ie luchten gaan open, het leven keert weer, Is Paschen, de bloemen gaan bloeien, )e velden ontwaken in tinten zoo teer, >m straks weer tot volheid te groeien. Ir daalt een belofte opnieuw van omhoog, loo vol van onschatbare waarde, >ie innerlijk steeds weer de harten bewoog, fieuw leven keert weer tot de aarde ! d scheen ook het licht aan den hemel gedoofd, n maanden, vaak stil en vergeten, Vél hem, die ontroerd aan zijn komst heeft geloofd n ’t diepst van zijn innigste weten ! Veer gaat door de schepping de heerlijke drang, )ie ’t schoone uit liefde wil geven, Veer klinkt door de dagen een krachtige zang, )e Paaschzang, het lied van het leven ! ; Is Paschen ! Voor eeuwen omscheen er het licht ien graf, dat zijn schrik had verloren, )e steen lag gewenteld, de dood was gezwicht /oor ’t Wonder, zoo stralend herboren ! in zij, die er treurden, na dagen van druk, )e harten vol droefheid en zorgen, ir bloeide voor hen een onzegbaar geluk n ’t licht van den levenden morgen ! ) Is Paschen ! O, wereld, verward in Uw strijd, Jie steeds weer Uw heil tracht te vinden n alles, wat gij door Uw aardsche beleid, in Uw eindige kracht meent te binden. Jie steeds maar weer spreekt van uw groeiende Vat Uw naam voor een volk zal beduiden, [macht, Staak even Uw arbeid, en luister,... en wacht, t Is Paschen ! De klokken gaan luiden ! ! ’aschen 1938. KROES.
Collectie
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Opregte Steenwijker courant
- Datum
- 15-04-1938
- Editie
- Dag
- Uitgever
- G. Hovens Greve
- Plaats van uitgave
- Steenwijk
- PPN
- 420642331
- Verschijningsperiode
- 1869-1955
- Periode gedigitaliseerd
- Jrg. 1 (5 juli 1869) - jrg. 74, nr. 50 (26 mrt. 1943) - jrg. 74, no. 51 (12 apr. 1945) - jrg. 87, no. 7 (15 juli 1955)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Gemeentearchief Steenwijkerland
- Nummer
- 83
- Jaargang
- 69
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.
Dit kan twee oorzaken hebben:
Probeer het later opnieuw.
PAASCHFEEST.
DAM-RUBRIEK
1*889 Nog een drietal combinaties uit de 33—28 (Holiandsch) opening, en we beginnen dan een volgenu maal met de behandeling van een andere opening. Het is natuurlijk niet doenlijk, alle speelwijzen in de 33—28 opening te geven. Dat is ook onze bedoeling niet. In vogelvlucht verschillende openingen te bezien, en het bizondere, het aparte van elke „manier van openen”, in ons op te nemen en ook te gebruiken is ons streven. Om alles „uit het hoofd” te leeren, is de kwestie niet, hoofdzaak is, dat men weet, wat men moet spelen in een bepaald geval. Wil men alles in de finesses weten, dan raden we het aanschaffen van een of ander damwerkje, hartelijk aan ! 1. 33—28,. 18—23; 2. 39—33, 20—25; 3. 44—39, 32—18; 4. 31—27, 17—21 ?; 5. 27—22, 18X27; 6. 34—30, 25X34; 7. 40X18, 13x22; 8. 28x26, wit wint 1 schijf; dit heet het „kaatsinzetje”. De naam spreekt voor zichzelf. 1. 33—28, 18—22; 2. 38—33, 13—18; 3. 43—38, 9—13; 4. 34—30, 18—23; 5. 30—24, 20X29 (anders slaan komt op het zelfde neer); 6. 33X24, 19X30; 7. 35x24, 22X33; 8. 38X20 ! wit wint 3 stukken, waarvan echter 1 verloren gaat, n.1. sch. 20 (door zwart 4—9 en 10—14), 1. 33—28, 17—21; 2. 31—27, 12—17; 3. 37—31, 21—26 ? ! Wanneer wit nu meent te winnen door 4. 27—21 ? komt hij bedrogen uit, wegens ... 26X37; 5. 21—23 (meerslag) 11—17!; 6. 42X31, 17—22; 7. 28X17, 19x26. Voor onze probleem-inzenders. Probleem No. 6. Auteur: H. M. M. Verbeek.
