetten , zoo zoude die voortzetting voor partikulicre rekening, waarschijnlijk meer winst opleveren, zoo als in 1829 en 1830 het geval is geweest; doch zij zou, uit hoofde van de hoogere sleeploonen , en van het uitsluitend gebruik ten voordeele van eene beurt iOf vereeniging veel minder nut stichten. Met eeneu enkelen pennestreek beslist de Heer F. C. look dc meerdere of mindere mogelijkheid van de uitbreiding der sleepdienst tot Keulen. Hij vergunne ons hem daarop te antwoorden , dat de sleepdienst op den Pruissischen Rijn nog niot genoegzaam beproefd U, om »or het winstgevende daarvan met zekerheid te kunnen oordcelen. In 1829 en 1830 had de Nederlandsche Stoomboot- Maatschappij geene stoomslcpers van genoegzame kracht, om de sleepdienst boven het Lobith voort te zetten. Do onderneming in 1831 mislukte, alleen ten gevolge van bepalingen van het Gouvernement, waardoor het aan een i genoegzaam aantal doelmatige ligterschepen ontbrak , enz. ' Maar deze instelling zoude niot kort na derzelver geboorte overleden zijn, indien zij niet zooveel tegenwerking van de zijde der Besturen , enz. had ondervonden, i lels wat niet te verdedigen , wat niet vol te houden is, met onbeschaamdheid en ligtvaardigheid aan te raden, laat 1 de Schrijver der Bedenkingen geheel over aan de ont' werpers en verdedigers van den Amsterdamschen Spoor '. weg en aan de Heeren F. C. en F. P. Dit zij nog gezegd, dat het vervoer van goederen door opslcping van minder groote schepen, reeds sedert twee jaren met zulk een 1 goed gevolg bewerkstelligd wordt, dat het geene verdere 1 aanbeveling behoeft, maar ook niet door dc krachtclooze pogingen van F. C. zal verhinderd worden. , De verzekering door den Schrijver der Bedenkingen, op bl. 140 gegeven, dat wij thans (dank hebbe de veri betering der stoomschepen) , voor onze handelsbetrekking 1 gen met Duitschland , lijnpaden en spoorwegen kunnen ' missen , sluit geenszins in, dat de eigenaars van stoom, schepen hun bestaan op de uilsluiting van anderen zouden , willen vestigen. Do meergenoemde Schrijver wenscht slechts dat het publiek dc waarheid, de geheele waarheid en niets ' dan de waarheid moge kennen. Hij ziet ook gaarne (Ut tic lijnpaden onderhouden en verbeterd worden , indien tic tlaartoe vereischte gelden niet nuttiger kunnen worden besteed; hij verlangt ook dat de stoomvaart blijve bc, staan, zoo lang men geen even goed en tevens goedkoo: per middel van vervoer in do plaats derzelve weet le stellen. De Heer F. C. zegt dat men aan Amsterdam deszelfs aandeel in den handel wil betwisten. Wie wil dit ? De ; Schrijver tier Bedenkingen zeer zeker niet. Deze heeft iin dit opzigt eeniglijk beweerd, dat de IJzeren Spoorweg ■ tlit aandeel niet vermeerdereu kan , maar, in de gevolgen, hetzelve vermoedelijk zal doen afnemen. Hij laat gaarne de beslissing aan de toekomst over, gelijk hij reeds in het antwoord aan den Heer F. P. betuigde. Het zijn dus de verdedigers van den Spoorweg , waarop de beschuldiging zal terugvallen, die F. C. zoo gaarne zou wenschen in opzigt tot den Schrijver der Bedenkingen ingang te doen : vinden. F. C. legt ook aan dien Schrijver ten laste, dat hij zoude gezegd hebben, dat dc handel van Amsterdam hoc latigs hoe meer verflaauwt. Om zich van de onwaarheid hiervan te overtuigen, behoeft men de door F. C. aangehaalde bladz. 