I lÉillÉilÉÉd BaHrA:-. TaaaVJ «MAATKU£DIH£^M
Collectie
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad
- Datum
- 28-01-1936
- Editie
- Avond
- Uitgever
- M. Nijhoff [etc.]
- Plaats van uitgave
- 's-Gravenhage
- PPN
- 832689858
- Verschijningsperiode
- 1869-1945
- Periode gedigitaliseerd
- 1920-1945
- Verspreidingsgebied
- Landelijk
- Herkomst
- KB NBM C 44 [Microfilm]
- Toegevoegd in Delpher
- 20-11-2013
Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.
Dit kan twee oorzaken hebben:
Probeer het later opnieuw.
Advertentie
Advertentie
Z££CZZ2
Advertentie
Advertentie
> DUWY«i^D M?M3^iZ^Mt W >
EEN BELGISCH SCHRIJVER OVER HET BOERENLEVEN Hubert Krains
..Hubert Kratos" par Déslré Denuit; Collection d'études et de critlques, Les Editlons de Belglque.
Van onzen Brusselschen correspondent:
De boerenroman fs de laatste jaren bij zekers categorie lezers min of meer in discrediet ge» raakt. Begrijpelijke en natuurlijke reactie op da verheerlijking van het boerenleven en den boe» renstand, zooals deze door de Bluboschrljvers en hun buitenlandsche geestverwanten en na» volgers vlijtig wordt beoefend. Het gevaar is echter niet denkbeeldig, dat er een afkeer gaat ontstaan tegen de plallelandslitteratuur. welke logisch niet* verantwoorden zou zijn. Want het milieu, dat een auteur zich kiest, kan ons betrekkelijk onverschillig laten; wat ons interesseert is hoe de auteur het beziet. Zijn per» soonlijke visie en niet het kader waarin zijn verhaal zich afspeelt, klasseert zijn werk. Een roman, welks handeling zich in een wereldstad voltrekt kan provinciaal, een waarvan het gebeuren een dorpje tot achtergrond heeft universeel van karakter zijn.
Aan deze simpele waarheid werden wij weer eens herinnerd, na lezing van het boek door Désiré Denuit gewijd aan Hubert Krains. een Waalsch reglonalistisch schrijver bij uitnemendheid. Alle romans en novellen van dezen voortreffelijke», auteur hebben zijn geboortestreek, de Hesbaye (in het noorden der provincie Luik) tot entourage. Deze keuze en voorliefde is niet door uiterlijke omstandigheden afgedwongen, maar het gevolg van een natuurlijks affiniteit tot dit landschap, waar hij zijn jeugd» Jaren doorbracht en welke wellicht nog ster» ker spreekt wanneer hij zich in den vreemds bevindt Een belangrijk deel van zijn werk. o. a. zijn „Pain noir". dat in het Nederlandsch werd vertaald door een zuster van Vincent van Gogh. werd geschreven in zijn Zwitsersehe periode. (1895—1911). toen hij te Bern de functie bekleedde van secretaris van het bureau der internationale postume. Want deze schrijver van het boerenland was een ambtenaar en zelfs een voortreffelijk ambtenaar, naar het schijnt. Men meenc niet, dat het door zijn carrière noodzakelijk geworden verblijf in de groote stad hem dreef tot idealisatle van het boerenleven, zooals hij dat uit zijn geboortestreek kende. De tijd waarin hlj schreef, zijn leermeesters, maar veel meer nog zijn karakter, waren hier niet naar. Men zou dezen Belgischen Maupassant, zooals Denuit hem met de noodlge reserves betitelteen pessimistisch realist kunnen noemen — voorzoover dergelijke vage kwalificaties waarde hebben — waren niet sommige zijner latere vertellingen vol van een typisch Waalschen levenslust en humor. ».» • Het eerste hoofdstuk van Denuits boek geeft den levensloop van Krains. In 1862 in Walffes geboren, kleine lokaliteit in Hesbaye. als zoon van eenvoudige en brave landslieden, brengt hij zijn jeugd op het platteland door. Hij hoopt veearts te worden, een beroep, dat hem door het dagelljksch contact dat het met het boerenleven geeft, sympathiek lijkt. Zijn ouders kunnen deze studie echter niet bekostigen en op zijn zeventiende jaar neemt men hem aan als hulptelegrafist te Luik. Successievelijk is hij in verschillende plaatsen werkzaam, waar hij zich verveelt en de couranten en tijdschriften, die op het postkantoor aankomen gaat lezen. HtJ oriënteerde zich in de litteratuur en begint zichzelf in het schrijven te oefenen. Te Brussel, waar hlj als commies der postale ad» mlnistratle heengaat maakt hij kennis met ver» schillende schrijvers, zooals Moeke), Stlernet, Neujean en wat later met Eekhoud. Demolder, Van Lerberghe e.a. Zijn eerste werk. dat gepubliceerd wordt verschijnt in het tijdschrift „La Wallonië." Hierbij is o.a. een stuk proza ge» titeld „La maitresse du paysan", dat om Denuit te citeeren. „in zekeren zin zijn geheele oeuvre resumeert. Het is de aarde, die de .Maitresse du Paysan" is; zij legt beslag op hem, zoo, dat zij hem tegelijkertijd tot haar meester en haar slaaf maakt."