Zwart 10 schijven op: 7, 13, 15, 16, 18, 19, 20, II, 24, 30. Wit 11 schijven op: 27, 31, 33, 36, 37, 40, 42, 43, 15, 47, 48. Wit speelt en wint. Oplossing van dit vraagstuk geldt voor onze wedtrijd. Oplossingen inzenden voor Donderdag 2i tpril bij de redactie van de Opregte Steenwijker Jourant. In de linkerbovenhoek van de enveloppe iet woord Dammen. Oplossing van probleem 5: wit 46—41 (24X35), '0—44 (40X38), 42x24 (35X46), 26—21 (17x26), 6—31 (26X37), 47—41 (37—42), 48X37. Wit wint loor „vastzetten”.
De terugkeer.
Een Paaschvertelling uit het visschersleven. Grada Wyckman stond in bange afwachting op den uitkijk. Toon, haar man, was met andere visschers in beraad, of zij al dan niet zouden uitvaren. Het weer was niet erg gunstig, maar er scheen beter op komst te zijn. Grada had echter liever, dat Toon thuisbleef. Paschen stond voor de deur en omstreeks deze dagen zou de groote gebeurtenis, waar naar ze zoo verlangend uitzag, plaats hebben. En als Toon dan op zee zou zijn. ... en er kwam eens storm op Grada durfde niet verder te denken. Ze ging met haar werk voort, maar weldra dreef onrust haar weer naar het venster. Daar kwam Toon aan: groot, stevig forsch, en met een opgeruimd gezicht. — We gaan, vrouwke, zei hij. Maar we zijn zeker Zaterdag voor Paschen terug. Zorg1 maar, dat er dan goed wat in den pot is. Een lekker duinkonijntje of zooiets.' — Ik had liever, dat je hier bleef, Toon, waagde Grada. De wind moest eens heviger worden. —Een goede visschersvrouw mag niet bang zijn, schertste hij. — Maar nu, in dit geval, verdedigde Grada zich. Doch ik weet niet, of ik daarin wel ooit een goedé visschersvrouw zal worden. Dat moet ’n beetje in het bloed zitten, denk ik. En in onze familie is niet één visscher. Misschien had je beter gedaan, een meisje uit je eigen dorp te nemen. -— Wil je wel eens zwijgen, lachte Toon. Als je nog eens zoo iets durft te zeggen, dan ga ik en kom nooit meer terug. — En ons kindje ? vroeg Grada uitdagend. Hij kuste haar en zijn ontroering verbergend, ging hij zich voor de uitvaart klaarmaken. ly_
Grada en nog andere visschersvrouwen vergezelden hun mannen naar de haven en toen de botter koers zette naar het Noorden, zwaaiden ze met hun zuidwester ten afscheid. De vrouwen wuifden met haar hand of zakdoek terug. Grada stond eenigszins achteraf alsof zij niet bij die vrouwen behoorde, de vertrekkenden na te staren. Het was haar alsof Toon voor goed wegging. Ze zag bleek en tranen drongen haar naar de oogen. Al kleiner en kleine werd de botter nu leek hij nog maar een stipje, dat zich aan den horizon tusschen water en lucht een weg scheen te banen. Met een zucht wendde Grada het gelaat af. Moedeloos verliet zij de haven. Een der visschersvrouwen, „Moeder Bet” genaamd, voegde zich bij haar, als begreep ze de gemoedsgesteldheid van Grada, en bemoedigde: — Over drie weken zijn ze weer terug, vrouw Wyckman. Je hoeft je niks ongerust te maken. En als je iemand noodig hebt, dan laat je mij maar even roepen. — Ik had gedacht gehoopt begon Grada, dat Toon thuis zou blijven. — Je kent den visscher nog niet, kind. Het water trekt hem, heeft hem in zijn macht. Wij vrouwen uit ’t dorp weten dat. En we mogen hen ook niet verhinderen uit te varen. Neem dit van mij aan, kind: Als de zee roept, moeten wij zwichten. En ook dit mogen wij niet vergeten: het is onze boterham. Maar Grada dacht: had hij nu niet moeten thuisblijven ? Moest hij haar in die moeilijke ure niet bijstaan ? En opeens haar eenzaamheid voelende als iets onoverkomelijks, vroeg ze Moeder Bet of zij mee naar huis ging om een kopje koffie te drinken. Moeder Bet voldeed gaarne aan dit verzoek. Zij had medelijden met de jonge vrouw, die niets van het leven der visschers kende; die uit een andere streek kwam, waar men zich niet bewust was van het gevaar, dat den visschers zoo menigmaal te wachten staat. Zijzelf had al offers aan de zee moeten afstaan. Zij kende de vreeselijke uren van wreede spanning, van pijnlijk wachten, wanneer de storm het