218 der Bedenkingen slechts op te sia«n. Er staat daar het volgende : »Wij gelooven hierop te mogen ant»woorden, dat een Spoorweg van Amsterdam, — waar nde handelsgeest bij velen meer en meer verflaauwt en een «Spoorweg bij sommigen slechts de aandacht trekt, omdat «dezelve een verhandelbaar effect te meer zal doen gebo»ren worden, — dat een Spoorweg van Amsterdam naar «Keulen ons niet tegen de mededinging van België en den «Belgischen Spoorweg beschermen kon. He handel eischt »iets anders en ook iels meer ; doch voor zoover het hier be«paaldelijk om ecu middel van vervoer le doen is , kan alleen »de verbetering en uitbreiding der Rijnvaart ons helpen.» Dit is dan toch wel iets anders, dan de Heer F. C. deu Schrijver tier Bedenkingen in den mond legt en wij zijn zeker dat de ware zin van tlat gezegde door een' vriend van den echten handel niet zal gelogenstraft wordeu. Aangenaam is hel ons overigens te vernemen , dat de Rijnhandel van Amslerdam, sedert 1830 , verdriedubbeld is; dit intusschen heeft Amslerdam in geen geval aan eenen fjzeren Spoorweg, maar wel, of althans gedeeltelijk, aan de steeds goedkooper wordende Rijnvaart te danken. Of zoude de Heer F. C. onbeschaamd en ligtvaardig genoeg zijn , om ook dit te verdraaijen en tegen te ipreken? Dc Heer F. C. , ten einde de aandacht zijner lezers te verpozen , mengt nu en dau cene aardigheid in zijn betoog. Men zie wat hij ten aanzien van bladz. 25 der Bedenkingen zet. Is dit nu cene ernstige verdediging van den Spoorweg, langs welken men eon aanzienlijk kapitaal naar Pruissen wil laten glijden? Waarlijk, op do aangehaalde bladz. wordt niet gezegd, dat de schepen over de oppervlakte van het water glijden ! De geheele wereld weet dat schepen het water klieven, of zich door het water bewegen ; maar dc meest figuurlijke uitdrukking, die men liicr mogt willen bezigen , belet niet, dat de Beneden-Rijn een gemakkelijker eu gladder spoor aanbiedt, dan dc beste Spoorweg.
Naar mate wij liet einde van den brief des Heeren F. C. naderen, neemt de geestigheid toe. Dezelve verheft zich hoven de ondervinding, boven de uitspraken van alle ervaren mannen , want »dc stoomwagen heeft altijd eene »gladde en effen baan, over welke dezelve getrokken »wordt en zonder belemmering voortrolt.» De goede Hoer F. C. leze toch eenige deftige werken over IJzeren Spoorwegen j hij leze de Vertaling van Survillc, in het tweede stuk der Bedenkingen ; hij leze het op last der beijersche llegcring, door deu Vrijhecr von Pcchmann , bi het licht gegeven verslag nopens het Kanaal ter verbinding van den Donau en den Mem, hetwelk gedeeltelijk in het derde stuk der Bedenkingen zal worden medegedeeld; hg leze Lecons faites sur les Chernins de fer , par Minard. Paris 1834 , bladz. bO tot 68; hij leze dit alles en bcslisse dan zelf over zgne bevoegdheid, om in eene zaak als deze openlijk het woord te voeren. Wij kunnen veilig erkennen, dat de stoombooten , en zells de besten «nder dezelve, niet met de snelheid van liet snelste stoomrijtuig op eenen IJzeren Spoorweg vooruitgaan. Maar, van den anderen kant, is het niet minder waar, dat do vaart der stoombooten niet altijd zoo langzaam is, als de Heer F. C. wil doen gelooven. Op den 17den dezer maand (Augustus 1834) vertrok Hare Majesteit de Koningin vim Engeland, met tle sloomboot de Ludwig, van Mentz en kwam den 18den , dus den volgenden dag te IlellevoetslniS. Dezelfde reizigers, die zich, op den 18den Augustus, te Keulen in de stoombooten inscheepten , begaven zich iv den morgen van den 19den, aan boord van den Batavier, om den 20stcn te Londen aan te komen. Gedurende 1829 en 1830, tot dat de Relgische revolutie ons Gouvernement noodzaakte om (te Nijmegen) de paspoorten der vreemdelingen streng te doen nazien, voeren de stoombooten in éénen dag van Keulen tot Rotterdam. Het is waar, dc stoombooten op den Rijn zijn niet voorzien van slaapplaatsen; maar het tafereel, door F.C. opgehangen tegenover de schilderij, vermeld in de Bedenkingen, bladz. 