In 1891 verschijnt „Les bons parents". in 1895 „Hlsloires Lunatlques", bundels verhalen, waar» in de invloed van een Eekhoud, een Demolder. nog merkbaar zijn. In 1895 gaat hij naar Bern, om ln 1911 afdeelingschef te Brussel te worden, waar hij verschillende rangen doorloopt en ten» slotte directeur-generaal wordt. Wanneer hij uit Zwitserland terugkeert heeft hij „Amours Rustiques". „Le Pain noir", „Figures du Pays" gepubliceerd, waarin hij op sobere, indringende wijze van het boerenleven verhaalt welks boeken hem een zekeren naam verschaffen. In 1920 ziet „Mes Amis". deze kostelijke bundel verhalen, het licht en krijgt hij den „prix quinquénal de littérature." Daarop verschijnen nog „Portraits d'ecrlvains Belges". (1930) waarin hij schrijft over Demolder, Van Lerberghe. Pirmez, Verhaeren, Eekhoud en Giraud. een onmisbaar boekje voor hen. die de Waalsche litteratuur bestudeeren, en „Au coeur des bles" (1934). Dit zou zijn laatste werk zijn, want in hetzelfde jaar liet hij tengevolge van een ongeluk hel leven. Bij de terugkomst van een bezoek aan het graf van Verhaeren te Luik. waar hij in zijn functie van voorzitter der .^««oclatlon des Ecrlvains Belges" naar toe was gegaan, sprong hij (e vroeg uit den trein en kwam onder ds wielen terecht.
Het oeuvre van Krains. dis misschien nog meer als novellenscnrijver dan als romancier uitmuntte, wordt door Denuit in een reeks hoofdstukken die van veel bewondering getuigen, op heldere wijze behandeld.
De kenners van Krains zullen dit overzicht waarin hij achtereenvolgens romans, novellen en critlsche geschriften bespreekt met genoegen lezen en voor anderen kan het een opwekking zijn, om dezen auteur zelf eens ter hand te nemen. Steeds is Denuit er op uit het werk Van Krains met dat van anderen te vergelijken en in het bizonder trekt hij parallellen met Toergenjef en de Maupassant Interessant zijn de opmerkingen, welke hij in het hoofdstuk. „Krains ecrivaln classique", over den stijl van dezen auteur maakt die ver» klaarde: Je n'al jamais aimé Ie mot pour le mot". Krains hield niet van die schildering in woorden, van dien beschrijvlngslust, welke zoo vaak het werk der Fransch schrijvende Vla» mingen kenmerkt.
Uit Denuits „conclusion" cileeren wij tot slot de volgende passage, die Krains positie in en tegenover het regionallsmc bepaalt: „Als motto van „Mos Amis" vindt men deze gedachte van Anatole Franco: „Wat er schoon is in de moreele physionomle der boeren, is, dat zij zeer zuiver de groote trekken der menschelijkheid bewaren". Dat beteekent dat wanneer een scherpzinnig en eerlijk beschouwer, zooals de schrijver van „Pain noir" een eenvoudig hart peilt hij niet zoozeer de altijd secundaire bizonderheden aan de oppervlakte brengt, dan wel de begeerten en lusten aan ieder mensch eigen, of hij den equator of de poolstreken bewoont."
Als opvolger van wijlen C. de Wolf is tot organist van de. Groote Kerk te Arnhem benoemd de heer S. C. Jansen, thans organist van de Wilhelminakerk te Utrecht.
Te Boedapest is een tentoonstelling van hedendaagsche Italiaansche kunst geopend, welke 300 schilderijen. 130 beeldhouwwerken, grafische kunst kunstvoorwerpen, goudsmeedwerk enz. omvat.
Bij de opening hebben Alflerl, Ilallaansch onderstaatssecretaris voor pers en propaganda, en Horthy. de regent van Hongarije, het woord gevoerd.
In het stadsbosch te Boedapest In het beeld van den waterdrager door Georg Erdelyl gestolen. Het ls een zware, groote bronzen figuur, die van het voetstuk is gezaagd en weggesleept.
Later is het beeld in drie stukken in een huls in de buurt ontdekt.
FEUILLETON JOSEPH ROTH DE HONDERD DAGEN GEAUTORISEERDE VERTALING DOOR ANTON BURCDORFFER Copyright Allert de Lange Amsterdam 1935
n*t leven van Angelina Pletrl
34 Het was reeds vol in de werkplaats van Wokurka. toen zij aankwamen, als alle dagen, om dezen tijd. Hij sloot zijn huis niet af. zijn vrienden konden komen en gaan. naar belleven. Enke.len stonden voor de deur en spraken met buurlui. De schemering viel reeds, de gevreesde duisternis bedreigde de eenzamen en verslagenen. Men hielp, de bagage bij de vroedvrouw Pocci binnen te brengen. Men vroeg Veronika Casimir. hoe het er in het Palcis uitzag. en ol zij den koning gezien had. lemand vroeg, of de vrouwen soms wisten, waarheen do keizer gebracht word. Een ander antwoordde hij wist het zeker: naar Londen, en daar zou men hem zeker onthoofden. Angelina rilde. Het was. of men haar eigen doodvonnis uitgesproken had.