water zoo hoog als torens opwerpt en de golven als met zware hamers tegen de kust beuken en hun kop er tegen te pletter bonken. Zij kende het gevaar, dat de man- ; nen dan liepen en waaraan velen niet ontkwamen. Maar daar sprak Moeder Bet niet over. Zij begon, om Grada af te leiden, over ’ het kindje, dat weldra zijn intrede zou ] doen, en vroeg of zij de wieg en de luier- : mand eens mocht zien. : En Grada, trotsch, toonde haar alles wat ) reeds voor het te verwachten wichtje in \ orde was gebracht. De oude, bevende vingers streelden de ; kleine kleertjes. En Moeder Bet vertelde i over haar eigen leven, en van toen ook zij i haar eerste kindje verwachtte. i — Bart, mijn man, was toen net op zee. ] Maar ik was moedig, al zeg ik het zelf. En ’ ik zat niet te tobben over zijn terugkomst. En toen hij een week later thuiskwam, : stond ik alweer aan de waschkuip. Ik droogde gauw mijn handen af en nam hem ] mee naar de wieg. Ze hadden hem al ver- i teld, dat, het een jongen was, maar toen hij het kind zag, wischte hij toch een paar 1 tranen uit zijn oogen en hij zei: „Bet, dat ï heb je er goed afgebracht”. Maar dat hij al die dagen op zee erg zenuwachtig was ' geweest, dat hoorde ik pas later van hem. < Zoo zijn onze mannen: op het oog onver- ] schillig, maar hun hart klopt altijd voor hun huisgezin. Je zult hetzelfde wel zien 1 als Toon terugkomt en hij zijn kind in de armen neemt. Dat is een oogenblik zóó mooi, dat je het nooit zult kunnen ver- ] geten. Glimlachend luisterde Grada. De oude ] vrouw was tevreden. Ik heb haar zorg ver- < dreven,dacht ze.Nu zal ze de dagen gemak- < kelijker doorkomen. Moeder Bet had goed ( geraden. Grada zag den toestand niet meer s zoo zwaar, zoo donker in. En terwijl ze haar huisje nog eens heelemaal opfrischte, zong t ze nu en dan een liedje. s Af en toe kwam Moeder Bet eens kijken 1 en wist steeds weer een bemoedigend woord ( te vinden, dat Grada, bij een nu en dan j opkomende opwelling van angst moest c troosten. \ — Kindlief, onze mannen zorgen er altijd voor met hooge feestdagen thuis te zijn.
— En als er eens storm komt ? — Dan zorgt onze Lieve Heer er voor. En Grada had weer nieuwen moed, want :oms scheen haar die opnieuw te ontzinken. Het was Stille Zaterdag, de laatste dag /oor Paschen. Het gansche dorp stond op iet strand. Dagenlang had de Zuidwester>torm gewoed en daar de botter geen radio ran boord had en men niets van de benanning wist, werd er voor een ongeluk gevreesd. Moeder Bet, hoe graag ze ook met de mderen op den uitkijk gestaan had, hield Trada, die van angst zat te beven, gezelschap. Maar zelf vond ze weinig aanleiding )m iets tot troost te zeggen. Zij vreesde iet gevaar van den Zuidwester, die al velen /isschers noodlottig was geweest. De orkaan woedde. Vensters en deuren 'ammelden. De beide vrouwen zaten met gevouwen landen en prevelden gebeden, want Moeier Bet had gezegd: Laten we maar bidden. Op het kleine fornuis stond een konijn ;e stoven en een schaal was al' met appelnoes gevuld voor het Paaschmaal. Mistroostig keek Grada er naar. Zou roon zich wel te goed kunnen doen aan leze voor hem zoo heerlijke tractatie ? Sn als hij eens verongelukte ? De storm hield aan, scheen zelfs erger ;e worden. Grada stond plotseling op. —Ik moet naar het strand, zei ze. Ik ïoud het zoo niet langer uit. Dit was hetgeen Moeder Bet gevreesd ïad. Dit wreede schouwspel der zee moest jrada, in den toestand waarin zij verkeerle, bespaard blijven. Haar angst zou te iverweldigend worden, en wie weet welke (evolgen hebben. — Het is geen weer voor je, om er door e gaan, zei ze. Toon zou het me nooit verbeven, je niet thuisgehouden te hebben. Er >estaat trouwens groot gevaar, dat, als je >p den dijk komt, de wind je opneemt en e dan tegen den grond smakt. Het zou inverantwoordelijk zijn, je daar nu te vagen. Gelaten zeeg Grada weer op haar stoel. Moeder Bet begaf zich even naar buiten