46 en 47, zoude nog oneindig beter werking hebben godaun, indien hij de passagiers had voorgesteld staande, in plaals van liggende op cene bank ! Stoombooten met slaapvertrekken oj> den Rijn, zoolang men do behoefte daaraan niet kent en wanneer die behoefte alleen door tijdelijke omstandigheden zich laat "cvoelen zouden vreemd zgn. Maar bij deu veranderden loop der zaak, bij de toenemende uitbreiding der sloomvaart en bij een stcods toenemend getal reizigers, zullen, in 1835, stoombooten , goed voorzien van slaapvertrekken, in dienst worden gebragt. Maar zelfs zonder des nachts te varen, zullen dc reizigers , in diio dagen van Straatsburg tot Rotterdam ; ja, eerlang, in den tgd vau drie dagen, van Bazel tot Rotterdam kunnen komen. In allen gevallen zal de uitkomst beslissen. Hetgeen F. C. zal doen, wanneer de Spoorweg er is, levert geen bet minste bewijs op. Het is zeer mogelijk, dat hij de reis naar Keulen, achter mat-geslepen vensterglazen verlangt te doen; ook mogelijk dat hij voor een' enkelen keer, de reis heen en weer meê doet; maar hij weet wel, dat de eigenlijke reizigers door geheel andere beweegredenen gedreven worden, dan die waardoor hij thans tot schrijven bewogen wordt. Dit blijkt nog nader uit de moeite, dio hij zich geeft, om allei-wege in de Bedenkingen tegenstrijdigheden te vinden Doch bij zoekt te vergeefs; de Schrijver der scdenk.ngen beoogde niets dan de waarheid, en hij, die de waarheid zoekt maakt zich althans aan geene wezenlijke tegenstrgdigheden schuldig. Op bladz. 85 der Bedenkingen wordt gesproken van een onbeduidend getal reizigers. Maar in welk verband geschiedt dit ? Die zich van de kwade trouw van F. C overtuigen wil , leze bladz. 85. Er wordt daar gesproken van de maanden December en Januarij, wanneer het getal reizigers hier te lande onbeduidend is, en er wordt naar aanleiding daarvan , gevraagd: of de Spoorweg-Maatschappij geneigd is , len behoeve van dat onbeduidende getal reizigers eu eene geringe hoeveelheid goederen , deu Spoorweg ter lengte van 250,000 Nederl. ellen, schoon te houden? Hoe onbeduidend dit getal reizigers, in December, Januarij en zelfs in Februarij is , kan bij alle ondernemers van diligences, postwagens, enz. , worden nagevraagd. "_ geheele vracht, die , gedurende dat tijdvak , vau alle reizigers oji de hier bedoelde route ontvangen wordt zoude dikwerf niet voldoende zijn, om het schoon houder van den Spoorweg te betalen. Wij verzoeken allen, die de waarheid lief hebben, het Stuk van den Heer F. C. tegen bladz. 85 der Bedenkingen te vergelijken en hopen tevens, ten beste van Amsterdam, dut gemelde Heer, die zich de voogdijschap over zoovele belangen aanmatigt in zgne overige betrekkingen meer goede trouw moge bctoonen. Maar evenzeer verzoeken wij , dat men de insgelijks door F. C. aangehaalde bladz. 