„Wie zegt dat? Wie zegt dat?" schreeuwde zij door hot stemmengeraas. „Er is toch niets aan te doen!" zei een man. „Ze hebben het zoo besloten, de grooten." De kleine kamer was vol. Omdat zij zoo dicht op eikaar gepakt stonden en ook op bijgesleepte kisten, stoelen, krukjes, zalen en op Wokurka's bed. dikke rookwolken uit hun pijpen pulten en het licht verduisterden, leek 't of er nog veel meer in de kamer waren en of alle gezichten er eender uitzagen. Een van hen. een oude Poolsche soldaat met het Legioen van Eer op de versleten en vuile uniform, met zwartgrljzen baard en felroode wan» gen. haalde een flesch uit zijn zak, zette haar aan de lippen, nam een grooten slok, zei: „Ah!" — zoo hard en grimmig, of het niet een zucht van behagen, maar van bitterheid en woede was — en zoo was het ook: verbittering en woede, die lang in hem gesluimerd hadden, lokte deze slok uiti zijn hart. Hlj nam er nog een, want hij voelde, dat hij nu dadelijk iets buitengewoons zou doen. Zijn eer eischte het eenvoudig. Hij was een oude goedhartige en snel opgewonden Pool. Wokurka kende hem goed. samen hadden zij gemarcheerd, samen hadden zij geschoten, samen hadden zij gedronken. uit één schotel gegeten, uit één pijp gerookt. Hoewel in den dichten rook de gezichten vaag te zien waren, herkende Wokurka toch in de oogen van zijn vriend — Jan Zyzurak heette hij en hij wes vroeger smid geweest — het oude stekende vlammetje, dat den hoogsten graad van opwinding bij Zyzurak weergaf. Hij was bang wegens de vrouwen. De vroedvrouw Poccl. Angelina en Veronika Gaslmlr zaten stil op het bed, dat men voor hen vrijgemaakt had. ZIJ waren bevreesd, zij wisten niet precies, waarvoor. Maar de mannen, de Jenever, die zij dronken — ieder van hen had een flesch in zijn versleten jaszak — hun vertwijfelde ge» zichten, en troostelooze verhalen Joegen den vrouwen grooten schrik aan. Toch waagden zij het niet, op te staan. Wat den smid Zyzurak betreft, deze zag na den tweeden grooten slok. de aanwezigen niet dubbel, maar tienvoudig. Het was hem. als stond hij onder den vrijen hemel», voor veel, veel volk. en de geest kwam over hem. De geest van zijn ongelukkig Pool» sche vaderland en ook de geest des keizers, en deze beide geesten bevalen hem te spreken en hij voelde, dat hij veel en veel gewlchtigs te zeggen had. Hij hield beide handen omhoog, als voor een bezwering, verlangde met luide stem stilte en licht — („want het is al avond", zei hij — «en ik moet jullie zien kunnen, wanneer ik jullie iets te zeggen heb"). De drie kaarsen in de lantaarn werden aangestoken. Hun lichtglans ging verloren in den dichten grijs» diauwen rook en ze gaven trouwens toch al geen genoeg licht om den smid en zijn vrienden te laten zien. Hij echter dacht, dat hij hen allen zag, duizenden toehoorders. Onder den vrijen hemel stond hij in den warmen zomernacht en acht fakkels gloeiden als acht manen. «Volk van Parijs" — zoo ving hij aan — «Ja, volk van Frankrijk! Men sleept keizer Napoleon — ik weet het uit betrouwbare bron — naar Enge» land, naar de vesting van den prins regent, naar Londen dus. Reeds slijpt men de bijl. en dat doen degenen, die hij voor zn trouwe vrienden hield. En hoe men ze slijpt? Zijn wij vrouwen of mannen? De keizer heeft niet vrijwillig het land verlaten, zooals de kranten zeggen. Verraden en op een schip gesleept hebben hem de mannen, die hij voor zijn trouwste vrieden hield. Een generaal — U kent hem allen — ik schaam mij, zijn naam in Uw tegenwoordigheid uit te spreken — heeft drie uur voor den veldslag den vijand zijn plannen verraden, verraad, ver» raad, overal verraad!" Hij hield op en strekte de hand uit. „Verraad, verraad! riepen de anderen. „Gelijk heeft hij. gelijk heeft hij!" De smid Zyzurak sprak nog lang verder, maar de menschen luisterden niet meer naar hem. Het was een klein armzalig hoopje van twaalf mannen, maar ieder van hen had te veel gedronken en weinig gegeten, en ieder van hen zag zijn buurman dubbel en zelfs meervoudig, en in leder van hen werkte de aanhef na: „Volk van Parijs! En leder afzonderlijk voelde zich alleen reeds het geheele volk van Frankrijk. Zij merkten niet eens, dat hun kameraad opgehouden had te spreken. Hij was midden in zijn rede opgehouden. Allen voelden, dat, zonder twijfel, tot eiken prijs. iets gedaan moest worden. Eén echter, een onderofficier van het l3c regiment jagers wist slechts dit eene, den ouden kreet, dien hij zoo vaak ultgestooten had: — „Leve de keizer!" riep hij. Allen antwoord» den hem met denzelfden kreet ZIJ namen de pijpen uit hun mond en zetten er nog eenmaal de flesschen aan. Plotseling begon er een te zingen, het oude lied, waarbij zij opgegroeid, en mannen, en soldaten geworden waren. Zij zongen met heesche stemmen, met dronken harten het lied do Marseillaise. het lied van het Fransche volk. het lied van den keizer en zijn veldslagen. Die zaten, stonden op en zongen mee. Zij stampten de maat met hun voeten. Zij stampten steeds op dezelfde plek, maar het was hun of zlj ver weg marcheerden, over de groote wegen der wereld, waarover de keizer hen eens had gevoerd. Pas toen het lied uit was, keken zij elkaar radeloos en verdwaasd aan. De betoovering was geweken, zij bemerkten, dat zij in de kleine kamer van Wokurka gebleven waren, verdwenen waren de breede wegen, waarover de keizer hen gevoerd had.
Lang was het stil. Zij stonden daar allen met krachtelooze armen, de vrouwen met warme, roode verlegen gezichten. „Vooruit, laten we gaan", riep iemand plotseling in de stilte. „Laten we gaan!" zeiden de anderen. „Waar willen jullie heen?" — vroeg Wokurka — „Waar» heen? — „Luister niet naar hem", — riep de jager — ik voer jullie aan. Wat is ons leven waard? Wie van U is bang het te verliezen!"
