Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

Het nieuwe Haagsclie Gemeentemuseum officieel geopend Verlies ,,Bouwen is Dienen" in steen en ruimte EEN INTERIEUR VAN GRÖOTSGHHEID EN LICHT

Vanmiddag heeft de Minister van Staat en commissaris der Koningin, jhr mr dr H. A. van Ilamebeel.. onder wiens bewind als burgemeester van Den Haag de eerste plannen voor den mv» seumbouw sljn aanvaard, ons nieuwe gemeentemuseum aan de Stadhouderslaan geopend.

Het laatste werk van Berlage is daarmee aan zijn bestemming overgegeven. Zelden heeft een bouwwerk in Den Haag aan zooveel critlek bloolgéstaan als het museum. Ongetwijfeld is er veel onbillijke, onredelijke, ongefundeerde critiek bij. niet alles is echter ongegrond. Maar de leus van den grooten bouwmeester, welke men onder zijn borstbeeld in het museum vindt aangebracht verklaart veel, zoo niét alles. Bouwen Is die» nen, heeft Berlage gezegd en zoo ergens, dan heeft hij die woorden bij den bouw van het Haagsche museum volledig in practijk gebracht en de leus in de daad omgezet

Wie het oorspronkelijk ontwerp heeft gekend met den glorieusen koepel als bekroning; zal pijnlijk constateeren. dat er vrijwel niets van is overgebleven; de door den oorlog en na den oorlog geboden bezuiniging heeft hem genoopt een ontwerp te maken, dat zoo eenvoudig mogelijk is en deze van buitenaf opgelegde materieele dwang heeft voor een aan» merkelijk deel op zijn geweten, wat er aan het bouwwerk ontbreekt om het in zijn uiterlijke verschijning tot een onfeilbaar geheel te maken en dus tot een meesterwerk van architectuur, dat het levenswerk van een grooten artiest Waardig afsluit Bouwen is dienen — en zoo heeft Berlage den museumtechnlschen elsch van algeheele scheiding van museumgedeelte en administratief gedeelte in twee gebouwen als basis genomen. Zoo is dan ook het heele gebouw een samenvoeging van een gebouw vah 79 bij 75 m (het muséum) én een van veel kleiner omvang .administratiegebouw). De verschillen in de eischen, waaraan deze moeten voldoen, zijn oorzaak geweest, dat ze niet in één forschen greep te omvatten waren en dit geeft aan d«» voorgevel het duidelijk tweeslachtige, dat hem eenlgszlns doet rammelen — waarom het te verbloemen?