126 vergelijke, en nazie, in welken zin daar van miljoenen reizigers gesproken wordt. Ja , er wordt daar van miljoenen gesproken ; doch waar ? Wanneer?cngedureude welk tijdverloop? Er wordt gesproken van de jaren 1824 tot 1834 en van den afstand lusscher Amsterdam en Rotterdam, tot Kehl bij Straatsburg. Er wordl gesproken van een tijdvak, hetwelk tien jüren omvat, Er worden dus voor elk jaar slechts honderdduizend reizigers gesteld, en deze honderdduizenden geven geene tienduizenden voor den geheelen afstand van Antwerpen toi »■*, — .Waar 's dan nu de tegenstrijdigheid, van weikei heui "■? de Heer F" C- ziclt zo°veel goeds voor de dooi kunnen Alsdc' Z"ak schi)nt te Mooven? Inderdaad, wi verdedigc sterlam geenszins geluk wenschen met zulke schien om'and? T? belanSen,! 0f z<»"^ *<* Wer mis- De hond dl belaBBen te Joen 11 ? wa.gd WOrdTSe!£in' 7aarTan1b 9 Bedenkingen se. b , zai memand te veel vinden , die weet, dal i. door dc stoombooten , tusschen Antwerpen , Zeeland en! ;i Rotterdam, soms iv één jaar meer di» 80,000 reizigers: - vervoerd werden ; voorts met die Lustcfaou Rotterdam en ï Dordrecht, soms meer dan 50,000; met die tiissc!icn| 1 Rotterdam, Gorcum en 's Hertogenbosch, soms meer dan! r 60,000; met die tusschen Gorcum en Nijmegen, soms. - meer dan 60,000, met die tusschen Nijmegen en Keulen,! ï soms meer dan 30,000; met die tusschen Keulen ca! : Mentz , zelfs tot bijna 100,000; makende met de rcizit gers, per stoomboot tusschen Mentz en Kehl vervoerd , i ten naastenbij 400,000 in één jaar. t üe Schrijver der Bedenkingen konde dus met gerustheid s zeggen, dat er, in tien jaren, miljoenen reizigers met i stoombooten tusschen Antwerpen en Kehl vervoerd'zijn ; f hoezeer dezelve, gemiddeld, en ieder voor zich, slechts t een' korten afstand hebben doorreist! in voege dat het getal reizigers, die den geheelen afstand hebben afgelegd, naauwelijks twintig duizend jaarlijks zal bedragen, i Op hoe weinig reizigers de Amsterdamsche Spoorweg • zal kunnen rekenen, is gemakkelijk te begrijpen , voor i •een iegelijk die weet, hoe weinig reizigers zich tusschen i ■ Amsterdam en Keulen bewegen. Hierin beslaat juist hol i groote nadeel hetwelk aan den geprojectcerden Amster: damschen Spoorweg , — bij vergelijking tegen den Belgischen , — kleeft. Dc ojigave, voorkomende in dc memorie van de Heeren Simonsen de Ridder, 2de uitgaaf, bl. 79, zijn mij, na onderzoek , gebleken vrij juist te zijn. Er blijkt uit dci zelve , dat thans op een gemiddeld vervoer van meer dan 50,000 reizigers kan gerekend worden, te weten over den geheelen afstand van Antwerpen tot Verviers. Geen vier■de daarvan beweegt zich tusschen Amsterdam en Keulen : voor den geheelen afstand. Daarenboven beeft de Belgi■ sche Spoorweg geene andere concurrenten dan diligences ; de Amsterdamsche heeft, voor een gedeelte van deu weg , .de veel goedkoopere stoombooten te overwinnen. ' Hierin nu is een groot voordeel voor deu Belgischen ■ Spoorweg boven den Amsterdamschen gelegen, üe Heer F. •C. wenschte dit punt opgehelderd te zien ; wij vertrouwen • aan zijnen wensch voldaan te hebben en voegen er nog slechts bij , dat len gevolge van het aangeduide voordeel en de goedkoopere eu betere steenkolen , de Belgische weg in staat is, de koopmansgoederen veel goedkooper te vervoeren, dan de Amsterdamsche dit ooit zal kunnen doen. Wij dagen den Heer F. C. openlijk en op het plegtigst uit, om eene enkele wezenlijke tegenstrijdigheid, eene enkele wezenlijk onjuiste opgaaf in de