Zij waren opgewonden door het lied, door hun eigen stemmen, verdoofd door den honger, die reeds vele dagen in hen knaagde, versuft door den alcohol, die hen alleen nog op de been hield, en beneveld door den rook en ongelukkig. Het zinnelooze leek hun eenvoudig, het dwaze nuttig. Toch twijfelden ze nog. besluiteloos en vreesachtig. Plotseling riep Angelina — maar zij zelf riep het niet en niet met haar eigen wil, een onbekende kracht gilde uit haar — „Laten we gaan!" Zij riep het met schelle stem, schrok zelf. luisterde een oogenblik. keek om zich heen, of zij wilde zien. wie eigenlijk geroepen had. Zij ging voorop, naar de deur, verschrikt maakte men ruimte, het was, alsof haar schelle kreet voor haar uilging en een weg baande. Zij was blootshoofds, haar roode haren vlamden, haar klein, armzalig, zomer» sproetig gezicht was hard, vol haat, grimmig en plotseling zeer oud. Zij wist nlet meer, wat met haar gebeurde, ze stond reeds bij de deur, ze ging naar bulten, de mannen volgden haar. Op straat liepen zij, een arme, grauwe troep onder den zilverblauwen avondhemel, zwijgend eerst, men hoorde slechts het houten been van Wokurka op de sleenen. Plotseling begon de jager de Marscillalse te zingen. Zij zongen mee. Zij vulden de straten met hun heesche stem» men. Vensters gingen open. Menschen keken naar beneden. Enkelen wulfden. Anderen riepen: „Leve de keizer!" Het was niet ver naar het koninklijk palels en in alle hoofden ontwaakte plotseling de zinlooze wensen, naar het paleis te trekken. Een kleine, een belachelijk kleine groepllaar, omdat zij zoo geweldig joelden. kreten van het venster uit naar hen toevlogen, leek het hun, ot zij met honderden. duizenden. Ja met het heele volk van Frankrijk marcheerden en een oogenblik later hoorden zlj van de oevers der Seine. waarheen ook hun schreden zich richtten, het vijandelijk lied en den machtigen kreet uit werkelijk duizend kelen: „Leve de koning!" Zoo kwamen zij. het armelijke hoopje, midden in den stoet der koningsgezinden terecht, bleven eerst slaan, keerden om en verstrooiden zich. Wokurka echter, die achteraan liep, trachtte Angelina te bereiken. Hij zag. dat zij ook eerst was blijven staan. Het volgende oogenbllk snelde zij voorwaarts, de menigte tegemoet. Hij dacht, dat haar roode haren thans werkelijk brandden. Haar kleed fladderde, haar armen hield zij omhoog, het leek, of zij vloog, verlicht door den gloed van haar roode haren. Met een sehrlllen kreet die Wokurka als een onmcnschelijke, dierlijke, wilde en tegelijk bovenaardsche machtige kreet in de ooren klonk, stortte zij zich in de donkere dichte groep. „Leve de keizer!" riep zij. En nog eens .Leve de keizer!" Wokurka zag. dat men haar beetpakte. Een gedeelte der brullende menigte hield een oogenbllk stil, lang duurde dit echter niet Reeds dwarrelde Angelina door de lucht Haar donkere rok bolde op, handen werden uitgestoken, om haar op te vangen. Nog eens wierp men haar omhoog, daarna viel zij ergens neer. en oneindig marcheerde de menigte verder.
In het midden der konlngsgezinde menigte hoog boven de hoofden danste een belachelijke pop, uit lompen samengeflansl, uit bonte smerige, belachelijke flarden. Zij stelde keizer Napoleon voor. den keizer in uniform, waarin het volk van Frankrijk hem kende en vereerde, den keizer in den grijzen rok, met den zwarten kleinen steek op het hoofd.
Op de borst van deze pop hing aan een grooten strik een dik wit carton. waarop met groote. zwarte letters, de eerste regel der Marselllaise het lied der Franschen, geschreven was; Allons, enfants de la patrlel" Het armzalige» uit smerige lappen samengestelde hoofd van den keizer hing aan een slap eind goed en bungelde jam» merlijk rechts en links, vlei dan weer naar voren, dan weer naar achteren. Het was reeds bijna een onthoofde keizer, hoewel zijn hoofd nog steeds aan de beschamende lap hing. De pop, die keizer Napoleon voorstelde, werd ge» dragen tusschen de tallooze vaandels des konings, tusschen de witte vaandels der Bourbons, de pop zelf een spot en toch ook weer bespot, zelf een hoon en weer honderdmaal gehoond.
Toen de koningsgezinden Angelina. de kleine, zagen, die steeds, ook terwijl men haar opwierp als een bal. de Marselllaise trachtte te zingen, met toegeknepen keel en een hart, dat zijn einde nabij voelde. — kreeg een van hen het denkbeeld, haar de pop. die Napoleon voorstelde, na te gooien. Toen men dus de kleine Angelina zoo door de lucht liet dwarrelen en eindelijk op den sleenen oever der Selne kwakte, gebeurde het dat de jammerlijke pop juist op haar zwaar gekwetste» lichaam viel. Zij echter zag niet dat het een pop was. een hoon op den keizer, een hoon uit smerige lappen. Zij zag niet den bespotten, maar zij zag den werkelijken keizer naast zich, vlak naast haar gewonde lichaam. En zij las nog zeer duidelijk de eerste woorden der Mar» selllalse. het lied der Franschen: „Allons, en» fants de la patrle!"