en fluisterde met een buurvrouw. — Er is een schip in nood, vertelde deze. Men denkt, dat het de botter is. De reddingsbrigade is er al op uitgetrokken. Moeder Bet sloeg haar oogen ten hemel en sloot de deur. ;— De wind is wat verminderd, jokte ze. Misschien gaat-ie wel heelemaal liggen en. komen onze mannen in de vroegte thuis. Grada zei geen woord. Ze zat te rillen en te beven en aldoor maar naar den storm te luisteren. — Kom, kind, maak je nu niet zoo van streek, zei Moeder Bet, haar op den schouder kloppend. Zet liever een sterk bakje voor ons, dat zal ons goed doen. En terwijl beiden een kop troost gebruikten, werd de deur opengeworpen en Toon Wyckman stond, hoewel er zeer vermoeid uitziende, met een lachend gezicht voor hen. Moeder Bet en Grada vlogen verblijd op. — Allen weer thuis, stelde hij Moeder Bet gauw weer gerust. Eenige uren later was Toon vader van een flinken jongen. De storm was bedaard. De zon scheen. Vroolijk klaterde het gegalm der Paaschklokken over het thans rustige visschersdorp, dat dagenlang in de grootste spanning en angst verkeerd had. Toon Wyckman bracht zijn stamhouder voor het licht en bewonderde hem. En precies zooals de man van Moeder Bet eens had gezegd, zei Toon tot Grada: — Dat heb ;e er goed af gebracht. Grada glimlachte en nam het beeld van den vader met zijn zoontje in zich op. Dat was iets om nooit te vergeten, zooals Moeder Bet zei: „Zoo mooi ” Maar even huiverde zij nog die lange, bange dagen Doch nu was het een heerlijk Paaschfeest: Toon behouden thuis hun kindje Nu niet meer aan den storm denken > Boekdrukkerij G. Hovena Grêve, Steenwij»
LANDBOUW VEETEELI
Het vroege voorjaar en onze graslanden. We hebben allen kunnen zien, dat onze graslanden in de algemeen vroege ontwikkeling van dit zachte voorjaar deelen. Het gras groeit weer en hier en daar zeer snel. Geen wonder, dat bij menig veehouder de vraag rijst: Wat moet ik straks met het jonge gras aanvangen ? Algemeen raakt men overtuigd, dat men gras niet „oud” mag laten worden. Het wordt daardoor als veevoeder minder waard. Welke wegen staan dan open ? In de eerste plaats kan voorgeweid worden en dan daarna kuilen of hooien. Al op verschillende plaatsen zien we het jonge vee buiten, heel vaak in land, dat men later wil hooien. Hier wordt dus feitelijk voorgeweid en men kan daardoor een zeer vroege maaiïng voorkomen. Ook het voorweiden met melkvee kan plaats hebben, al heeft deze methode speciaal voor hoogere gronden bezwaren: Het melkvee komt later buiten dan het jongvee. Het gevolg hiervan , is, dat een door melkkoeien voorgeweid stuk half Mei of later pas „klaar” gemaakt kan worden voor ’t leveren van een hooi- of kuiloogst. Treffen we dan een droge periode — wat nog al eens voorkomt — dan zal de ontwikkeling van het voorgeweide land — spe-
ciaa 1de meer hoogere stukken — veel te wenschen overlaten. We willen er hier ook nog op wijzen, dat men zeer vroege perceelen ook kan gebruiken om ze op stal op te voeren. Natuurlijk is deze methode werkzaam, maar daarnaast biedt ze voordeelen, waarop we later eens terug hopen te komen. Voor niet al te groote bedrijven, met niet te ongunstige ligging voor het land ten opzichte van de boerderij lijkt ons deze manier minstens beproevingswaardig. De lezer zal terecht mogen vragen, waarom we niet direct kwamen met de raad om het jonge gras te gaan kuilen. We geven direct toe, dat er bij de tegenwoordige stand van zaken op menig bedrijf gekuild zal moeten worden, omdat het jonge gras niet tijdig door het vee geconsumeerd kan worden en de tijd voor hooiwinning nog niet is aangebroken. We hebben alleen willen aangeven, hoe men het „oogsten” van het gras doelmatig kan verlaten. Want we achten het winnen van een voorraad goed hooi nog steeds zeer aanbevelingswaardig — zoo niet noodzakelijk. — Daarnaast kan een gepaste hoeveelheid kuilvoer zeer groote waarde hebben, vooral voor degenen, die