Verslag over 1931. Verschenen ia het Gemeentelijk Verslag vau de Werkloosheidsverzekering en de bijzondere maatregelen inzake werkloozenzorg over het jaar 1931. De subsidiën voor de werkloozsnkassen, welke krachtens het Werkloosheidsbesluit 1917 door Rijk en Gemeente, ieder voor de helft, worden toegekend, werden over het jaar 1931 in tegenstelling met het voorafgaande jaar voor een groot aantal kassen bepaald op meer dan 100 pCt. der door de leden dier kassen opgebTachte oontributiën, zulks in verband met verlenging van den uitkeeringsduur. Uitkeeringsnormen. De uitkeeriingsbedragen, welke in 1930 voor deae Gemeente golden, bleven in het jaar 1931 in het algemeen gehandhaafd. De uitkeeringsduur daarentegen werd in 1931 voor een dertigtal kassen met 6 weken verlengd. Deze verlenging gold uitsluitend voor werkloozenkassen in bedrijfstakken, waarin tengevolge der economische omstandigheden een omvangrijke werkloosheid ontstaan was. Onder deze bedrijfstakken vielen o.a. de kleeding-, metaal-, meubel- en sigarenindustrie, de fabrieksnijverheid, net landbouw-, voedings- en transportbedrijf. Het totaal bedrag der subsidiën, op grond van het Werkloosheidsbesluit 1917 verleend over 1931, werd vastgesteld op ƒ 740.600.02, wa-arvan de helft of f 370.300.01 ten laste der Gemeente komt. Controle. Indien bleek, dat onrechtmatige uitkeering uit een werkloozenkas had plaats gehad, werd, evenals in vorige jaren, getracht door iminnelijk overleg terugstorting in de kas te verkrijgen, alvorens de officieele weg gevolgd werd. Op die wijze werden ongeveer 200 terugstortingen
verkregen tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer ƒ 1810, In 164 gevallen werd langs offiicieelen weg tegen verstrekte uitkeeringen bezwaar gemaakt tot een totaal bedrag van f 2.140.01. Steunregeling. In 1931 werd wederom een steunregeling toegepast voor werkloozen, die niet of niet langer in aanmerking kwamen voor uitkeering uit de gesubsidieerde werkloozenkassen. Deze steunregeling werd in den loop van liet jaar 1931 gewijzigd en daarna, met het tog op een Rijksbijdrage in de kosten, goedgekeurd door den minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw. In de kosten van steunverleening aan metaalbewerkers en meubelmakers werd, met uitzondering van kledingverstrekking, over het tijdvak van 9 Maart tot en met 31 December 1931 een Rijksbijdrage van 95 pCt ontvangen. In totaal werd over het jaar 1931 aan werkloozensteun uitbetaald: a. / 666.462.07 (waaronder extra-steun, noodvoorzieningen, waarde van brandstofen kledingverstrekkingen) door bemiddeling der vakvereenigïngen, in welk bedrag niet is begrepen de eveneens door bemiddeling der vakvereenigïngen uitbetaalde bijslag op kasuitkeeringen; b. / 733.563.30 (extra-steun, noodvoorzieningen, waarde van brandstof- en kleedingverstrekkingen buiten beschouwing gelaten) niet door bemiddeling der va\fvereenigingen. Ten aanzien van bet onder a. genoemde bedrag van ƒ 666 . 462.07 werd aan het Rijk gedeclareerd ƒ42.623.59, ten aanzien van het onder b. genoemde bedrag van / 733.563.30: ƒ 19.864.34. Bij het afdrukken van dit verslag was een definitieve subsidietoekenning nog niet gevolgd. In 493 gevallen betaalde de Gemeente ten behoeve van in ondersteuning opgenomen of in werkverschaffing geplaatste werkloozen de kosten van rijwielbelasting. Ten aanzien van deze kosten ad ƒ1.232.50 werd aan het Rijk gedeclareerd een bijdrage van ƒ308.12; ibij het afdrukken van dit verslag was een definitieve subsidietoekenning nog niet gevolgd. Emigratie. Van bet door den Gemeenteraad in zijn vergadering van 15 Februari 1924 ten behoeve van emigratie beschikbaar gestelds bedrag van ƒ 60.000, werd in 1931 f 650 besteed voor 2 personen, van wie één naar Perzië en een ander naar Amerika emigreerde.