Bedenkingen aan te toonen ; met verder aanbod om, legen elke tegenstrijdigheid of onjuiste opgaaf (met inbegrip van de niet verbeterde drukfouten) , die hij aanwijst, er honderd te zullen aantoonen in dc geschriften dergeucu die zich tot nu toe in het voordcel van den geprojecteerden Amsterdamschen Spoorweg hebben uitgelaten. Hoe weinig F. C. de zaak in het algemeen en de streki king der Bedenkingen in het bijzonder, verstaat, blijkt f len volle daaruit, dat hij beweert, dat de Schrijver der i Bedenkingen tegen alle IJzeren Spoorwegen is. Men veri gelijke bl. 173 der Bedenkingen, Waar, in de noot , ge■ zegd wordt, dat de Geprojecteerde Spoorweg, tusschen i Londen eu Douvres , dc doelmatigste is , welke lot nog toe in Engeland is ontworpen. Maar het is opmerkelijk, dat , de Heer F. C. te dezer gelegenheid de berekeningen be treffende den Belgischen Spoorweg m bescherming neemt. - Wat mag hem daartoe bewegen ? Zou hij er kennis van ! bebben ? Hij behoeft, om le oordcelen, geene kennis te : bezitten ; doch zoo men ons dit wilde betwisten, dan is dit, in allen gevalle, zeker, dat dc valschheid der berei'keningen, betreffende den Belgischen Spoorweg, spoedig i'blijken zal. Met eene onvergelijkelijke stoutheid beweert de • Heer F. C., dat de onkosten der reeds aanbestede werken ivoor den Belgischen Spoorweg, de raming niet te boven 1 zijn gegaan. Die bewering is ten eenenmale valsch en r even onwaar is het, dat al de noodige werken in de raj ming zouden zijn opgenomen geweest. Voor hetgeen wij -hier zeggen , kunnen wij de óntegensprekelijkste bewijzen , leveren. Er zijn reeds vele uitgaven voor den Belgischen ? Spoorweg gedaan, waarop meu bij de begrooting volstrekt , niet gerekend had, en er zijn voorwerpen 50 pCt. duurs der betaald , dan waarop dezelve waren geraamd. . | Het denkbeeld door den Heer F, C. geopperd om de e berekeningen van den Antwerpschen Spoorweg met die be, treilende den Belgischen te vergelijken , is een nieuw beu wijs van gedachteloosheid. Wil men cene vergelijking maken , dau ga men te rade bij bestaande Spoorwegen en t dit doende zal men bevinden, dat de vrachten der goedei ren op alle Spoorwegen , zelfs op de goedkoojisteu , nog , veel meer bedragen dan op den Rijn. Dit is voor ons het e hoofdpunt der vergelijking. Men leze in dit opzigt het r Tweede Stuk der Bedenkingen, ja men raadplege zelfs a de oppervlakkigste werken over IJzeren Spoorwegen. 5 Onder deze is mij, in de Hollandsche taal, alleen bei kend het werk van den Heer W. C. Brade. Hoewel blijkbaar ten voordeele van den Amsterdamschen Spoorweg ? geschreven, en om die reden dan ook aan den Conces siounaris van den IJzeren Spoorweg van Amslerdam naai n Keulen opgedragen, bevat hetzelve echler opgaven genoeg, t waarmede ik mijn gevoelen kan staven. Op bl. 54 zegt __ Heer Brade : »het tarief (tusschci »Sl. Etienne en Lyon) is aangenomen voor fr. 0.92 (3) . » (ruim ƒ0.041) , per ton en per kilometer, maar is nait » tlei-hand een weinig verhoogd.» Deze verhooging loopi ''^"'go to' fr* °'12 (vergel. Bedenkingen, 2de stuk r bl. 8J)i ; maar fr. 0.12 per ton en per kilometer, zoudi y voor 240 kilometers, (zijnde de door den Luit. Koloue e Bake, enz., opgegeven, doch niet juist uitgedrukte , lengti -van den weg tusschen Amsterdam eu Keulen), ir. 28.8( per ton , of fr. 57.60 per last, bedragen , en dus meer ziji t (3) Dit is eene drukfoat en moet zijn Fr. 0.95.