geen bieten kunnen verbouwen. Over ’t algemeen is men in zuivelkringen niet erg met dat inkuilen ingenomen. In Zwitserland is zelfs de bereiding van kuilvoer verboden. We gelooven niet, dat men in Holland tot dit verbod zal komen. Het kuilen schept nu eenmaal de mogelijkheid, om een groote hoeveelheid veevoeder te conserveeren op tijdstippen, waarop niet gehooid kan worden. Als het kuilen met oordeel geschiedt en bovendien op het juiste tijdstip, krijgt men bovendien voer Van zeer goede kwaliteit, dat dooide dieren gaarne opgenomen wordt. Bovendien hebben proeven bewezen, dat aan de bezwaren van de zuivel heel wat tegemoet gekomen kan worden,
door de manier, waarop het kuilvoer wordt toegediend. Het is o.l. dan ook niet meer dan welbegrepen zelfbelang, dat elke veehouder tracht het kuilvoer op de juiste manier toe te dienen en daarbij bepaalde voorschriften te volgen. — Allicht komt nu de vraag naar voren, welke methode men bij het kuilen zal volgen. In de practijk is men ’t daar nog niet over eens, al wint misschien de meening veld, dat de z.g.n. Finsche methode totnogtoe de beste is. We willen hier deze week daarom wijzen op wat de heer Addens, Kijkslandbouwconsulent voor Gelderland, schreef over de Finsche methode in het Nederlandsche Landbouwweekblad van 25 Maart j.1.: „Als het grootste voordeel van de Finsche methode wordt vaak aangegeven, dat de verliezen aan voedende bestanddeelen, vooral aan eiwitachtige stoffen, zooveel geringer zijn. Bij de tegenwoordige prijsverhoudingen staat het absoluut vast, dat de geringe extra-kosten, die het werken volgens de Finsche methode vraagt, dubbel en dwars worden goedgemaakt door hetgeen men op den aankoop van krachtvoeder kan besparen. Verder staat nu wel voldoende vast, dat de Finsche methode zeer bedrijfszeker is. Wanneer men deze methode volgt, zooals is voorgeschreven, behoeven mislukkingen practisch niet voor te komen. Dit is een zeer groote voorsprong zoowel op het kuilen volgens de oude methode als op het hooien. Voorts staat vast, dat het volgens de Finsche methode bereide persvoeder door het vee zeer gaarne wordt gegeten en dat het vee het daarop in alle opzichten uitstekend doet. Voor de zandboeren zegt de ervaring van enkele collega’s, dat hun koelen bij overgang van knollen op Finsch graskuilvoer niet in melkgift achteruit gingen, allicht wel iets. Voor zuivere grasboeren is allicht deze ervaring van één van hun collega’s van belang, dat toen hij de helft van het Finsche kuilvoer verving door Hollandsche kuil, zijn koeien gem. 2 liter melk per dag minder gingen geven; toen weer volledig Finsch voeder werd verstrekt, herstelde de melkgift zich onmiddellijk. Voor alle veehouders zal het van beteekenis zijn te weten, dat op een rantsoen van ± 25 kg Finsch kuilvoeder, aangevuld met ± 10 kg bieten en 5 a 6 kg goed hooi reeds eenige winters op meerdere stallen een melkgift wordt verkregen van 10 a 12 liter per dag, söms zelfs nog hooger, terwijl de dieren in uitstekende conditie blijven. Van niet te onderschatten belang is voorts, vooral in dezen tijd van zware concurrentie, dat het Finsche kuilvoeder, mits volgens de voorschriften bereid en gevoederd, volgens ervaring van verschillende boeren een gunstigen invloed heeft op de kwaliteit van de m e 1 k en van de boter. De melk heeft dezelfde kleur als melk uit de weide, de boter maakt in alle opzichten den indruk van grasboter. Ook de kaas is, naar verschillende zelfkazende boeren mij verzekerden, zeer goed; W'ordt deze bij hooge temperatuur bewaard, dan loopt men echter de kans dat zij gebreken gaat vertoonen. Daarom is het gebruik van Finsch kuilvoer — en van kuilvoeder in het algemeen — niet aan te raden in den tijd dat kaas wordt gemaakt die wordt opgelegd. Goed bereid Finsch kuilvoeder heeft een frischzuren aangenamen geur, in tegenstelling dus met het Hojlandsche kuilvoeder, waarvan de geur als regel nu niet bepaald aangenaam aandoet. Een