Bouwen is dienen — dit heeft ook geleld tot hét onrustige, dat speciaal de architectuur van het admlnistratiegebouw, eigen, is. en: dat van. de OomUli dF^INIaanHIHA haaztfttogM^ ker spreekt'dan van de Ltitdnoudérslaab. Op een bepaald punt van deze laatste kan men niet minder dan dertien, op verschillende hoogten liggende gootiijsten tellen en op de eerste acht Het wordt veroorzaakt door het strenge volgen van de kernspreuk en doordat de bouwmeester zich' geheel ondergeschikt gemaakt heelt aan de museumtechnl«he el«hen. Het totale gebouw heeft er lets verbrokkeids door gekregen en de belde hooge schoorstee» nen aan de achterzijde doen er geen goed aan. De eerste indruk welken men, komende van dè Oornells de Wlttlaan opdoet, door de combinatie van deze scltoorsteenen en de glazen kappen op het museumgebouw, is die van een overdekte bad» en zweminrichting. Maar gelukkig verdwijnt deze Indruk al spoedig bij het simpele langsloopen van den zijgevel en zoo men den voorgevel van twee standpunten uit bekijkt te weten in de beide assen - der twee composieten, zal men elk dezer op hun architectonische verdiensten kunnen beoordeelen en... waardeeren. De onrust en verbrók» keldheld door de verschillen in hoogte der rechthoekige vlakken, waaruit Berlage zijn gebouw heeft opgebouwd, wordt voor een deel verklaard door het streven naar symmetrie, dat talrijke assen noodig maakte en vanzelf de vele grootlUsten op diverse hoogten, welke hij — en daar spreekt weer de knappe bouw» meester — tevens heeft gebruikt om de scherpe lijnen der profielen wat te verzachten en de contour niet wegvliedend, afbrekend te doen zijn. Uit 't Zuidwesten gezien, waarbij de blik hoofdzakelijk het administratiegebouw omvat valt op hoe dit eigenlijk een verzameling indlvldueele partijen is, waarin zeer duidelijk de bestemming van elke tot uiting komt; het dienende karakter, dat Berlage vóór alles aanhing, spreekt hier dus wel zeer. ' *» *» * Maar dan binnengekomen, door de over» dekte gang met groote vensters, welke de belde vijvers scheldt en de verbinding met de Stad» houderslaan vormt valt de teleurstelling over het uiterlijk ineens geheel weg. Want de hal, welke dc meester heeft geschapen, wekt slechts één gevoel en wel onmiddellijk en dat gevoel. Is eerbied voor de groote kunst welke Ber» lage hier toont Hoog en wit rijzen de kolom» men. sprekende met banden van sterk gele tegels, opgaande uit den vloer van zwarte en groen-roodé tegels, forsch. blank, simpel, maar grootsch van werking en indrukwekkend. De forsche kolommen lijken de halruimte te omsluiten en te begrenzen, maar inderdaad vloeit ze over In allerlei nevenruimten, welke met haar samenwerken en haar beslotenheid slechts schijn doen zijn. Licht licht de toovermacht van het licht heeft Berlage hier opgevangen. Boven in de hal vangt hil het licht in diep roode en blauwe nissen op; licht in allerlei schakeering en nuance glijdt en vloeit door de lange gang langs den voorgevel, welke zich uit de hal ontwikkelt en uit de bovenramen in den voorgevel zich vult Licht sterk en ongebroken boven de trappen, op de verdieping getemperd tot halven toon, wat het uitzicht van het balcon in de hal zijn indrukwekkendheid verleent Licht — het kenmerk van heel het museum, welks interieur er een model door ls geworden. En dat de verrassing is, welke de teleurstelling van buiten meer dan goed maakt

En dit licht doortintelt heel den plattegrond. Van den plattegrond is uitgegaan bij den opdouw en in zijn soort Is hÜ een meesterstuk. In zijn dienende functie heeft Berlage hier de gedachten en wenschen en verlangen» van den museumdeskundige verwezenlijkt op een wijze, als deze het zich nauwelijks heeft durven droomen. De plattegrond moge dan ook mede oorzaak zijn dat de gevel, welke er op pastee «een eenheid kon vertoonen, de plattegrond zeil ls.een meesterstuk van eenheid en heeft de gelegenheid geschapen om ook het gebouw qua lichtvoorziening een model te doen zijn

Ruimte, rust, licht.... de drie karakteristieken van ons nieuwe museum;... moeilijk te verwezenlijken, maar bereikt op een wijze, welke dit museum, dit laatste werk van den kleinen, grooten bouwmeester maken tot zijn meesterwerk. In geen zUner andere werken heeft Berlage zulk een gelegenheid gehad om zulk een grootsche ruimteschepping te geven als in dit gebouw, waarvan de gewijde bestemming hem bezielde, zegt dr Van Gelder terecht in zijn .Rondgang". Rn Berlage heelt de gelegenheid ten volle gebruikt en daardoor een museum geschapen, dat lederen bezoeker vol bewondering zijn naam zal doen» noemen. * *. * Het is nog slechts enkele maanden geleden, dat we een voorlooplge beschrijving van het gebouw gaven, dat toen nog aangekleed moest worden; dwz. dat de voorwerpen van kunst en historie, welker woonplaats het is, er nog in moeten worden ondergebracht. We hebben toen over het verlichtingsvraagstuk en zijn oplossing uitvoerige mededeellngen gedaan. Wo kunnen nu constateeren. dat de theoretische