Bestrijding der werkloosheid. De vijfde cursus ter verhooging van de vakbekwaamheid van kleermakers werd gehouden van 1 November 1931 tot en met 31 Maart 1932. De cursus werd gevolgd door 16 personen, die evenwel niet allen de lessen regelmatig bijwoonden. Aan geen der cursisten kon een getuigschrift van voldoende vakbekwaamheid worden uitgereikt. Naar aanleiding van de groote werkloosheid onder de jeugdige vakarbeiders werd in het begin van Februari 1931 door B. en W. een commissie benoemd, die belast werd met bet doen van voorstellen betreffende het vakonderwijs aan jeugdige werkloozen. Reeds een paar dagen nadat de Raad de gelden voor de vakcursussen had toegestaan, werd onder leiding van den heer G. van Wijk met het onderwijs begonnen. Het eerste werk van de timmerlieden, metaalbewerkers, schilders, meubelmakers, enz. bestond in het inrichten van de verschillende leslokalen in de ter beschikking van de vakcursussen gestelde bewaarschool aan de Nieuwe Schoolstraat. Reeds terstond mochten de cursussen zich in een ruim bezoek verheugen ; wel liep het aantal leerlingen in de zomermaanden eenigszins terug, doch in den herfst waren alle beschikbare plaatsen weder bezet. Doordat de cursussen slechts gedurende halve dagen worden gegeven — de jongens behouden daardoor gelegenheid om naar werk te zoeken — was het mogelijk een dubbelen cursus in het leven te roepen, zoodat aan het einde van het jaar 250 h 300 jongens en mannen het onderwijs aan de verschillende cursussen volgden. Het onderwijs, hetwelk werd gegeven door werklooze vakarbeiders, trok de belangstelling van velen, ook van buiten de Gemeente, terwijl tal van vakorganisaties haar medewerking verleenden om haar werklooze leden de cursussen te doen volgen. Vrijdenkersvereniging „De Dageraad". Ter opening van haar winterprogramma houdt de Vrijdenkersvereeniging De Dageraad Dinsdag a.s. te 8 uur in de groote zaal van het Volksgebouw een openbare propaganda-bijeenkomst. Als spreker zal optreden de heerr Jos. van Veen met het onderwerp: Hoe is Nederland onder de macht van Rome gekomen! Voorts wordt een vertooning gegeven van de film Kameradschaft. Het Dageraad-mandoline-ensemble zal verder enkele nummers ten gehoore brengen.
Gemeenteraadslid W. Eyrners. t Aan de gevolgen van een auto-ongeval overleden.
Gistermiddag is in het Diaconessenhuis te Arnhem, waar hij verpleegd werd na een hem, bij zijn terugkomst uit Zwitserland, overkomen auto-ongeluk, overleden de heer W. Eymers, lid van den Haagschen Gemeenteraad, referendaris bij het departement van Financiën. Onlangs van een vacantiereis thuiskomend, trof den heer Eymers bij Zevenaar een autoongeluk, als gevolg waarvan hij een ernstige arm-fractuur bekwam. Deze baarde echter geen zorg, al zou de genezing lang duren. Plotseling echter is er trombose bij gekomen, tengevolge waarvan de heer Eymers is overleden. De heer Eymers werd 25 December 1885 hier ter stede geboren en was dus ruim 46 jaren oud. Op 1 Januari 1904 trad hij als klerk bij het departement van Financiën in functie en daar doorliep hij in betrekkelijk korten tijd alle rangen tot dien van referendaris; op 1 April 1812 was hij adj. commies, 1 Jan. '18 commies, twee jaren later reeds hoofdcommies en vijf jaren daarna, op 1 Jan.