onaangename geur en ook een afwijkende smaak zijn bij het gebruik van Finsch kuilvoeder dus niet te verwachten, noch voor de melk, noch voor de daaruit bereide producten. Verschillende directeuren van zuivelfabrieken in Friesland moedigen dan ook reeds voor de bereiding van kuilvoeder het gebruik van de Finsche methode sterk aan. De boeren, die zich deze betrekkelijk geringe uitgave kunnen veroorloven, bouwen één of meer silo’s voor de bewaring van het gras. Dit voorjaar worden er in ons land weer honderden silo’s bijgebouwd; wel een bewijs dus, dat ook dit goed voldoet. De Finsche methode berust hierop, dat men door toevoeging van zuur aan het in te kuilen materiaal schadelijke omzettingen en daardoor verlies aan voedende bestanddeelen zooveel mogelijk tegengaat. Dit zuur nu heeft al heel wat tongen in beweging gebracht. Men zag allerhande bezwaren en mat die breed uit. Gelukkig zijn er echter in ons vaderland vele boeren, die er anders over denken en die het nieuwe, wanneer het van deskundige zijde wordt aanbevolen, willen probeeren. Deze voortrekkers nu, waarvan meerderen reeds 3 of 4 winters achtereen 20 a 30 kg Finsch kuilvoeder per koe per dag hebben gevoederd, hebben daarvan nog in het geheel geen spijt en zijn zonder uitzondering van plan daarmede ook in de toekomst door te 'gaan. Hun koeien zijn niet ziek geworden of verzwakt, de kalveren zijn niet kleiner of fijner dan voorheen, hun veestapel heeft ’t mond- en klauwzer niet eerder gekregen of daaraan meer geleden dan van hun buren. Integendeel de dieren zijn, behoudens enkele normale naweeën van ’t monden klauwzeer, in uitstekende conditie ; ze geven melk zooveel als men kan verlangen; het jongvee groeit voorspoedig op; het vee is dus in geen enkel opzicht „verzuurd”. De pioniers kijken zelf ook heelemaal niet zuur, doch zijn zeer tevreden over de resultaten.” St. Gr.
Blokzijl en het nieuwe land.
Hoopvolle verwachtingen. De nieuwe verbindingen te land en te water.
(Van onzen bijzonderen correspondent). Blokzijl, dat eens in vroeger tijd zijn welvaart dankte aan de zee, hoopt thans iets van deze vroegere welvaart terug te krijgen nu het de zee voor altijd zal moeten missen. - - - - Terwijl de omtrekken van den wordenden NoordOostpolder zich elke dag verder op de grijze watervlakte van het IJsselmeer afteekenen maken de oude kustplaatsjes zich op om de kans, die het nieuwe land hun biedt, zich weer iets uit hun toestand van doode stadjes aan het IJsselmeer op te heffen, zoo goed mogelijk te benutten. En als er één plaatsje is, dat hunkerend uitziet naar den komenden polder, dan is het wel Blokzijl, dat sinds het voor enkele jaren terug in Loos’ houtbedrijf zijn eenige groot-industrie verloor, een kwijnend bestaan leidt. En dat er inderdaad voor Blokzijl in de toekomst een taak weggelegd kan zijn met het oog op den polder bleek ons dezer dagen in een gesprek dat we met een vooraanstaand persoon ter plaatse móchten hebben. Op onze vraag of de ontworpen verbindingswegen van Blokzijl met het nieuwe land geacht mochten worden te voldoen aan de Blokzijliger verlangens daaromtrent, deelde men ons het volgende mede. Wat de verbinding te water betreft, die tot stand gebracht zal worden door een kanaal van de haven van Blokzijl naar het uitwateringskanaal van het gemaal aan de Ettenlandsche kolk, toonde men zich ten volle tevreden. Door den aanleg van dit kanaal gaat Blokzijl zelf a.h.w. deel uitmaken van den polder en schepen met bestemming voor het N.O. deel van den polder behoeven nu niet door de Voorstsluis den polder binnen te gaan maar kunnen opvaren tot aan Blokzijl en daar eventueel lossen of laden. En in verband hiermee krijgt Blokzijl kans zich als aan- en afvoerhaven voor een belangrijk deel van den polder te ontwikkelen. De verbinding te land. Minder enthousiast liet men zich echter over de verbindingen te land uit. Zoo men weet zal hierin voorzien worden door den aanleg van een geheel