>*^> l^*« ' '""' '— Agaven van prof. O^nstein, en-de practische van, dén bouwmeester een geheel'^hebben d«leh< ontstaan, dat elke zaal en elk kabinet, die als sterren om de hoofdzaal gegroepeerd liggen, en ook uit. de gangen toegankelijk zijn, blank is en elk punt even heider verlicht De vierkante uien met afgeschulnde hóeken, hebben op de verdieping bovenlicht, dat door de lichtkappen èn de neutrallseerende opallneschermen invalt en door het horizontale plafond van. prismaglas naar de wanden gedirigeerd. Hier en daar ln de groote zalen hangt het mat. glazen losse plafond, waar wc van verteld heb» ben, dat het licht in het midden der zaal vermindert ten bate van de wanden. De kabinet» ten hebben hoog staand licht invallende over de gang waar ze aan liggen en waar ze van gescheiden zijn dóór een . lage borstwerking, zoodat ze een karakter van openheid bezitten. En de gangen zelf krijgen extra licht uit de vitrines welke op geregelde afstanden in kleine ultstulpingen van den buitenmuur zijn geplaatst en een speciale verlichting betlitten. welke, het glaswerk en de kunstnijverheidsproducten van diversen aard. welke er in zijn geplaatst, op uitnemende wijze tot hun recht doet komen. In korte trekken zullen we nog even dc Indeeling van het museum weergeven. Van de hal uit rechtdoor gaande komt men eerst In de afdeellng oude kunstnijverheid met ais centrum de verzameling Delftsch. Om daar te komen passeert men de groote verzameling vloer- en wandtegels — bruikleen van den heer J. W. N. van Achterberg!» — of de zalen der oude Europeesche ceramiek of die met de ceramiek van China en Japan, waarbij zich scharen dc kunst van Perzls, Spanje, Syrië Egypte enz - ' Uil deze afdeellng komt men in de stijlkamers, de verrassing aangezien deze nog nimmer te zien zijn geweest en In pakhuizen opgeslagen gelegen hebben. Het eerste Is een vertrek uit het laatste kwart der 1?e eeuw. waarvan de schouw, het schoorsteenstuk en plafond, al op den Korten Vijverberg geplaatst waren, en uit een huis aan de Groenmarkt afkomstig zijn. Maar nu zijn ze geplaatst in een vertrek met prachtig goudleeren wandbckleedlng en de. kamer wordt betreden langs een prachtige trap met balustrade, afkomstig van een huls aan het Buitenhof bij de Gevangenpoort Aan deze kamer grenst de gobellnkamcr — uit een huls aan de Keizersgracht in Amsterdam — met een geschilderd engeienplafond. De gang naast deze kamer biedt uitzicht op den tuin. waarin Plantsoenen een deel van den aanleg van het oude Zorgvlied heeft aangelegd (toen het op Zorgvlied zelf niet mocht), waarin een orlgineele bronzen tuinvaas. van Zorgvlied afkomstig en wellicht door Daniël Marot ontworpen, haar plaats heeft gevonden. Uit de gang komt men in een rococozaal, afkomstig uit het oude gymnasium in het Westeinde op den hoek der. V-eerstraat Het heeft een mooi plafond met elegante strikken, maar het heeft heel wat moeite gekost om dat heelhuids over te brengen. Op deze zaal sluit aan de Japansche zaal uit het oude Buitenrust welke een kleine tweehonderd jaar oud is. En als laatste noemen we de Lodewijk XVI kamer, afkomstig uit Dordrecht met de fraaie behangselschilderingen van J. van Strij. Een groot vitrine bevat Haagsck porcelein, andere toonen porcelein der overige Hojlandsche fabrieken en op de overdekte binnenplaats waar deze een onderdak hebben gevonden en waar een prachtig voorbeeld van een rococovoordeur, aan voor- zoowel als achterzijde van zwaar snijwerk voorzien, toegang toe verleent staat ook het fraaie poppenhuis van mevr. Ploos van Amstel. dat als demonstratieobject van bewoning dient Aan deze afdeeling sluit aan een reeks zalen met fragmenten van binnenhuisbetimmeringen; waarop volgen de zalen van het Rljksprentenkabinet maar deze verbinding tusschen het voorgedeelte en de zalenrij aan den achtermuur is nog niet opengesteld.