Toen zij de eerste woorden las, begon zij ook het lied te zingen, het vaak gehoorde, nooit genoeg gehoorde lied. Met dit lied op de lippen, vlak naast den keizer van lappen en lompen en voor haar brekende oogen den eersten regel der Marselllaise en den zwarten steek van Napoleon, den belachelijk gemaakten verminkten keizerlijken steek.
Toen de stoet voorbij was (het duurde een eeuwigheid), strompelde Wokurka de straat over. Hij vond Angelina op de helling van den oever, haar bloed kleurde de steenen rood. Het vloeide langzaam uit haar mond.
Hij bleef naast haar zitten den geheelen nacht Hij waagde het niet, haar aan te zien. Hij streelde onvermoeid haar roode haar, het knetterde nog. Driftig gorgelde de Scine langs hem heen, hij keek hardnekkig, gedachteloos, versuft in het snel stroomende water. Het droeg den hemel, die er zich in spiegelde, met ziel» mee en al zijn zilveren sterren. EINDE
FILMNIEUWS WIE IS ERROL FLYNN?
In Hollywood wordt een naam genoemd van een acteur, die in de voetstappen van Valentino en John Gllbert heet te zijn getreden.
Wij lezen, dat deze don Juan van Hollywood Errol Flynn is. een Nederlandsch bokser, oudplanter in Nieuw Guinea. zeeman, avonturier in Australië en figurant in de studio's, aldus wordt zijn levensloop in enkele woorden ge» schetst. IVlichael Gurtlz heeft hem ontdekt en hem een belangrijke rol gegeven ln „Captain Blood".
Wie is Errol Flynn. als hij een landgenoot moet zijn?
TSJAPAJEF. van de gebroeders Wassiliëf
Het seizoen van Russische films, dat wij w een bioscoop vlakbij de Sorbonne beleven, is uiterst leerzaam. Hier is de film zonder eenigen twijfel op een peil gebleven waar zij met waar» digheid den naam kunst kan blijven dragen, maar tegelijkertijd toont zij een soort Inzinking, een voortteren op lang geleden verkregen win» sten. Het ls natuurlijk volstrekt niet onmogelijk dat er op een goeden dag Ineens weer een cineast optreedt ten misschien zelfs nog een van de oude Goden) die alles onverwerpt en de kritiek overrompelt zooals Potemkin en ds Moeder dat gedaan hebben; en deze eventueele cineast hoeft dan niet uit de diepste diepte naar boven te komen, maar kan zijn sprong hemen van een terrein dat zich al op een zekere hoogte bevindt
Onze Parijsche correspondent schrijft:
Maar dit in aanmerking nemende, kan men van Tsjapajef, film van de gebroeders Wassiliëf. niet veel goeds zeggen. De geschiedenis is ontleend aan de documentatie van den Sowjet-commissaris Fourmanof. die van Tsjapa» jef. krachtig aanvoerder van opstandige troepen in den Witten oorlog, maar onafhankelijk en zonder gevoel voor organisatie, een gedisciplineerd en behoorlijk geüniformeerd Roodeleger» chef maakt. De anarchistische opstandigheid is in revolutionaire discipline omgezet Waar, zoo» als men ziet de aanvang niet geheel zonder reminiscenties aan V 1 va Vlll a is, is de men» taliteit van het geheel zoo ongeveer die van de Bengaalsche Lansiers. Het witte leger wordt hier nogal onpartijdig voorgesteld, maar men heeft het gevoel dat dit veel minder door een behoefte aan objectiviteit is bij de Wassiliëfs. dan wel omdat zij zoozeer werden meegesleept door de banale, absurde en laagbijde»grondschs romantiek van grove en afgezaagde contrasten als van heldhaftigheid en den verteederendcn binnenkant van het heldendom (Tsjapajef in zijn ontwapend onbegrip van partij organisatie), of: beroepsplicht on een gevoelig hart (de generaal van het Witte leger) — dat zij er eenvoudig de partijdigheid door vergaten. De film eindigt trouwens met een nederlaag en den dood van Tsjapajef en de zijnen, maar die door de rest van het roode leger weer wordt goedgemaakt
Men kan natuurlijk een of twee succes-fragmentjes noemen, maar men heeft er nauwelijks neiging toe omdat zij ten eerste geen enkele diepere beteekenis hebben dan inderdaad die van bravoure-stukjes. ten tweede omdat zij in de geschiedenis van de Russische film niets origineels hebben, en tenslotte omdat zij in hun soort nog niet eens bizondcr geslaagd zijn. Het eens is het wiegende hoofd van den baardigen oppasser van den witten commandant die ds Mondschelnsonate speelt: na een paar minuten ziet men dat het wiegen komt omdat de oppas» ser met zijn voet het parket boent Het tweede is de beroemde „psychologische aanval" van een regiment van het witte leger, dat ult niets dan officieren bestaat die. sigaret in den mond en zonder te schieten op den vijand afioopen In een gelijkmatige cadens en hem met dit suggestieve middel dan ook deroutccrcn tot een vrouw de situatie redt Men kan nauwelijks zeggen dat het indrukwekkend is, want deze film komt nu eenmaal nergens boven het soldaatjespelen uit (en is ais zoodanig nog langdradig en vrij arm). Maar de zaal maakt er dagelijks gebruik van om even van haar gevoelens blijk te geven, waarbij eenig handgeklap voor de witte officieren de manifestatie inluidt dis dan echter weldra door protcsteerend gefluit wordt over» stemd.
Zwitsersch geld in de Oostenrijksche filmindustrie De gelijkschakeling uitgeschakeld.