1925, tot zijn tegenwoordigen rang bevoM derd. Als chef van het bureau budget was hij o.m. belast met de bewerking van de Rijks* begrootingen en met het begrootingstoezicht. Ook aan de begrooting voor 1933 had hij zijn medewerking nog voor een belangrijk deel verleend. Toen in de liberale partij hier ter stede in 1927 gezocht werd naar goede candidaten, was het prof. van Gijn, die de aandacht op hem vestigde. Hij werd op de lijst geplaatst en na het overlijden van generaal de Meester in 1929 trad de heer Eymers den Raad in; het vorig jaar werd zijn mandaat verlengd. Het waren in hoofdzaak financieele onderwerpen, waarmee hij zich hier bezig hield. Een zeer bekenden naam had de over* ledene zich ook veroverd op voetbalgebied. Sinds lange jaren was hij vice-voorzitter van den Haagschen Voetbalbond en als scheids-* rechter had hij in binnenr en buitenland een zeer goede reputatie. De heer Eymers was Officier in de orde van Oranje Nassau en Ridder in de orde van de Poolster van Zweden. De crematie van het stoffelijk overschot is bepaald op Maandagmiddag a.s., te Western veld, na aankomst van den trein van 1.14 aldaar. Zijn opvolger als raadslid. De opvolger als raadslid op de liberale lijst is de heer mr. N. van Hasselt. Consulaire dienst. Bij Kon. Besluit is de heer C. A. Hellmund, op zijn verzoek, eer.vol ontslagen als consul der Nederlanden te La Guarya «Venezuela), Met de waarneming van het consulaat is, gedurende het verlof van den vice- consul al-i daar, belast de heer F. Perret Gentil. De heer D. R. Bolivar is erkend en toe-i gelat-en als vice-consul van Venezuela op Aruba. De gouverneur van Snriname met verlof. Aasn dT. A. A. L. Rutgers, gouverneur vaiï Suriname, is met ingang van den dag in de maand October, waarop hij Suriname zal verlaten, in 's lands belang vier maanden ver-< lof naaT Europa verleend. Als waarnemend gouverneur zal tijdens de afwezigheid van den heer Rutgers optreden' mr. dr. F. L. J. van Haaren, ondervoorzitter van den Raad van Bestuur.
HAAGSCHE COURANT Vrijdag 16 September 1932. No. 15216. VIJFDE BLAD. STADSNIEUWS. Werkloozenzorg.. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017
HAAGSCHE COURANT Vrijdag 16 September 1932. No. 15216. VIJFDE BLAD. STADSNIEUWS. Werkloozenzorg.. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017
Df? NIEUWE ONDERWIJZER door C. E. D® LILLE HOGtERWAARD. Op Heidelust, de groote jongenskostschool in het Gooi, was een nieuwe onderwijzer gekomen en deze onderwijzer was belast met de derde klas. Hij heette meneer Dubbel en natuurlijk gaf zijn naam al dadelijk aanleiding tot allerlei grappen. Aan bijnamen ontbrak het hem weldra niet. Dubbeltje, Halfje, Dubbelblank, Twee werd hij genoemd, maar Dubbeltje was toch de naam, welke het meest ingang vond. Meneer Dubbel had het niet gemakkelijk. Of zijn voorganger te meegaande was geweest, of wel dat de derde klas niet uitmuntte door goede hoofden, wist hij niet, maar hij vond, dat de jongens lang niet op dat peil van ontwikkeling stonden, waarop zij behoorden te staan, met andere woorden, dat zij erg achter waren. Menteer Dubbel verdiepte er zich maar niet in, wat de oorzaak hiervan kon zijn. Lieve* zon bij op een middel om hen bij te werken. Het beste leek hem: hen flink huiswerk op te geven. En hierin zat het begin van alle moeilijkheden. De jongens voelden zich in bun rechten (op vrijen tijd) te kort gedaan en namen het den nieuwen onderwijzer hoogst kwalijk, dat hij hun aooveel opgaf. „*k Wou, dat we de Fluit nog maar had