Aan den achtermuur liggen de zalen van de muziekhistorische afdeeling. meer. bekend onder den naam muziekmuseum Scheurleer. Het verschil in ruimte en opstelling tusschen nu en eertijds ls als dat tusschen dag en nacht; er is gelegenheid gekregen om de voorwerpen, waar van er heel wat als schatten geyualificeerd kunnen worden, tot hun recht te doen kómen en den indruk pakhuis, welke dè halfohdèrgronds gelegen onderbrenging vroeger onvermijdelijk moest wekken, op de vlucht te jagen. De tokkelinstrumehtcn. de strijkinstrumenten, de exotische instrumentenhebben nu elk hun eigen zalen gekregen, waarin de mooiste stukken in vitrines vertoond worden, zoodat b. v. niet alléén van de violen het bovenblad maar ook het ónderblad bezichtigd kan worden. De dwarsgang aan deze zijde verleent links toegang tot de zalen van het prentenkabinet en rechts (van de ingang gerekend) o^t. tot de leeszaal eh bibliotheek.

Op de verdieping is bij. de ontvangzaal do buste van Berlage door Wenkebaèh, een geschenk van een grooten kring bewonderaars van den bouwmeester, geplaatst. Het gemeentebestuur heeft er éen gedenkplaat bij doen aanbrengen met den naam Berlage en diens reeds gememoreerde spreuk: Bouwen Is dienen, welke zegt dr. Van Gelder terecht niét slechts het karakter van zijn werk. maar ook den ethischen grondslag ervan onder woorden brengt En we voegen ets bij: het karakter van dit museum.

. Uit deze ontvangzaal, waaruit .' men zoon prachtig gezicht op de hal en het trappenhuis heeft kan men rechts en links de zalen ingaan. Rechts liggen die voor tijdelijke tentoonstel» lingen, links ter zijde de twee Uelne zalen, om belangrijke aanwinsten ih ten toon te stellen. En daarlangs bereikt men de centrale gang om de binnenplaats. . ' "j* ! ls

De trappenhuizen herbergen voorbeelden van de kunststroomingen van den overgang tus» schen de belde eeuwen; de ontwerpen van Der Klnderens Trap des levens hangen er. het tegeltableau Jong Holland van Toorop. afficheschilderijen van Konijnenburg en Lebeau. En In zaal 79 vindt men enkele mozalekramen van Joep Nicolas en Jacoba van Heemskerk en beeldhouwwerk van Kolbe. Minne. Hildo Krop enz.

We zijn summier geweest in onze opsomming, maar dlt leek ons geboden. Een uitvoerige beschrijving vindt men in den Rondgang en In den nieuwen catalogus, welke bijtijds Is verschenen. Onze kunstcriticus zal ongetwijfeld zijn aandacht aan de nieuwe indeeling van de schilderijen wijden, welke uit de verborgen plaatsen in dc belde musea, met vaak geheel onvoldoende licht, te voorschijn zijn gehaald en in het prachtige licht van het nieuwe gebouw nu op hun best uitkomen. Vele ervan zijn trouwens geheel nieuw; de collectie Kickert b.v. en vele modernen, waarvan er zijn die zoo kersversch van het atelier gearriveerd zijn. . -