nieuwen weg Steenwijk—Blokzijl en het op het provinciaal wegenplan plaatsen van het deel Zwartsluis—Blokzijl van den weg Zwolle—Blokzijl. In verband hiermede brengen we de mededeeling op de laatste vergadering van het Ver. College van het Waterschap Vollenhove in herinnering, volgens welke de weg Blokzijl—Kuinre op het tertiaire wegenplan is geplaatst en dat eerlang met dezen weg begonnen zal worden. Van niet minder belang, en dat dan voor de geheele streek, was wat men ons meedeelde over de toegangswegen tot den polder in ’t algemeen. Er wordt n.1. nu reeds voorzien dat tegen den tijd dat de polder droog zal komen te vallen de provincie de toegangswegen tot het nieuwe land nog bij lange na niet gereed zal hebben. En dit heeft tot
run woonplaats een voorsprong zouden hebben bij arbeiders van elders, deze voorsprong zullen verliezen omdat men over zal moeten gaan tot het in ien polder zelf in barakken onderbrengen van de arbeiders en het er dan niet toe doet waar ze vandaan komen. Om nu nog even op Blokzijl’s wegverbindingen terug te komen, van heel groot belang voor deze plaats is de ontworpen weg naar Steenwijk. Dit niet alleen in verband met den N.O. polder maar nok met de inpolderingen in het Land van Vollenhove, die door dezen weg doorsneden worden. En het voornemen van Ged. Staten om Blokzijl met aangrenzende deelen van Ambt-Vollenhove, Giethoorn en Steenwijkerwold te vergrooten zal van des te meer beteekenis voor de plaats zijn, wanneer zij een goede wegverbinding met dit gebied heeft. Wanneer deze weg tot stand mag komen, de regeering heeft aan het betreffende wegenplan haar sanctie nog niet verleend, is er aan een belangrijke voorwaarde voor een toekomstige, gunstige ontwikkeling van Blokzijl voldaan. De werken bij Blokzijl. Wat de aanvang van de werken bij Blokzijl betreft, hiervan zal van ’t jaar nog wel niets komen. Wel bestaat het plan ten Zuiden van Vollenhove reeds een aanvang met het randkanaal te maken en men heeft juist dezer dagen kunnen lezen, dat in Mei het maken van een gedeelte dijk, geulen enz. bij Kadoelen aanbesteed zal worden. Het kanaal naar Blokzijl zal dan vermoedelijk in de loop van 1939 gegraven worden. In hetzelfde jaar hoopt men den ringdijk van den polder gesloten te krijgen zoodat in 1940 met het droogmaken kan worden begonnen. En hoewel het dan nog wel enkele jaren zal duren voor een deel van het land in cultuur gebracht is en deel gaat nemen aan het economisch leven van land en streek, toch worden er thans reeds door enkelen maatregelen getroffen om als het eenmaal zoover is, gereed te zijn. Zoo zijn er bij het gemeentebestuur van Blokzijl reeds informaties ingewonnen omtrent het vestigen van een industrie in verband met den N.O. polder. En dat de gemeente ook zelf niet stil zit, mag blijken uit de ingediende concessie-aanvraag voor een busdienst Steenwijk—Blokzijl—Urk via het centrum van de polder. Deze aanvraag moest door omstandigheden weer ingetrokken worden, maar wij twijfelen er niet aan, dat de betrokken busdienst in de toekomst tot stand zal komen. En wanneer wij tenslotte de mogelijkheden, die Blokzijl door ,de inpoldering geboden worden, nog eens overzien lijkt het ons inderdaad toe dat deze hoopvolle perspectieven bieden, want èn door z’n ligging èn door de ontworpen wegen neemt het ten opzichte van den polder een sterke positie in. Precies midden voor den polder:, met een goede wegverbinding met Zwolle en een naar Steenwijk en via Steenwijk naar Groningen, met een randkanaal, dat de plaats waarschijnlijk tot in- en uitvoerhaven voor een groot deel van de polder zal maken, neemt de plaats inderdaad eenigsfcins een sleutelpositie ten opzichte van de polder in. En wanneer hiervan voldoende profijt getrokken wordt kan Blokzijl de toekomst hoopvol tegemoet
Advertentie
Sproeten komen vroeg in het voorjaar, koop tijdig een pot Sprutol. Bij alle Drogisten.
Hoofdpijn. indigestie en rheu matische rugpijnen.