Jdan het dubb.eltie (bijna het dricdubbeldc) van d» gemiddelde vrachten oji den Rijn tusschen Anisterdam of Rotterilam en Keulen. Deze fr. 0.12 per ton en per kilometer staat gclijii met 70 centen per 50 Nederl, ponden, voor don geheelen afstand tusschen Amsterdam en Keulen. De Heer Bake v/il (blijkens zijne recapitulatie) dit met winst doen vooi 40 centen naar boven en voor 22| centen naar beneden; dus gemiddeld, voor minder dan de helft, waarvoor liet vervoer gedaan wordt op den gocdkoopstcii der bekende Spoorwegen ; een' Spoorweg , welke door dc voordeeligste omstandigheden boguustigd wordt co voor dc Steenkolen minder itan een vierde betaalt van hetgeen de Amsterdamsche Spoorweg voor dezelve zal moeten betalen. Op bl. 55 zegt de Heer Brado: »Het tarief op den «Spoorweg (tusschen Andresieux en Roannc), was bo»paald op fr. o.\k_ ('ƒ0.07) per ton en per kilometer, «afwaarts en op fr. 0.17£ (ƒ0.08) opwaarts, of gemid— »deld fr. 0.15 (ƒ0.07.)» Dit bedraagt dus meer dan het drievoudige van dc tegenwoordige gemiddelde vrachten op den Rijn. Deze 17' centimes opwaarts, bedragen 100 centen per 50 Nederl. ponden voor den geheelen afstand. De Heer Bake wil het vervoer bewerkstelligen voor 40 cents , of f van de genoemde som. De \ll_ centimes afwaarts staan ■ elijk met ruim 85 cents , zijnde meer dan het drievoud van het tarief, waarmede de Heer Bake den handel vleit- Men zie de voren vermelde Recapitulatie. Op bl. 143 zegt hij : »Op den weg van Liverpool naar »Manchester heeft eene buitengewone commercieele be» weging plaats van 11 a 1,200,000 tonnen, waarvan ech» ter 600,000 tonnen slechts een gedeelte van den weg door» loopen. Het tarief is als volgt : per ton en per ton en. par mijl. per kitoui. »Voor kalksteen 1 Pene. 3.05 Cts. Steenkolen, Kalk, Mest en Materialen voor wegen 1| » 4.43 » Coaks, Houtskool, Zand, Klei, gehouwen Steen en verdere Bouwstoffen 2 » 5.90 » Suiker, Graan, Timmerhout, Lood eu IJzer 2| » 7.38 » Katoen, Wol, Leder eu Manufakturen 3 » 8.85 » »Voor den reiziger is het regt l_ sh. (ƒ0.89) voor »10 mijlen; 2| sh. (ƒ1.50) voor 10 a 20 mijlen, en 4 sh. »(ƒ2.36) voor eenen afstand van meer dan 20 mijlen. »Op den weg van Stockton naar Darlington is tic koin»inercio!e beweging sleehls 80 a 100,000 tonnen, en het »tarief is: per ton en per ton ert per mijl. per kilom. » Voor Steenkolen , Coaks , Steen en Mergel, Kalk, IJzer, Mijnstoffen, Lijen, enz l_ Pene. 4.42 Cts. Gegoten en gesmeed IJzer, Hout en Granen 2 » 5.90 » Voor alle andere Koopwaren .2_ » 7.38 » Het hier bedoelde tarief bevat alleen den tol en deze tol bedraagt dus gemiddeld 6 centen per ton en per kilometer , of bijna het drievoudige van onze gemiddelde Rijnvrachten. Maar, afgezien van dezen tol, zegt de Heer Brade, op bl. 144. »De Compagnie neemt transporten waan voor Steenkolen en Steenen . | Pene. 1.52 Cts. »Voor Kalk 1 » 3.05 » »En bovendien voor Wagens . . _ » 1.52 » Derhalve kost het transport op de hier genoemde wegen , volgens den Heer Brade zelven, gemiddeld 6 centen per ton en kilometer, voor tol; mitsgaders ruim 2 centen voorliet vervoer, of de beweegkracht en l_ cent voor de wagens; makende te zamen 9_ centen per ton en per kilometer. Op den Liverpoolschen Spoorweg bedraagt de vracht omtrent 12 centcu per ton en per kilometer en dit stemt vrij wel met de opgaven van den Heer Brade overeen. Immers bij de 9_ centen behooren nog gevoegd te worden de kosten van