middelpunt der algemeene belangstelling vond, genoot van zijn triomf. Gaarne had hij de anderen nog eenigen tijd in spanning gehouden, maar . .. zelf popelde hij om zijn pracht-idée gekend te maken en dus stak hij van wal en zei: „Jullie weet, dat ik twee muisjes gevangen heb en probeer ze tam te maken, 't Lukt al aardig. En nu zal ik die twee in Dubbeltje's lessenaar verstoppen. Ik geef ze van te voren geen eten en ze zullen dus wel aan zijn boeken en onze schriften knabbelen. Nou, lui, wat zeggen jullie er van?" „Dat je niet opgesneden hebt, maar 't werkelijk een pracht-idee is!" riep Wim Tichers uit. Allen waren het hiermee geheel eens. En vóór de jongens dien avond naar bed gingen, had Dick de Visser hun verzekerd, dat zijn twee muizen in Dubbeltje's lessenaar zaten om er te overnachten. Natuurlijk hadden ze Dick allen graag geholpen, maar . . . hij kon geen kijkers op de handen velen en was bovendien bang, dat het dan zou uitlekken. Zoo had Dick onder de bedreiging, dat hij niets deed, Wanneer ze niet allemaal de schoolkamer uitgingen, zijn plan ten uitvoer gebracht. ,,'k Hoop, dat ze mijn opstellenschrift opknabbelen !" zei Dick lachend, ,,'t Bestaat toch bijna uit niets anders dan onbeschreven bladzijden." Dien avond werd er wel geheimzinnig gekeken en gebabbeld, doch de jongens, die geen argwaan wilden wekken, trachtten zoo gewoon mogelijk te doen, al lukte dit dan ook niet heelemaal. Gelukkig werd hun echter niets gevraagd naar aanleiding van de muizengeschiedenis en gingen zij vrij rustig naar bed. Toch droomde dien nacht menige jongen van muizen. En geen wonder! Den volgenden morgen na het ontbijt schenen de jongens uit de derde klas allen bijzondere haast te hebben om naar de schoolkamer te gaan. Gewoonlijk talmden zij nog wat, doch nu viel hiervan niets te bespeuren. Allen zaten zelfs op htm plaats, toen Dub beitje binnenkwam. Dit voorbeeldige gedrag, 'dat opvallend was, ontging den onderwijzer niet, al deed hij of hij niets bijzonders bemerkte. Lang zou dit echter niet duren, want nauwelijks maakte meneer Dubbel zijn lessenaar open, of . . . er sprongen twee muisjes uit, 'die hard wegliepen. De onderwijzer scheen ecfcter geen acht op de muizen te slaan. Hij nam slechts een
in prachtband gebonden boek met goud op snee uit zijn lessenaar, bekeek het van alle kanten en hield het in de hoogte. Aan verscheiden bladzijden was geknabbeld en de leeren band vertoonde allerlei leelijke krassen. „Jongens", zed meneer Dubbel ernstig, „ik weet niet, wie mij deze afschuwelijke poets gespeeld heeft en ik wil het zelfs niet eens weten. Ik zal er dus niet naar vragen. Maar wel wil ik jullie vertellen', dat meneer Planten mij dit boek geleend heeft en ik 't hem vandaag of morgen moet teruggeven." Meer zei meneer Dubbel niet en hij begon met de les. Muisstil was het den geheelen morgen en de jongens gedroegen zich werkelijk voorbeeldig. O, wat hadden ze nu toch het land ! Wat hadden ze vreeselijk het land ! Wat als een onschuldige plagerij bedoeld was, zou al heel onaangename gevolgen hebben! Vooral Dick de Visser was niet op zijn gemak. Kon het anders? Eindelijk, eindelijk sloeg de klok twaalf uur en ging de school uit. De „helden" uit de derde klas schoolden in den tuin samen. > „Daar zal wat voor je opzitten, Dick!" zei Jaap de Kanter. „Dubbeltje zal het natuurlijk aan de Plant vertellen, en die zal dan wel onderzoeken, wie de muizen in zijn lessenaar gestopt heeft!" Dick zag zoo wit als een doek en hij rilde over zijn heele lichaam. Het vooruitzicht van een gesprek met het hoofd was dan ook wel vreeselijk! Maar ... er viel nu niets meer aan te doen! Het was Woensdagmiddag en hoewel het voor Dick een opluchting was, geen les van meneer Dubbel te hebben, vielen de uren hem toch ontzettend lang. Tot overmaat van ramp regende het ook nog, zoodat hij wel in huis moest blijven. Met voor zijn doen buitengewonen ijver wierp hij zich op zijn huiswerk, want sommen en lessen, hoe weinig aantrekkelijk die vaak ook zijn, kunnen in sommige gevallen toch een welkome afleiding bieden. Dien middag aan tafel was Dick stil en daar hij bang was, dat zijn gebrek aan eetlust hem verraden zou, spande hij al zijn krachten in om wat naar binnen te krijgen. Dat eten soms zoo moeilijk kan zijn voor een gezonden Hollandsehen jongen ! Maar Dickie kreeg het ook telkens benauwd als hij aan die ellendige muizengeschiedenis en de nog veel ellendiger gevolgen er van dacht. Dat hij zijn muisjes kwijt was, vond bij heelemaal niets, vergeleken bij dat andere!