Besluiten we met onze bewondering voor het schoone dat Berlage in zijn dienaarschap be» reikt heeft in het interieur. Wèl is hij een groot dienaar geweest, een dienaar van do grootheid en grootschheid van De Ruyter, dio ook zijn eigen opvatting ondergeschikt maakte aan dié van hen, die over hem gesteld waren. De Ruyter heeft het met zijn leven betaald, Berlage alleen met een minder gelukten gevel. Maar zooals De Ruyter de Franschen bij Syracuse sloeg, zoo heelt Berlage in zijn interieur van het gemeentemuseum glansrijk overwon» nen. Geen grootsch museum, is zijn laatste schep» ping als museum grootsch. • • • Er waren talrijke genoodigden o.w. de vertegenwoordiger van H. M. de Koningin, Haar kamerheer Jhr Slcklnghe en de Minister van Blnnenlandsche Zaken, mr De Wilde, die ook door oude banden met Den Haag en het museum verbonden

is en de deken van het diplomatieke - korps, de Zwltscrsche gezant de heer de ?uiy» in de mooie ontvangzaal vereerügd» hedenmiddag.

Rede van den Burgemeester.

De Burgemeester mr S. 3.R. de Mon» e h y hKtte iti^^tW^met -ech'Me. 'wzHtil»' hij repte van dó fèestélV^on'dankbare gevoelens waarmede het Gemeentebestuur is vervuld, nu met de opening van dit nieuwe, museumgebouw de periode van overweging en voorbereiding van een betere huisvesting der gemeentelijke kunstverzamelingen is afgesloten.

Die periode is in 1912 aangevangen en omvat alzoo 23 jaren, lh dat jaar toch werd aan den gemeentearchivaris dr H. E. van Gelder tevens tijdelijk de leiding van het Gemeentemuseum opgedragen met de bedoeling, dat hij OH. een betere onderbrenging van de sterk gegroeide gemeentelijke verzamelingen zou voorbereiden. De in 1884 voor de hulsvesting der historische verzameling in gebruik genomen Nieuwe Doe* len aan den Korten Vijverberg was toch al spoedig te klein geworden, toen naast die verzameling ook voor de collectie kunstwerken van de Vereenlglng tot het vormen van een Museum van moderne kunst en voor het door mr A. K K. van der Burgt gelegateerde Delftsch aarde werk plaats moest worden ingeruimd.

De ontwikkeling der bouwplannen onderging — hoe kon het ook anders? — van 1912 af sterk den invloed van de wereldgebeurtenissen en de economische conjunctuur.

In Juli 1014 lag 'n voorstel aan den Raad gereed, toen het uitbreken van den oorlog B. en W. van de indiening deed afzien. In September 1918 hervond het College, ook toen nog onder lelding staande van jhr mr Van Karnebeek, den moed om aan den Raad het doen ontwerpen van een combinatie van drie kleine musea voor to stellen: één voor moderne kunst aansluitende aan de verzameling van het Mauritshuls, die bij 1800 eindigt; één voor kunstnijverheid, vooral pottebakkerskunst en eindelijk een plaatselijk historisch museum, dat de oude kern der zoozeer uitgegroeide verzameling zou bevatten.

In 1919 volgde de aanwijzing van het terrein voor den bouw — de plek waar wij ons bevinden —en van den bouwmeester dr H. P. Berlage.

De tijd scheen rijp voor groote plannen. Den Haag scheen een grooten opbloei tegemoet te gaan. De ontwerper kon zijn fantasie den vrijen loop laten, wanneer hij zich voor oogen ging stellen, op welke wijze Den Haag den ontstenen achterstand in de huisvesting van zijn kunstverzamelingen zou gaan Inhalen. Maar toen het plan gereed was, wees de kalender 1021 aan; de tijd van klatergoud was voordij en spoedig vlei aan uitvoering van dit ontwerp, dat VA mlllloen zou hebben gekost, niet meer to denken.