Al haar klachten in korten tijd verdwenen. „Vele jaren leed ik aan hoofdpijn, indigestie en rheumatische rugpijn, tot ik 1'/, jaar geleden er toe overging Kruschen Balts te gaan gebruiken. Reeds na eenige maanden bemerkte ik een belangrijke verbetaring, terwijl nu al mijn klachten zoo goea als geheel zijn verdwenen. Ik ben in die l‘/2 jaar een heel ander mensch geworden.” Mej. W. D. te R. Deze dame koos het juiste middel om haar klachten te bestrijden. Kruschen Salts reinigt nl. Uw lichaam van alle schadelijke stoffen, terwijl Uw afvoerorganen worden aangespoord tot betere en geregelde werking, waardoor U er van verzekerd zijt. dat zich geen afvalstoffen meer kunnen ophoopen en Uw klachten voorgoed verdwenen zijn. Kruschen Salts is verkrijgbaar bij alle apothekers en erkende drogisten & f 0.40, f 0.75 en f 1.60 per flacon. Let op, dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de buitenverpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij A’dara voorkomt. (Adv.)
VOOR f 5000 RIET VERBRAND.
uiii.'.LUiymiuucLy xt> eexx o-tax suxxexvexx xitXL, siaanue >p een weiland van den veehouder A. d. B. nabij 3e Lepelaar te Muiden, in brand geraakt en geheel n vlammen opgegaan. Dit,riet, dat afkomstig is jit de Naardermeer, was voor rekening van den xeer L. de Pater te Nieuwkoop, op het vorengeïoemde weiland tijdelijk opgeslagen, alvorens het ,'erder geëxpedieerd zou worden. Terwijl eenige arjeiders nog aan het schaften waren, is een hunner veer aan het werk gegaan, en daarbij heeft hij ;en pijp gerookt. Blijkbaar zijn vonken uit die pijp n het riet terecht gekomen; in ongelooflijk korten :ijd breidde het vuur zich uit over drie groote ichelven riet. De vlammen sloegen hoog op. De Muider brandweer werd gealarmeerd en ondertusschen gingen ie ter plaatse aanwezige mannen met alle macht aan het werk, om een sleuf te maken, waardoor ie vierde schelf riet afgescheiden werd van de drie, welke reeds in brand stonden. Waren de vlammen op de vierde schelf overgeslagen, dan zou de, vlak oij staande boerderij van A. d. B. eveneens door het vuur zijn aangetast. Zulks is echter, eendeels ioor den gunstigen wind en verder door het blusschingswerk van de Muider brandweer, voorkomen sunnen worden. Drie schelven riet, waarbij ook z,g. stucadoorriet was, zijn geheel verbrand; de schade wordt op f 5000 geraamd. Het riet was tegen brandgevaar verzekerd. De rijksveldwachter van Muiden heeft tegen den arbeider C. H. van Naarden, die met een brandende pijp temidden van de rietschelven gewerkt had, proces-verbaal opgemaakt.
PAASCHMORGEN.
Ze waren reeds jaren gescheiden, Een hard en onvriendelijk woord Had innige banden verbroken En veel in hun leven verstoord. Ze schreven niet meer aan elkander, Ze schoven zoo heel veel opzij, De een vroeg niet meer naar den ander, Zoo gingen de maanden voorbij. En tóch, daar was iets in hun harten, Dat altijd in stilte nog bleef, Iets, wat er de hand van de liefde Voorgoed in hun levensboek schreef. Dat konden ze nimmer vergeten, Dat kwam steeds terug in hun geest Gelukkige dagen van vroeger, Toen alles zoo goed was geweest ! En altijd weer tegen de Paschen Rees ’t beeld uit een zonnige jeugd, Een moeder,... een lied in den morgen, Een kamer vol zonnige vreugd. Paaschmorgen ! Vol licht en nieuw leven, Zoo wijd over ’t wachtende land, Een jongen,... een lach in zijn oogen, Met bloemen geklemd In zijn hand ! En weer was het Paschen geworden, Toen is er het wonder geschied, ’t Werd licht in twee zoekende harten, Weer zong er de liefde haar lied ! Daar kierde de kamerdeur open, De morgenzon gleed langs den wand, Daar stond weer haar jongen,... als vroeger, Met bloemen geklemd in zijn hand ! Ze spraken niet veel tot elkander, Ze keken elkander eens aan, Toen is een nieuw lied van het leven Door ’t diepst van hun harten gegaan 1 En buiten daar luidden de klokken Hun Paaschgroet met juichenden klank, Stil brachten een zoon en een moeder Ontroerd aan het Paaschfeest hun dank ! ! ’aschen 1938. KROES.