Na tafel drong het voor bet eerst tot Dick door, dat meneer Dubbel wel eens een ander zou kunnen verdenken in plaats van hem. Hij had wel gezegd, niet te willen weten, wie het gedaan had, maar . . . zouden zijn gedachten zi h niet vanzelf bezighouden met het beantwoorden van deze vraag? Als dat zoo was, moest hij zich als de schuldige aanmelden bij meneer Dubbel en wel onmiddellijk. Het kon geen oogenblik uitstel velen! Zoo kwam het, dat even over zevenen op dien ongeluksdag Dick de Visser aanklopte bij meneer Dubbel, die zijn vrijen avond had en dezen op zijn kamer doorbracht. In het volgend oogenblik stond hij met gebogen hoofd voor den onderwijzer. Deze scheen onmiddellijk de reden van zijn bezoek te begrijpen en zei: (hoorde Dick goed, dat zijn stem zelfs vriendelijk klonk?) „Zoo Dick, heb je mij wat te vertellen, jongen ?" En Dick, die vreeselijk tegen dit onderhoud opgezien had, scheen plotseling zijn verlegenheid af te schudden en stak dapper van wal. Hij spaarde zichzelf niet en deed het heele muizenverhaal, dat wij reeds kennen. Er moest dan maar van komen wat wilde. Straf had hij nu eenmaal verdiend en alles was beter dan dat een ander — zelfs in gedachten ! — beschuldigd zou worden van hetgeen hij gedaan had. Meneer Dubbel liet hem rustig uitspreken en dacht onder het verhaal: „De eerlijke oogen van den jongen maken veel goed !" Toen Dick alles verteld had, zei hij: ,,Ik had het al wel zoo'n beetje begrepen, Dick. Ik heb er niet met meneer Planten over gesproken, maar het bewuste boek door een nieuw exemplaar vervangen." Dick rustte niet, voor hij daartoe een gedeelte uit zijn spaarpot had bijgedragen. Den volgenden morgen vóór schooltijd vertelde hij aan ieder, die het hooren wilde, wat een „bovenste-beste" Dubbeltje was. Niemand zou het ooit meer behoeven te wa gen, hem ook maar iets in den weg te leggen, of hij kreeg met hem, Dick de Visser, te doen! Maar ook zonder deze bedreiging beschouwde de geheele derde klas meneer Dubbel van dit oogenblik af als een vriend. En Dubbeltje zelf? Hij verklaarde weldra, dat hij zich geen beter leerlingen wenschen kon dan de jongens uit de derde klas. ,
Zoo had de muizengeschiedenis per slot nog een heel goeden kant!
Rubriek voor de Jeugd. Raadselvriendjes en vriendinnetjes wordt uitdrukkelijk verzocht op de enveloppe te vermelden: Voor de Kinderrubriek.. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017
Manus Melkkan ging Heftig wandefen met een hoogen hoed. Maar toen kwam de wind en blies zijn hoedje aL — Zeg nu maair: Dag hoed'! jammerde de verschrikte Manus, toen hij zijn hoofddeksel over de heg zag wndwijjieo.
Het wais natuurlijk zonde van den Hoed, maar bovendien was Maanus erg bang, dat ihij nu zonder hoed kcra zou vatten. Toen kwam echter Steven Steelpan te hulp. — Ik geloof wel, dat ik u helpen kan, zei h.q en, Manus wilde gaarne vernemen hóe!