Het lelt, dat kapltaalgroepen in Zwitserland een bedrag van 10 mlllloen Zwllsersche francs hebben beschikbaar gesteld voor de productie van films uitsluitend in Oostenrijksche ateliers, heeft opzien gebaard. De films zullen in Duit» sche. Engelsche, Fransche. Nederlandsche en Hongaarsche versie worden gedraaid. Een voorwaarde van de Zwitsersche geldgevers bestond hierin, dat voor deze films de Dultsche rassenwetten, waarnaar gelijk men weet ook Oostenrijk zich voor een groot deel moest schikken, niet van kracht mogen zijn. Met de leiding der onderneming werd de internationale filmmanager Frledlander belast, die de Europeesche directeur der Unlversal Film is geweest Hij heeft aan het hoofd der Weensche ateliers den tengevolge der rassen wet ge ving in Duitschland ontslagen filmdeskundlge Rappaport tot directeur benoemd. Daar tegenwoordig te Weenen belangrijke conferenties in het filmbedrijf worden gehouden, waarop nieuwe onderhandelingen over de regeling der betrekkingen op filmgebied tusschen Oostenrijk en Dultsehland zullen volgen, is men hier zeer benieuwd naar de reactie, welke dit bericht in Duitschland zal teweegbrengen.
In de Oostenrijksche filmindustrie constateert men sedert ongeveer vier jaar een belangrijke opleving. Van de productiekosten van een film worden in Oostenrijk 15 percent bijeengebracht, de rost in het buitenland. In 1934 maakte Oostenrijk door de buitenlandsche exploitatie van zijn films ongeveer OH millioen schilling. De helft daarvan werd in Duitsch» land opgeleverd. In het verkeer met Dullschland en Amerika is de balans van het filmbedrijf in Oostenrijk nog steeds passief. Niettemin geeft deze balans van uit» en invoer der film voor Oostenrijk de laatste jaren een actief saldo van 700.000 schilling jaarlijks. In de periode van October 1934 tot October 1935 heeft Oostenrijk 23 amusemenlsfilms en 14 staatspropagandafilms gemaakt.
TIJDSCHRIFTEN ORGAAN BONN NED. PREDIKANTEN.
Het Januarinummer bevat o.a. een brief van d«n directeur van het bureau van den Raad van Beheer voor de predManlslraktementen aan de Kerkvoogdij en Kerkeraad van Rijswijk (&H.). die, om de begrootlng «lullend te maken, de traktementen der predikanten met 10 p. kortten en de heeren daarvan In kennis stelden den avond voor Kerstmis..
De briefschrijver betoogt dat de lichamen door deze handeling In strijd zijn gekomen met het Reglement op de predikant-traktementen «n hij adviseert de belde lichamen een verzoek on» dis» pensaUe Xn te dienen.
Er staat nog heel wat meer lezenswaardig» In dit nummer.
TEGEN DE TUBERCULOSE.
Het Januarinummer begint met de mededeeling. dat In April weer het Emmabloempje wordt aan» geboden en dat bestellingen van dle bloempjes voor 15 Februari lUouwstraat 7 moeten binnen komen, De heer v. Allen te Amsterdam heeft belangeloos een nieuwe plaat voor de Emmabloemcollecte ont» worpen.
Een dolrlersvrouw ult het Zuiden schrijft een doodeenvoudig maar heel veel zeggend verhaaltje.
Arts Putte geelt zijn vierde opstel over Tuberculose en Tuberculosebestrijding. Het gaat over onze voeding. Aan het afscheid van mr L. Ll«taert Peerbolte als directeur-generaal van de Volksgezondheid Is een kort geïllustreerd verslag gewijd.
The sufi.
Voor het eerst hebben wlj het Januarinummer van hot driemaandelijkse»» tijdschrift The Suü (uitgaaf van A. E. Kluwer Deventer) ontvangen.
Het bevat OH. artikelen van Hazrat lnayat Khan over The Eufis Alm in Llle: van slusharoff Mou» lamla Khan over An lndlan Pelgrimage (wordt ver» volgd): van Uulma Haglund over: The Attiture ot the Servant of God en van M. G. J. Lenslnk over: llnte Caesar the thlng, whleh are Caesar».
Voorts krijgen wlj de Tien Gedachten, welke de Loefl'Beweglng leiden en het doel van die be» weging.
Oer Morgen, «onatss-hrlft, rhllo Ver» lag. Berlln W 15.
Het eerste artikel In dit Januarinummer van ver Morgen, getiteld .Hllkrokosrnos" waarschuwt «r voor den tegenwoordlgen toestand tn de wereld vooral te beschouwen naar analogie in de Joodsche geachtedenis In vroegere perioden. Grlgort l«»ndau schrijft over do scheppende momenten tn de diaspora, Hans Lach schrijft, over de ontwikkeling van werken, dle als Joodsche memoires kunnen beschouwd worden van den bijbelschen tijd at tot den tegenwoordlgen tijd en tracht aan te tonnen, wat zij beduiden voor do cultuurgeschiedenis. Over den beroemden dichter blendele «ocher Lforlm schrijft -
SVENSK FILM PRODUCTIE
De Svensk Film kondigt voor het komende seizoen de volgende groote films aan: Birgit Tcngrolh In .-Johan Ulfstjerna", Karin Carlsson en Lars Hansson in „Walpurgisnacht",' Gdsta Ekman in „De Nobelprijs" en „De Vloek van Armand Beckius" een oorlogsfilm.
NEDERLANDSCHE FILMSCHOOL.
De Nederlandsche filmschool, opgericht door de Cinetone Film Studio's te Amsterdam, deelt ons mede, dat gevolg gevend aan een groot aantal ingekomen verzoeken, de Directie be» sloten heeft, naast den eenjarigen cursus, ook korte drlemaandelijksche cursussen in te «tellen.
