Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

Rechtszaken.

BEIEETIS. — Gercobtahof. Woensdag, 27 April. Kamer van Burgerlijke Zaken. Pleidooi : W. S., appellant, Procureur mr. J. M. van Stipriaan Luïscius, tegen P. H., geïntimeerde, Procureur mr. T. L. Kleyn.

f1—.,||lllm _■ nrnmaaimmimHmmammmmmamm Verwezen «un den vorm. De Hooge Raad deed gisteren uitspraak in de zaak van een vrouw te Zwolle, door het Gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf wegens het misdrijf van art. 284 Strafwetboek (door geweld of bedreiging met geweld een ander dwingen iets te doen). Bedoelde vrouw had haar sehuldeischcres gedwongen een quitantie af te geven voor hetgeen zij haar verschuldigd was, onder bedreiging haar anders te zullen worgen. Het arrest werd vernietigd omdat er geen uitspraak in voorkwam omtrent de teruggaaf van stukken van overtuiging en de verbeurdverklaring van andere stukken. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, Overtredlag <ïer Arbeidswet. Bij den Hoogen Raad nam adv.-gen. Jhr. mr. Rethaan Macaré concluiie in de zaak van twee stoomdakpannenfabrikanten te Groesbeek, door dc Rechtbank te Arnhem veroordeeld tot f 400 boete wegens overtreding der Arbeidswet. Terecht — meende adv.-gen. — was aangenomen dat de requiranten den arbeid hadden „doen verrichten” in den zin der Arbeidswet. Men heeft slechts dan de hoofden en bestuurders der fabriek niet aansprakelijk willen stellen voor den in hun fabriek verrichten arbeid indien die arbeid buiten hun weten cn tegen hun wil geschied is. Dit blijkt duidelijk uit de geschiedenis der wet. En nu was de hier verrichte arbeid geschied met medeweten der requiranten. Het zevental aangevoerde cassatiemiddelen ongegrond oordeelend, concludeerde adv.-gen. tot verwerping van het cassatie-beroep. Uitspraak 24 Mei. 1BoleusauerlHg van belasting, benut bieu. In de zaak van den vteeschhouwcr te ’s-Gravenhage ontslagen van rechtsvervolging ter zake van het verhinderen van de ambtenaren, belast met het invorderen van den accijns op het geslacht, in hun onderzoek of een waardeermerk behoorlijk bevestigd was aan den staart van een geslacht stuk vee, nam adv.-gen. Jhr. mr. Rethaan Macaré conclusie. Z. i. had het hooger beroep van den slager moeten vervallen zijn verklaard voor zoover het was gericht tegen zijn veroordeeling opdc vordering van het Openbaar Ministerie, daar hij verzuimd had zijn appèl mede aan het Openbaar- Ministerie te beteekenen. Overigens achtte adv.-gen. gegrond hetgeen vanwege den Minister van Financiën tegen het arrest was aangevoerd. Ook hem komt het voor dat het Gerechtshof een veel te enge beteekenis heeft toegekend aan het woord „vertoonde' in de artikelen 6 en 13 der wet van 1822. De [conclusie strekte tot niet-ontv ankelijkverklaring van den Procureur-Generaal bij het Gerechtshof in zijn cassatieberoep, vernietiging van het bestreden arrest, vervallenverklaring van den gerequireerde in zijn hooger beroep voor zoover het was gericht tegan de vordering van het O. M. en bevestiging overigens van het varoordeelend vonnis der Rechtbank waarvan was geappelleerd. Uitspraak 24 Mei. Cibpraken. De Hooge Raad deed gisteren uitspraak, m een achttal zaken van landbouwers te Klaaswaal, door den Kantonrechter te Qud-Beierland veroordeeld tot verschillende geldboeten wegens het hebben van een heining, een varkenshok of het gegraven hebben in den polder het Westmaasnieuwlandj in strijd met het desbetreffend reglement. . Ambtshalve overwoog de Hooge Raad in iedere zaak dat in de dagvaarding wordt ten laste gelegd dat de requirant „had gegraven” zondert vergunning van den polder, doch dat iedere lanwijzing omstreeks welken tijd dat graven was geschied in de dagvaarding ontbrak. Mitsdien werd de dagvaardingnietig verklaard. — De Hooge Raad verklaarde- niet-ontvankelijk het revisieverzoek van B. A. d. H„ slager te Rotterdam, thans gedetineerd, tegen zijn versordeeling tot 5 jaar gevangenisstraf wegens iiefstal van vee uit de weide. — In de zaak van den beruebten vechtersaaas J. Z. alhier, reeds eenmaal voor den H. R. aehandeld, concludeerde adv.-gen, Jhr. mr. Rethaan Macaré tot verwerping van diens cassatieseroep tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarheen de H. R. zijn zaak had verwezen en waarbij hij was veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf wegens het steken van :en persoon met een mes in den nek bij een twist in het Lamgroen alhier. Uitspraak 2 Mei. ! Vernietigd. In de terechtzitting van den Hoogen Raad verd ambtshalve geconcludeerd — op grond, lat uit het procesverbaal der terechtzitting niet ileek, dat de zaak in het openbaar behandeld vas — tot vernietiging, met verwijzing der zaak laar de Rechtbank te ’s Hertogenbosch, van •en vonnis van den Kantonrechter te Oirschot, vaarbij een koopman tot geldboete veroordeeld vas wegens het met een hond zich bewegen •ver een weg onder Liempde, waarop 't verboden vas met honden te loopen. Uitspraak 29 Mei. Bnrengernclit. Door den jongst benoemden Raadsheer in den doogen , Raad, mr. A. M. B. Hanlo, is voor de erstc maal rapport uitgebracht, en wel in de aak van een persoon die te Werkendam buren;erucht had veroorzaakt. In deze zaak was een memorie aanwezig,waarop chter, naar het oordeel van adv. gen. Jhr. Mr.

Rethaan Macaré geen acht mocht worden geslagen aangezien zij was ingediend door een advocaat, die den requirant niet ter zijde had gestaan bij de behandeling zijner zaak voor het Kantongerecht tc Heusden. Tot verwerping werd geconcludeerd. Uitspraak • 31 Mei.