Aan de geschiedenis der Marine een belangrijk hoofdstuk toegevoegd Het eerste woord, dat ik op dezen voor 'de Koninklijke Marine zoo gedenkwaardigen dag in Nederjandisch-Indië mag doen hooren, moet «en hartelijke gelukwensch zijn, dien ik richt tot u, vice-admiraal van Duim, commandant der Zeemacht en in u tot allen, die onder uw bevelen dienen. Met mij hebt gij van 14 November des vorigen jaars af tot heden H. Ms. K XVIII op haar vijf-werelddeelen-reis gevolgd en het moet een vreugd- zijn geweest deze onderzeeboot behouden Soerabaja's haven te zien binnenloopen, om haar plaats in te nemen naast de oorlogsbodems, waarover gij het bevel voert. Heel in het bijzonder wensch ik u geluk, commandant, officieren, onderofficieren en manschappen van H. Ms. K XVIII. De Eegeering verheugt zich zeer over het gelukkig voltooien van uw belangwekkende reis en brengt eerbiedig dank aan God, Die den zeeën beval u te dienen en Wiens zegen u vergezelde bij dag en bij nacht. Schier elk Nederlander en menigeen binten onze grenzen heeft aan uw langen tocht groote aandacht geschonken en met spanning den dag verbeid, waarop hij zou zijn volbracht. Ik wist, dat hij werd ondernomen onder een ervaren en voor zijn moeilijke en verantwoordelijke taak volkomen berekend commandant. Ook wist ik, dat gij allen u zoudt beijveren om de reis geheel aan haar doel te doen beantwoorden. Door saamhoorig heid, gehoorzaamheid en uit plichtsbesei levende krachtinspanning zijt gij daarin ten volle geslaagd. Moge prof. Vening Meinesz, ten behoeve va?) wiens waarnemingen gij tallooze malen onder water gingt, zijn wetenschappelijk arsenaal belangrijk hebben versterkt. Commandant, officieren, onderofficieren en manschappen, de Natie weet u er dankbaar voor, dat gij in vele verre landen met eere de kleuren van de vaderlandsche vlag hebt vertoond en het was mij telkens opnieuw een voldoening uit de reisrapporten van den commandant te kunnen lezen, met welk een geestdrift onze landgenooten in den vreemde H.Ms. K XVIII hebben ontvangen De banden, die hen met het Vaderland vereenigen, hebt gij nauwer toegehaald, hun vaderlandsliefde hebt gij nieuw voedsel gegeven en de dierbare herinneringen, die zoo velen hunner aan Nederland hebben, zijn door u verlevendigd. Zij hebben zich ingespannen om n aan den wal schoone en onvergetelijke dagen te doen beleven en wij zijn hun daarvoor dankbaar. Niet minder erkentelijk zijn wij den autoriteiten der door u bezochte landen, die u hartelijk gastvrijheid schonken en op ondubbelzinnige wijze blijk gaven van hun vriendschap jegens ons land. Uw bezoek aan <'e vreemde havens, meermalen door professor Vening Meinesz en den luitenant ter zee Wijtema tot het houden van voordrachten benut, heeft veel bijgedragen tot het geven van grootere bekendheid aan ons land en zijn voortbrengselen van wetenschap en arbeid. Volgden wij dit alles met groote belangstelling, het zaf u niet verbazen, dat wij ons het nauwste met u vereenigd gevoelden gedurende de vele weken, dat gij met uw kleine onderzeeboot verbleeft op de eindelooze oceanen. Daar is het vooral, dat uw zeemansdeugden tot haar volle recht kwamen, daar vooral hebt gij getoond te beseffen, dat het uw eereplicht was allen, elk op zijn eigen plaats, den geheelen persoon in te zetten om H.Ms.K XVIII behouden naar Soerabaja te voeren. Ik weet, dat het u heel wat meer heeft gekost dan viel op te maken uit het „Alles wel; geen bijzonders", dat de commandant ons telkens weer beinde, aldus op treffende wijze den eenvoud eerbiedigend van zijn mannen, die liet waarlijk niets bijzonders vinden hun plicht te vervullen ook al zijn de omstandigheden moei lijk. Al giert de storm, geen bijzonders; al slaan hoog op de golven, geen bijzonders; wij gehoorzamen aan het Gezag en doen wat plicht is. Ziedaar de ware zeemansdeugd. Deze deugd, die onze Marine en met onze Marine Nederland, groot maakte, zij blijve u en allen die met u de eer hebben Koningin en Vaderland in onze zeemacht te dienen, leiden en sterken. Commandant, officieren, onderofficieren en tnanschappen van H.Ms. K XVIII, de grootste reis, ooit door een onderzeeboot van