HET LEVEN VAN MADAME CURIE WORDT VERFILMD.
Warner Bros hebben het plan opgevat een film te maken, die het leven van prof. Marie Curie tot onderwerp heeft
Weekbladen
Panorama (Ons Land) van 23 Januari laat ons kennis maken met de merkwaardige klokken» verzameling van prof. Kaftan te Weenen. Van Greta Garbo in „Anna Karenlna" zijn eenig» kieken opgenomen, evenals van de Coslumes-tenloon» «telling ln den Haag. tn woord en beeld wordt het bedrijf der Geldersche Elervelllng te Arnhem weergegeven. Voorts Illustraties van verre en nabij en vele boelende verhalen.
Eva (De Hollandsche Lelie) van 23 Januari brengt ou». werk van Jac Rodenburg»». Roeland van Ruyven en Ellne van Etuwe. Henri A. van Eysden Jr heeft Willem van der Veer ge» ïnterviewd.
Het Leven van 25 Januari ls voor een groot deel gewijd aan het overlijden van Koning George V. Voorts zijn er om. futo's in verband met den priestermoord te Gelsteren «n de bende van „Witte llells".
Rulten van 25 Januari opent met een foto ult Goslar en brengt blj een artikel van Th. van Dam over Cyprus eenlge kiekjes van het eiland. Joh. A. M. van der Vrlng demonstreert de schoonheid van parelhagedissen. M. Hoen schrijft over den Invloed van den wind op de boomen. Van volks» gebruiken te Servië vertelt Thole Belshulzen, bij plaatjes, terwijl met Theo de Veer een bezoek wordt gebracht aan de serres van «onte-Carlo.
Wereldkroniek van 25 Jan. brengt een ruime collectie foto's In verband met het overlijden van den Koning van Engeland. Ook de tentoon» stelling „Het costuum onzer voorouders" is goed vertegenwoordigd. Prachtige foto's brengen schoon» held tn Nederland ln beeld. Aan de ski-sport is een verlucht artikel gewijd. Een bijzonder fraai ge» illustreerde bijdrage handelt over de haven van Rotterdam. Voorts een rijke verscheidenheid in do vaste rubrieken.
Eigen Haard van 25 Jan, herdenkt Koning George V en laat oefeningen van Sokols zlen. A. D. P. Teenstra karakteriseert den Chlneeschen strijker aan boord. Voorts verschillende bijdragen o«. van R. G. Voorsma en een over blauwen regen.
Stad en Land van 25 Januari begint met een met oude gravures gelUusteerd artikel over de we» derdoopers in Munster. Wolken, wind en water zijn ln mooie kieken vertegenwoordigd, evenals sport, mode «n film. Voorts fotografische reportage van verre en nabij.
Tlmotheus van 25 Jan. bevat o^>. een Interview van J. H. K. met prof. Bazel Kuzln, zendeling van de Amerlkaansche Fresbyteriaansche kerk. Hij verzeker» dat ln de Oekraïne de belangstelling in zuivere Chrlstenpreklng aldaar zeer groot ls. In dit interview ls niets van geloolsvervolglng door de Sowjets te lezen. Verder zijn er portretten en levensbljzonderheden van Koning George en Rud» yard Kipling.
De Haagsche Dameskroniek van 25 Januari brengt een levensbeschrijving van Ishbel MacOonald, de tegenwoordige .Herbergierster" van «The Plow". Koning George V Word» herdacht door May Jefferson-BUt». Over de geestelijke gezondheld van het klnd schrijft Jacoba Leopold. Voorts wordt de biografie van Katharlne Hepburn voortgezet en draagt mr Bertha van Deventer een artikel bij over Carmen en verschillende vertolksters van deze opera-figuur.
Aan Henri ter Hall. dle 5 Februari 70 jaar hoopt te worden, ls een bijdrage gewijd. Ook verder veel lezenswaardlgs en vele portretten en andere Illustraties.
LUX LEWIS, EEN TWEEDE FATS WALLER?
De Amerlkaansche jazzwereld heeft weer een sensntioneele ontdekking gedaan en wel in den neger-pianist Lux Lewis. Lewis waschte auto's in de een of andere garage, reisde als witklel met de treinen van Chicago naar Frlsco en speelde in zijn vrijen lijd plano. Die treinreizen hebben hem eens geïnspireerd tot een gra» mofoonplaalje «Honkv Tonk Train Blues", maar verder bleef Lewis de jongen in de garage..
Totdat John Hammond het plaatje toevallig in handen kreeg, het draalde en er warm voor liep.
Hammond vergeleek de schijf met ElUngtons „Daybreak Express" en Honnegers „Paeiflc 23" en onder de bewonderaars van „Honky Tonk" was ook Joe Lulllvan, die het zijn „favourite Record noemde.
Vijf Jaar lang heeft Hammond gezocht naar Lux Lewis. In Chicago had Hammond eindelijk succes in een obscure nachtgelegenheid, waar hij ln den pianist van de band een vriend van Lewis ontmoette. Binnen enkele weken was „Honky Tonk Train Blues" overgedraaid ln le Dccca studio's en opnieuw in circulatie ge» bracht.
Thans is Lux Lewls beroemd en zijn levens» loop verscheen op de frontpagina van het in Nleuw-Vork verschijnende dagblaJ „World- Telegram".
WETENSCHAPPEN Het Ned. Scheepvaartmuseum Een belangrijke schenking.
leder weet, dat onze landgenoot Christlaan Huy» gens het sllngeruurwerk uitvond, maar minder al« gemeen bekend I, het, dat hij ook de eerste was, die een specialer» scheepstijdmeter construeerde.