— Wel, zei de slimme Steven toen, zet mij op uw hoofd. Ik kom dan gemakkelijker thuis eoi u bent gedekt! Zoo gebeurde het ook en Steven zei ooi -ijk: — Heusch vriend, men ziet het verschil haast niet!
TOCH EEN HOOFDDEKSEL!. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017
1: Boos, Doos, Hoos, Koos, Roos en Toos» 2: A Oma Fiets Amerika Zeist Ako A 3: Achter onzen vijver loopen vijf en vijftig eenden. Prijzen vielen ten deel aan; „Deu-Ned"„Poemie", „Suikersnoetje". Prijzen afhalen aan één der loketten bui ïeau Haagsche Courant op Woensdagmiddag. Daarbij uitsluitend je ware namen opgeven,
OPLOSSINGEN DER RAADSELS.. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017
Met K een huisdier. Met L van hout. Met M voor je voeten. Met R eeai knaagdier. Met V bewaar ik vloeistoffen. Aan welke der metaal. II. naald komt geen staal, nooh anm. medeklinker. deel van een boom. I raadsel van plaatjes. veelal 's nachts. •komen veel in sprookjes voorgetal. voor de naaister, lichaamsdeel, x medeklinker. Horizontaal en vertikaal hetzelfde woord. x XXX xxxxx xxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxx xxxxx XXX Oplossingen en briefjes moeten uiterlijk Woensdagmorgen aan het bureau Haagsche Courant bezorgd zijn. Alles duidelijk »ndertee
NIEUWE RAADSELS. I.. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017
„Suikersnoetje". Nog ziek? Arme schat. Van harte beterschap. Nu, dat ware zeker stoute jongens zeg! Je kan mooi vertellen hoor. „JBlondkrul". Je zal het portretje nu wei nebben he.' Ja, maar op het portretje heeft zij nog geen poliaikopje. Neen hoor, was Loekie boos ? Och arme, en nu moet hij weer goed worden ook hè? Dubbel werk! Veel kusjes van Bepi en groetjes voor Loekie hoor. "Tilly". Arme jij, met zoo'n berg huiswerk! Neen, dat komt door dat school verwisselen hè» Neen, Topsy is een cypersche en dus grij.s_ Sattie, miekie en ploetje, allen de hartelijkst® groeten, ook van Bep. „Cowboy in den dop". Ja, vooral dat wüde beestje zal niet meevallen! En dan dan temmen, en zoo zonder zadel hè? Neen, maar niet doen, blijf maar op den beganen grond hoor. En vooral die bende dolken, geweren en mensen lijken mij zoo onhandelbaar. Zeker minstens een dozijn van elk hè? Dus ik zal maar niet naar Pietje Mertens de GTrrrtrrroote cowboy zoe~ ken ? „Week hart j e". Je bent welkom hoor. Je mag mijn lief raadselvriendinnetje zijn hoor. Dan heb je toch een ware vriendin en vriend hè?. Je ouders zijn toch maar je beste vrienden. „Deu-Ned". Best, dank je. Maar je vacan-. tiepret ging voor hoor. Ja, dat is vast ran dat duimen gekomen. Ja Topsy is nu al gewend. Een cypersch beestje. Ja, ik was veel aan het strand. Ja, een terugtrap-rem is in het eeTst wat vreemd, maar je wendt er gauw aan. Ako was de bedoeling. „Zwartje". Ja, je moest maar boffen hè? Dus toch fijo naar de kermis geweest? Groeten van Bep. „Spring in 't veld". Toch fijn dat je naaij de kermis bent geweest. „Poemie". Van harte gefeliciteerd met vaders verjaardag. Wat een feesten zeg! Dat is fijn werk hè? En leerzaam ook. „Zus". Van harte welkom. Bep is eenigst dochter en Bonzo was mijn poes. Zoo lang je wil. Je raadsels zal ik plaatsen. Overige correspondentie de volgende week Allen hartelijk gegroet door jelui aller XANTE ETTYb
CORRESPONDENTIE.. "Haagsche courant". 's-Gravenhage, 16-09-1932. Geraadpleegd op Delpher op 02-04-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000146917:mpeg21:p017