eenige zeevarende mogendheid afgelegd, hebt gij gelukkig volbracht. Aan de geschiedenis van onze Koninklijke Marine hebt gij een belangrijk hoofdstuk toegevoegd. Daardoor verdiendet gij den dank van volk en Regeering. De minister deed daarna mededeelingen van de Koninklijke onderscheidingen. Een waardig woord van den chef van den Marinestaf Hedenochtend hadden wij — naar aanleiding van de' behouden aankomst van de K XVIII, een kort onderhoud met vice-admiraal J. de Graaff, chef van den Marinestaf. Wij treffen den vioe-admiraal in zijn werkkamer in het departement van Defensie aan, achter zijn schrijftafel, aan de wanden foto's van oorlogsbodems en schilderijen en portretten van marine-mannen uit vroeger eeuwen, die voorheen het rood-wit-blauw hoog gehouden hebben. — Ik verheug mij zeer over den succesvollen tocht van de K XVIII, zegt de heer de Graaff. — het is een enorme prestatie geweest, voor het Nederlandsche volk is het dat, omdat men op 'de kaart de enorme afstanden heeft gezien en omdat men in de bladen de berichten over de vermoeienissen en ervaringen heeft gelezen; — maar: voor de ingewijden wordt die prestatie nog veel grooter omdat wij de duizend-en-één groote en ongelooflijk zware moeilijkheden, die te overwinnen waren beter kennen dan de leek. Maar juist 'daarom is ook onze waardeering voor den commandant en zijn wakkere bemanning nóg dieper! Alles is prachtig gegaan. Het had echter óók — en volkomen buiten de sch-uld der bemanning, door een klein, ongelukkig toeval anders kunnen gaan; dan zou iedere cantiek misplaatst zijn geweest, want ik' weet, 'dat men méér dan z'n best heeft gedaan. Wij zouden in dat geval misplaatste ontevredenheid onvoorwaardelijk hebben afgewezen. Nu het geslaagd is en deze Nederlandsche mannen van de zee hun plicht deden weet ik, dat z ij elk overdreven „hoera-erithousiasme" zullen afwijzen. Dat ligt een Hollandschen zeeman niet. En hoe ik er zelf over denk? Ik voel respect voor de K XVIII. Voor het maritieme en voor het wetenschappelijk werk, dat verricht is. Maar „hoera-enthousiasme" voel ik evenmin. Allereerst voel ik mij ernstig. Er is een tijd geweest, dat 'de marine de glorie was dezer lage landen aan 'de zee (onwillekeurig zien wij bij deze woorden óp naar de portretten der oude zee-helden met hun stoere Hollandsche koppen) ; er is ook wel eens een tijd geweest, dat er dingen waren, die helaas niet tot die glorie bijdroegen. . . Welnu : indien deze waarlijk voortreffelijke prestatie van de K XVIII, in haar eenvoud als plichtsgetrouwe daad van Nederjafidsehe marine en wetenschap er toe bijdragen mocht opnieuw hei, aanzien van onze vlag, van onze weermacht in het algemeen en onzer marine in bet bijzonder in de oogen van ons heele vaderland en ons volk te verhoogen,. . . dan blijf ik daarvoor de 35 wakkere mannen van de K XVIII van harte dankbaar. De aankomst in den aether Waarschijnlijk zullen vele radio-amateurs in Nederland, die deze belangrijke gebeurtenis niet hebben willen missen, vannacht hun nachtrust hebben gemist om te pogen, ^op de korte golf iets op te vangen van de radio-reportage, die de N.I.R.O.M. de NederlandschIndische Omroep, van de aankomst van de K XVIII uitzond. En vermoedelijk is deze poging voor de meesten hunner, waarschijnlijk mede tengevolge van het ongunstige jaargetijde en ondanks het gunstige uur, een teleurstelling geworden. De korte golfontvangst was vannacht zeer slecht, en aanvankelijk was de zender heelemaal niet te hooren. Toen eindelijk een stem hoorbaar werd, was deze zeer onduidelijk en door storingen onderbroken. Soms zakte het geluid geheel weg, om dan weer bij flarden door te komen. Slechts toen de duikboot in zicht kwam, was de omroeper even te verstaan, en ook toen hij — op onz» klok te 3.14 precies — aankondigde dat de K XVIII op dit oogenblik binnenkwam. De verslaggever begon met een reportage te geven van de omgeving van waaruit de uitzending