In 1928, toen het onze stad weder goed ging, kwam ook het nimmer losgelaten denkbeeld van den museumbouw wederom naar voren. Op een schetsontwerp, dat een derde van den prijs van het vorige zou moeten kosten, werd aan den grijzen bouwmeester andermaal een opdracht verstrekt; het laatste stadium, dat heden afgesloten wordt, ving aan.

Intusschen had het tijdsverloop ons nieuwe uitbreidingen van de verzameling gebracht.

Behalve de geregelde jaarlijksche verrijking van de bestaande afdeelingen door aankoop en door schenking werd enkele jaren geleden op slag een gansch nieuw en zeldzaam compleet onderdeel aan het gemeentelijk kunstbezit toe' gevoegd door den aankoop van de muziekhistorische studiecollectie vah wijlen dr D. F. Scheurleer, en ten slotte werd overeenstem» ming met het Rijk verkregen over de huisvesting van het Rljkspenningkabinet in dit ge*> bouw, een studleverzameling, tevens kabinet van oude kleinkunst, dat zich op gelukkige wijze bij de andere onderdeden der geheele verzameling aanpast.

Zoo Is dus gaandeweg de oude kern der Haagsche historische collectie, zoowel naar de z^jde der Nederlandsche en buitenlandsche kunst van de 190 en 20e eeuw, als naar die van de oude kunstnijverheid uitgebreid, is zij verrijkt met verzamelingen op het gebied van muziekhistorie en penningkunde en aldus tot een Inderdaad algemeen Museum gegroeid.

Dit geheel van verzamelingen, jarenlang over een aantal gebouwen verdeeld, ten deele zelfs tientallen jaren in pakhuizen opgeborgen, heeft thans, naar wij meenen, een haar waardige behuizing gekregen, die haar eerst nu zal doen spreken tot het publiek, dat wij uit deze stad, uit ons land, uit den. vreemde mogen ver» wachten.

Hiermede moge gerechtvaardigd zijn. dat wij gemeend hebben de deuren van dit Museum niet te openen, voordat wij met zooveel genoo» digden als deze aula bergen kan even bij de beteekenis van dezen dag hebben stilgestaan.

Het werd door ons dan ook op zeer hoogen prijs gesteld, dat HHI. de Koningin, Wie het cultureele leven van Haar volk zoozeer ter harte gaat en die nog onlangs zelf de producten van Haar eigen kunst ten dienste der misdeel» den heeft doen tentoonstellen, zich bij deze plechtigheid wel heeft willen doen vertegen» woordlgen. Wij mogen Jhr Slckinghe verzoeken daarvoor aan Hare Majesteit wel onzen eerbiedigen dank te willen overbrengen.

Na den Zwltserschen gezant den deken van het diplomatieke corps als vertegenwoordiger van heel dc beschaafde wereld te hebben wel» kom geheeten, uitte de Burgemeester zijn leedwezen, dat het onlangs opgetreden hoofd van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen wegens een reeds eerder aangegane verbintenis hier niet tegenwoordig kon zijn en begroette den Minister van Binnen» landsche Zaken, van wiens belangstelling in de gebeurtenis van heden wij ons ook uit hoofde van zijn veeljarige werkzaamheid als bestuurder van deze stad. gaarne overtuigd houden.

Den heer Van Karnebeek, die ais Burgemeester den eersten stoot gegeven heeft tot de reorganisatie der gemeentelijke kunstverzamelingen, die daarna in dc laatste weken van zijn ambtsvervulling mede het besluit heeft uitgelokt. dat geleid heeft tot dezen bouw, dankt hij blj voorbaat voor zijn bereidwilligheid om het Museum te openen, een bewijs te meer dat deze belang blijft stellen in het geestesleven van deze stad.

1935 wordt het jaar der musea. Het Rijksmuseum jubileert; Rotterdam opent zijn nieuwe Museum Boymans. De op prijs gestelde aanwezigheid hler van den burgemeester van Rotter» dam en van de vertegenwoordigster van den op het laalsle oogenblik verhinderden burgemeester van Amsterdam, zij een goed voorteeken voor de samenwerking 04» kunstgebied tusschen dc grootste drie gemeenten van ons land, die in dit jaar alle een nieuwe aera van haar kunstleven openen.

