Er is al weer eenige tijd verloopen sedert tvi, iets vernamen omtrent de werkzaamheden var' de Commissie tot overbrugging van den IJ Ê£ , nabij het Katerveer. Zooals men weet heeft dé commissie zich in Mei 1913 tot den Minister van Waterstaat gewend met- een rekwest, waar bij o. a. werd medegedeeld: a. dat de gemeente Zwolle voor het verleene> van haar subsidie als allereersten eisch stelt dat de brug door den Staat zal moeten worden gelegd, bediend en oriderhouden; b. dat Gedeputeerde Staten van Overijssel alvorens eventueel een voorstel tot het verkenen van subsidie aan de Staten te willen doen zekerheid wenschen omtrent de vraag, of het Rijk al dan niet bereid is met subsidie van belanghebbenden de brug aan te leggen, te bedienen en te onderhouden; c. dat Gedeputeerde Staten van Gelderland o. a. denzelfden eisch stellen, als sub 5 vermeld; dat het onder die omstandigheden voor fe hand ligt-, dat rekwestranten zich thans tot den Minister wenden met het verzoek, van Rijkswege krachtigen steun te verleenen tot verwezenlijking van het plan, hetwelk toch allereerst, als rakende een &an de eischen des tijds beantwoordende verbinding van het Zuiden met het Noorden des Lands, een Rijksbelang mag worden genoemd; en welk rekwest aldus eindigde:' „Redenen, waarom zij zich eerbiedig tot Uwe Excellentie wenden met het verzoek: le. dat Uwe Excellentie aan rekwestranter; mededeele, onder welke voorwaarden Zij bereid is, aan de Staten-Generaal voor te stellen over te gaan tot het aanbrengen der overbrugging en het vervolgens bedienen en onderhouden van de brug; 2e. rekwestranten, immers eenigen hunnei, vooraf in bijzonder gehoor te ontvangen, ter. einde hen in de gelegenheid te stellen, hunne belangen nader aan Uwe Excellentie voor t« dragen." Door de verandering van ministerie heeft de gelegenheid tot audiëntie vermoedelijk vertraging ondergaan, wel wist men dat de zaak bij den Hoofd-Ingenieur in onderzoek was, maar de gevraagde audiëntie was nog niet verleend Dezer dagen is dat echter geschied. De deputatie bestond uit de h.h. mr. J. van Set-ten, I. Themans Jzn., dr. H. Franssen, P. Dorhout Mees C. ter Horst en H. S. Gratama. Nadat de Voorzitter, mr. J. van Setten, deleden der deputatie aan Z. E. had voorgesteld en dank betuigd had voor de verl^nde particuliere audiëntie, gaf eerstgenoemde een overzicht van het door de commissie in dezen van den aanm? af gepraesteerde, waarbij hij niet naliet 's Ministers bijzondere aandacht te vestigen op het door particulieren a fonds perdu beschikbaar stellen van nagenoeg 60 mille; op de (betrekkelijk) groote opofferingen, waartoe de gemeente Zwolle zich bereid had verklaard; op den werkelijk toch middeleeuwschen en in geqpen deele meer aan de eischen van het tegenwoordig verkeer beantwoordenden toestand en op de omstandigheid, dat de overbruggingsplannen zoo geheel lagen in de lijn van die van Z. E. ten aanzien van de groote wegen. Voorts verzuimde hij niet er op te wijzen, dat de commissie zeer zeker de mogelijkheid van uitvoering van 'hst brugplan, zoowel van een technisch als van een financieel standpunt, 'had aangetoond, en eindigde hij zijn betoog met aan te voeren, dat niet alleen met het oog op de beschikking der gemeente Zwolle, maar ook op de besluiten van ® beide colleges van Gedeputeerde Staten de commissie zich thans tot de regeering had te w en j den, dewijl het in dezen toch inderdaad ook we. allereerst een ftyfcsbelang geldt. In 's Ministers antwoord gaf hij' op onomwonden wijze te kennen, dat hij inderdaad zeer veel voor het plan gevoelde; da't de beschikbaarstelling der f 60,000 werkelijk een sprekend getuigenis aflegde van de belangstelling der particulieren; dat hij dan ook in het algemeen volkomen bereid was, verwezenlijking van het pl ar - te helpen bevorderen; dat hij. evenwel niet tot het nemen van het initiatief kon overgaan, a ' vorens een (bereids gevraagd) rapport van den Hoofd-Ingenieur- van den Waterstaat in Overijssel te hebben ontvangen, maar dat in ieder gey a ' de toestand van 's Rijks middelen van dien aard was, dat een voorstel, om van RijkstfeS" tot uitvoering der overbrugging over te ■ niet kan worden verwacht, indien niet, ook de zijde der beide provinciën 'belangrijke s u - diën werden toegezegd en met name ook . * meen te Zwolle meer sprekende blijken van 1 o nomenheid aflegde. Het door de deputatie v gebrachte bezwaar, dat de toezeggingen der P ticulieren slechts golden, indien de tQte* koming der brug vóór 1 Mei 1915 verzekerd werd door Z. E. bejegend met de opmer > dat het op den weg der commissie lag, daar■ verlenging te bekomen, want dat noch ring noch de Tweede Kamer immers zien dergelijke voorwaarde zouden neerlegge ■ De .heeren spraken hun erkentelijkheid voor het in het algemeen^ zeker vangen antwoord, terwyl zij bescheidenlU*
met aandrang verzocht-en, den loop der zaken zooveel mogelijk te bespoedigen. Wij kunnen hieraan nog toevoegen, dat Minister Lely met den „middeleeuwschen toestónd" bijzonder goed bekend moet zijn. Voor een kleine dertig jaar was hij ale ingenieur werkzaam bij het bouwen van de groote schutsluis aan het Katerv eer.