Toch was dit van nauwelijks minder beteekenis, want sinds de schepen van kustvaarder oceaan» vaarder waren geworden, was de bepaling der lengte op zee een brandend vraagstuk geworden, dat aan boord practlsch alleen was op te lossen met behulp van een nauwkeurig loopend uurwerk.
Reeds In 1630 had Gemma Frislus hierop do aandacht gevestigd, maar daarna was deze eenig Juiste oplossing weder blijven rusten en latere onderzoekers hebben met andere — soms tamelijk fantastische — methoden getracht de groote belooningen te verdienen, die door enkele landen, waaronder ook het onze. voor het vinden van een gebruikbare lengtebepaling op zee waren uitgeloofd.
In 1657 echter voltooide Huygens zijn eerste sllngeruurwerk en reeds twee Jaar later maakte hij. daarin bijgestaan door den Engelschman Alexander Rruce, een aanvang met de vervaardiging van een scheepstijdmeter, die In 1661 gereed kwam. In do daarop volgende Jaren werden de UJdmeler» her» haaldelijk op lange zeerelzen beproefd. Zoo nam o^n. de Engelschman Holmes in 1664 een tweetal dezer uurwerken mede op een rels naar de kust van Gulnee, terwijl de Franschman De la Voye ze ln 1659 beproefde op een rels van Toulon naar Candla. Hoewel de verkregen resultaten aanvankelijk zoo gunstig leken, dat zlj Huygens' eigen verwachtingen overtroffen, bleek toch al spoedig dat bij ruw weder een slingeruurwerk ook al wordt het opgehangen ln een cardanusrlng. aan boord niet bruikbaar is. In 1674 ging Huygens er dan ook toe over den slinger te vervangen door een balans, welke verbetering spoedig door andere werd gevolgd.
De proefnemingen aan boord werden intusschen voortgezet en zoo werden de tijdmeters In de Jaren 1886—87 en ook in 1690—'M gebruikt aan boord van Oost-Indle-vaarders op reizen naar Kaap de Goede Hoop en terug. Ofschoon Huygens zich tot het laatste toe heeft beijverd zijn uurwerken zoo te verbeteren, dat zij aan boord algeheel» voldoening zouden geven, is hem dlt nlet gelukt HIJ overleed In 1695. en het was eerst In de daaropvolgende eeuw voor den Engelschman Harrison weggelegd een onder alle omstandigheden bruikbare» tijdmeter te vervaar» digen, welke hem de belooning van pond 26.000 der Engelsche regeering deed verwerven.
Van Huygens' tijdmeter ls geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Daarom deed de heer Ernst Crone thans, aan de hand van Huygens' nagelaten geschriften, een nauwkeurige reconstructie van een der eerste „horloglen" vervaardigen, welke door hem aan het Scheepvaart-Museum werd ten geschenke gegeven. Het merkwaardige instrument werd met groote zorg door den heer J. IJzerdraat In samenwerking met den heer O. F. Muller van Czernlckl vervaardigd. Het werd In het museum opgehangen, juist zooals zulk, aan boord geschiedde en het kan daar nu de herinnering levendig houden aan een tljd, toen de lengtebepaling ter zee voor elk zeeman nog het groote struikelblok vormde.
KERKNIEUWS Dr J. L. SNETHLAGE EN DE SOWJET-UNIE.
Naar aanleiding van het desbetreffend verzoek aan de Alg. Synode heeft dr J. L. Snethlage thans den volgenden brief gericht tot den kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te 's Gravenhage:
„Met leedwezen heb Ik kennis genomen van uw met meerderheid van stemmen genomen besluit om aan de Algemene Synode der Ned. Herv. Kerk te verzoeken, een einde te willen «naken aan mijn streven om de betekenis der Sowjet>Unle en haar nieuwe orde In het licht te stellen.
Aangezien Ui mij door geen enkel kerkelijk ver» bod, als zijnde in. strijd met de reglementen onzer kerk, van de door mij Ingeslagen weg zou laten afbrengen, zou uw besluit In laatste aanleg een verzoek aan de Synode Inhouden, mij wegens mijn politieke inzichten uil mijn ambt te ontzetten.
Gezien bet feit. dat niet elk lid van uw college, dat aan de totstandkoming van deze beslissing heeft meegewerkt, mijn wetenschappelijke geschriften, die over de door u gewraakte politieke en maatschappelijke vraagstukken handelen, bestu» deerd zal hebben, noch ook de vergaderingen, waarin lk het woord voorde zal hebben bijgewoond, zodat uw besluit noodzakelijkerwijs na eenzijdige voorlichting gevallen is;
Verzoek Ik u, mij alsnog In de gelegenheid te stellen, voor uw geacht college mijn politiek en maatschappelijk standpunt uiteen te zetten, uw vragen te beantwoorden en uw bedenkingen te weerleggen, te de hoop, dat u daarin aanleiding zult vinden, bet door u genomen besluit te herzien."
TENTOONSTELLING VAN DOCUMENTEN VOOR BIJBELSTUDIE.
Een belangrijke tentoonstelling van documenten van studies en commentaren Op den bijbel is te Hamburg geopend.
Ned. Herv. Kerk
Bedankt voor Barneveld en toez. Koogeveen! ds B. B. de Looze. te Den Ham lOv.l: voor Loijke» nlsse: ds J. Bronsgeest te Glessen-Oudekerk
Hersteld Evang. Luth. Kerk
Beroepen: te den Helder W. J. F. Uelners proponent te Amsterdam.
Baptisten Gemeente Beroepen te Muntendam ds G. Visser te Ber» gum-lloord.