Na welkom te hebben geheeten de ambtsbeklecders — zoo burgerlijke als militaire — van Rijk en Provincie, dc leden van vele colleges en commissies, de vertegenwoordigers van bet museumwezen in binnen- en buitenland, van kunstenaarsvereenigingen en wetenschappelijke genootschappen, de particulieren en besturen van vereenigingen. die openbare kunstverzamelingen steunen en den heer Foundou- Kidis, secretaris-generaal van het Internationale Museumbureau, releveerde hij de namen van de volgende schenkers van'voorwerpen aan het museum:

Pulchri Studio. Ver. van Haagsche Schilderessen «Odis". heer en mevrouw Eckhart—Bisschop. H. D. Pierson. C. J. van Dusseldorp, Conrad Kickert mevr. A. J. C. A. Wèetjen. mej. H. Alma, D. S. van Zuiden, Frau Lipman Wulf. C van Lier. H. E. d'Audretsch. Duwaer en Naessens. Mossel en Vcrstege. Wouter Hut» schenruyter, R. de Roos. J. de Lange te Antwerpen, voorz. Kunst van Heden; mevr. Cohen Tervaert—lsrasis. Rlent van Santen. C. van der Sluijs, mevr. Visser—Wertbeim. dames Kramer, mej. E. Neurdenburg. G. H. van Eek en mej. L. Artz.

En de volgende bruikleengevers: Academie van Beeldende Kunsten. F. Lugt te Parijs. J. W. N. van Achterbergh te Amsterdam. A. Schoenllcht A. W. Volz mevr. de wed. Jullus RSntgen te Billhoven. mevr. F. te Berlijn en de heer S. te Zürich.

De Haagsche Penning.

Enkele schenkers gedacht hij terwiile van omvang en beteekenis van de gaven met welke zij de gemeentelijke verzameling verrijkten, afzonderlijk. Tien jaar geleden heeft het Ge» mcentebestuur ingesteld een specialen pen» ning voor bizondere verdiensten voor de ver» zamellngeh van Kunst en Wetenschap. Zeer enkele malen mocht deze reeds worden uitgereikt. Het Gemeentebestuur heeft gemeend het aantal bezitters thans te mogen verdubbelen en het Is mij een bizonder genoegen aan dat besluit thans uitvoering te mogen geven.

In de eerste plaats aan den heer H. D. Pier» son, niet slechts voor zijn aandeel in het kostelijke oude Perzische tapijt door hem te za» men met anderen geschonken, maar ook om den steun, dien de directeur van ons Museum reeds herhaaldelijk van hem heeft ondervonden.

Dan de heer eh mevrouw Eckhart—Bisschop uit erkentelijkheid voor de belangrijke kunst» werken van hun moeder Suze Bisschop— Robcrtson waarmee zij onze collectie koste» lijk verrijkten. Mevrouw A. J. C. A. Wcetjen alhier, stelde tot onze beschikking een schoons serie monumentale teekeningen en schetsen van W. A. van Konijnenburg.

De heer Conrad Klckert, Nederlandsch schil» der te Parijs, verrijkte onze verzameling moderne kunst met een gansche reeks Nederland» sche en Fransche kunstwerken, welke op treffende wijze zal méeiVérkëh'óm' ln'oW Museum het Internationale karakter van Ak goede kunst te doch spreken.

Tenslotte is er de heer J. W. N. van Ach» terbergh te Amsterdam, die wel niet als schen» ker, doch als bruikleengever optreedt, even» Wel op zoo langen termijn en zoo aangename voorwaarden, dat wij hem niet minder erken» telijk zijn; want hij stelt ons in staat onze cc» ramlsche collectie uit te breiden met een col» lectle tegels, die In omvang en kwaliteit en in internationaal karakter zóó bizonder is, dat men ten onzent de wedergade er nlet van vinden zal. Zlj geeft aan onze kunstnijverheidverzameling een buitengewoon belangwekkend begin.