plaats had. Hij verhaalde van den fleurigen aanblik, welke het geheel had, van de talrijke bloemstukken, welke werden aangedragen enz. enz. Even daarna hoorde men door den luidspreker sirenegeloei, geronk van vliegtuigmotoren en het donderend gejuich der belangstellenden. Vaag dringen de klanken van het Wilhelmus door. Het groote gaat gebeuren: de K XVIII vaart binnen. Verhaald wordt van de keurige opstelling aan het dek van de bemanning van de onderzeeër. Slechts professor Vening Meinesz is in burger. Commando's weerklinken. De huldiging der kranige bemanning heeft plaats op het voorplein van de marinekazerne, waar eohter geen publiek wordt toegelaten. Men hoort een kloksignaal: 10 uur. De reporter deelt mede dat de bemanning van de K XVIII met autobussen naar de kazerne wordt gereden. Zij zien er alleszins „fit" uit. Dan klinken weer commando's gevolgd door de eerste strofen van 't Wilhelmus. In carré staat de K XVIII bemanning opgesteld om te luisteren naar de woorden van welkom en gelukwensch met de kranige prestatie, gesproken door vice-admiraad van Duim. Het Nationaal Huldeblijk K XVIII Hedenmiddag op eenvoudige wijze overgedragen Vorige week konden wij de bijzonderheden publiceerén van het voor Indië bestemde gedenkraam van het Nationaal Huldeblijk ter herinnering aan de wereldreis van Hr. Ms. K XVIII, dat per K.L.M. naar Soerabaja werd gezonden en vandaag aldaar is onthuld. Thans zijn wij in de gelegenheid de bijzonderheden te publiceeren van de gebrandschilderde gedenkramen van heb Nationaal Huldeblijk, welke hedenmiddag om 3 uur door den
commandant der Marine Schout-bij-nacht T L. Kruys namens den minister van Defensie zijn aanvaard. De ramen werdeu door het comité ,,Onze Marine" namens het Neder landsche volk aangeboden en geplaatst in de gebouwen van de Onderzeedienstkazerne te Willemsoord. Met deze vijf ramen heeft; het comité meer bijzonderheden van de wereldreis der K XVIII tot uitbeelding kunnen brengen dan het voor Indië bestemde raam. Het eerste raam stelt het vertrek voor. De vuurtoren van Nieuwediep doet de K XVIII uitgeleide uit het Marsdiep. Het groote middenraam is symbolisch gehouden. Hier ziet men de bekende reisroute en de K XVIII afgebeeld. In het linkergedeelte van het raam is Nederland gesymboliseerd; de Nederlandsche maagd heft een krans ter huldiging omhoog. Het rechtergedeelte van het raam sym boliseert Indië. De inlandsche vrouw begroet de K XVIII en biedt de vruchten van het land aan. De wapens van Den Helder en Soerabaja geven resp. het begin en het einde van de reis aan. Het derde raam geeft de ontmoeting met de ..Snip" weer; het vierde raam is speciaal gewijd aan het onderzoek der cosmi sche bestraling, slingerproeven en zwaartekrachtmetingen, alsmede diepzeeonderzoek. Het vijfde raam heeft betrekking op de aankomst te Soerabaja. Ook hier is het huldigend karakter sober gehouden in de woorden Het Nederlandsche volk aan zijn Marine. De drie bovenramen hebben een gezamenlijke afmeting van 140 x 88 c.M. De beide on derste ramen 107 x 36 c.M. elk. De ramen werden vervaardigd door de fa. Willem Mengelberg te Zeist. Het comité deelt nog mede, dat het de bedoeling is om aan allen die iets hebben bijgedragen (Comité „Onze Marine" gironummer 42883 den Helder) aan dit Nationaal Huldeblijk een foto van bovenstaande ramen toe te zenden.