oplading , lossing , bedekking en vele anderen, die gezamenlijk niet onbelangrijk zijn (4). Nu maakt 12 cents per ton en per kilometer ruim het vijfvoudige, bijna het zesvoudige der gemiddelde vracht op den Rgn beneden Keulen, de sleeploonen, ligter kosten, enz. medegerekend. Laat nn dc Heer F. C., inplaats van met Onbepaalde redeneringen in het wild te schermen, deze opgaven van een' der hoofdmannen zijner parlij wederleggen. Ldat hij aanloonen, dat dc Amsterdamsche Spooiweg, op eene doelmatige wijze, hecht en sterk, kan worden aangelegd, en dat het vervoer langs denzelven en het onderhoud der vcrvoer-middeleu kan worden bewerkstelligd voor prijzen, die de aanneming mogelijk maken van een tarief, hetwelk aan de bestaande Rijuvrachtcn nabij komt, of, zoo als de Luit. Kolon. Bake, belooft, daar beneden blijft. Laat hij dit punt van vergelijking tot klaarheid brengen en zijue middelen van verdediging met zoeken , waar dezelve met te vinden zijn. Ten slotte, de Schrijver der Bedenkingen, — wat ook de Heer F. C. zeggen moge, —is niet beducht dat de IJzeren Spoorweg van Amsterdam naar Keulen tot stand zal komen. Die Schrijver is integendeel overtuigd, dat een zoo onberaden werk niet voltooid zal v/orden, al liet het Amsterdamsche Publiek zich, voor bet oogenblik, door de stelli"e en onbeschaamde beloften en verzeke('_.) Zelfs 9J centen , gelijk staaude met rnim 115 centen per 50 Nederlaudsche ponden , voor dtu geheelen afstand tusschen Amsterdam eu jKcalcn , bedragen reeds bijna het drievoudige van dtt watervracht van Amsterdam vaar Keulen , of het vijfvoudige van de vracht, welke , door den Heer Bake , voor het vervoer vaa Keulen aaar Amsletdam gesleid wordt.
•\ der voorstanders van dé Ijzerbaan bewegen om c!e verlangde 12 miljoenen f, verstrekken. Al gebeurde dit, tian zal evenwel de Amsler.lamsche IJzeren Spoorweg nog veel minder vollooid worden , dan do Tunnel onder de Teems , die reeds gesloopt zou zijn , indien de vertooning aan het Publiek niet nog eenig voordeel opleverde, een voordo;:! , waarop de Amsterdamsclie Spoorwe;; niet eens het uitzigt open laat! De laatste toevlugt van den Heer F. C., even als van de andere verdedigers der Ijzerbaan , is de door den Koning beloofde deelneming. Maar Z. M. heeft niet stellig beloofd te zullen deelnemen ; men leze slechts bladz. 30 van het berigt van den Heer Bake, waarop wij , bij ons antwoord aan F. P. de aandacht reeds vestigden. De Schrijver der Bedenkingen mag niet beoordeelen , om welke reden Z. M., onze geëerbiedigde Koning , eene deelneming van ƒ 400,000 zelfs voorwaardelijk beeft toegezegd; doch in geen geval kan Z. M. geacht worden daardoor eet.en waarborg te hebben willen geven voor dc juistheid der redeneringen van F. C. Maar indien ook de Koning , de Regering , de geheele Natie geloof aan de redeneringen van F. C:of andere gelijksoortige verdedigers van een Spoorweg gaven , dan zoude de Schrijver der Bedenkingen niet te min bij zijne overtuiging volharden en met alle gerustheid zijne regtvaardiging van de toekomst afwachten. Voor zijne eer of, beter gezegd, voor zijne eigenliefde zou, nadat hij in zijne Bedenkingen getracht heeft de waarheid bekend te maken, hem niets strelcnder zijn, dan dat de Spoorweg van Amsterdam lot Keulen , ten spoedigste begonnen werd en hij zoude dit wenschen , stelde hy niet meer prijs op de eer der Nalie , dan op de voldoening zijner eigeniefde. G. M.