Den penning zelf zullen zij vinden blj hun thuiskomst; er staat de schoone spreuk op: ..Flammam obtego", ik bescherm de vlam, ik houd de vlam brandende, de vlam der ware bewondering voor kunst en schoonheid, de vlam der liefde voor de cultuur. Moge het aanschouwen van dit kunstvoorwerp hun de dankbaarheid der Gemeente 'sGravenhage voor hun medewerking aan hetgeen zij met haar nieuw museum wil, steeds in aangename herinnering brengen.

Berlage gehuldigd.

De Burgemeester vervolgde: Daar llgt over dezen zonnigen dag één schaduw. Hoe gaarne zouden wij hier den ontwerper van dit gebouw in persoon hebben gehuldigd, den grootmeester der moderne Nederlandsehe bouwkunst, den man. wien 16 jaren geleden de opdracht werd gegeven om den museum» bouw te ontwerpen en die, toen zijn eersto project financieel onuitvoerbaar bleek, enkele jaren later met jeugdigen moed zich gezet heeft aan een hieuw, eenvoudiger plan; dia het heeft mogen beleven, dat wat hij in de stilte van zijn werkkamer voor zijn geestesoog had zien groeien, onder zijn leiding in steen en staal en hout uit den grond ging ver» rijzen, de laatste scheppingsvrcugd schenkende aan den reeds meer dan zeventig jaren tel» lenden kunstenaar. Nog geen jaar geleden ont» zonk het tcekenpotlood aan zijn tot het einde toe werkzaam gebleven hand; hij moest do voltooiing van z|jn laatste groote werk aan andere handen overgeven en het zal hem een groote geruststelling zijn geweest dat deze handen die van zijn schoonzoon waren, dia hem in den laatsten tijd reeds bij de leiding van den bouw terzijde had gestaan.

Zijn treffend gelijkende buste, door den beeld» houwer Wenckebach vervaardigd, werd ons he» denmorgen door een commissie van vrienden en vereerders aangeboden. Gij zult haar zoo straks kunnen bewonderen. Wij hebben er als kenspreuk een uiting van dr Berlage zelf op doen aanbrengen: „Bouwen is dienen". Met dezen stelregel is ook zijn verhouding tot dit bouwwerk geteekend.

'Den kostbaren inhoud, dien dit gebouw zou moeten bevatten, op dc beste wijze tot zijn recht te doen komen; den bouw tot in dc kleinste onderdeden aan die bestemming zlch te doen aanpassen: zoo dacht dr Berlage zich dc dienende taak van den architect Het uiterlijk van het gebouw, afgeleid uit het inwendige, zou moeten getuigen van den inhoud, niet van de vaar» digheid van den bouwer in het ontwerpen van een lndrukwekkenden gevel. Zoo was dc in be» scheidenheid verheven, vóór alles waar» achtlge opvatting, dle Berlage in zijn gansche leven heelt gehuldigd en die met ijzeren consequentie ook in zijn laatste schepping tot uiting kwam.

Aan de dochters van wijlen dr Berlage en zijn verdere familieleden geven wlj gaarne de verzekering, dat het gemeentebestuur van 's-Gra» venhage het zich tot een eer heeft gerekend hem de opdracht tot dezen bouw te mogen ge» ven en thans van dankbaarheid jegens zijn na. gedachtenis l» vervuld.

Dr H. P. Berlage, de 12 Augustus 1934 overleden bouwmeester van het museum.

Interieur van cc». zaal in het nieuwe Museum.

/fel nieuwe Gemeentemuseum

Dr H. van Gelder.

Borstbeeld van dr Berlage door Wenckebach. (Geschenk van bewonderaars.)