De pijl geelt aan de richting naar liet Thrianta-Serrelü
Collectie
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Provinciale Drentsche en Asser courant
- Datum
- 30-08-1930
- Editie
- Dag
- Uitgever
- Van Gorcum
- Plaats van uitgave
- Assen
- PPN
- 398540756
- Verschijningsperiode
- 1851-1962
- Periode gedigitaliseerd
- 2 juli 1870-30 december 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Drents Archief
- Nummer
- 204
- Jaargang
- 107
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.
Dit kan twee oorzaken hebben:
Probeer het later opnieuw.
THRIANTA.1930 KAART.VAN. ASSEN
Raadsvergaderingen. COEVORDEN.
Vergadering van den Raad der gemeente Coevorden op Maandag 25 Augustus 1030, namiddags 5 uu. Aanwezig alle leden. Voorzitter de burgemeester de heer A. Gautier ; Secretaris de heer A. Bruintjes. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan de orde : le. Vaststelling notulen der vorige twee vergaderingen. Deze notulen worden ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. 2. Aanbieding rekeningen 1929. Tot leden der commissie voor het nazien dezer rekeningen worden door den voorzitter benoemd de lieeren Donker, Klingenberg en Pieters, die deze benoeming aannemen. 3. Aanbieding begrootingen 1931. 4. Voorstel van B. en W. tot vaststelling van een verordening, houdende verbod tot het betreden van taluds
en bermen van het Picardiekanaal voor het zwemmen en baden in dat kanaal. B. en W. merken op, dat een der voorwaarden, waaronder van Gedeputeerde Staten van Overijssel vergunning is verkregen om in het Picardiekanaal een- zweminrichting te bouwen, is, dat bij gemeentelijke strafverordening moet worden verboden, van de taluds en onderbermen van dat kanaal voor baden en zwemmen gebruik te maken buiten voormelde zweminrichting. De verordening, welke B. en W. aanbieden, luidt als volgt : Artikel 1. Het is verboden van de taluds en de onderbermen van het Picardiekanaal in de gemeente Coevorden voor baden of zwemmen gebruik te maken, tenzij men die door den ingang van de gemeentelijke zweminrichting bij dat kanaal aanwezig heeft bereikt. Artikel 2. In bijzondere gevallen kan door B. en W., onder door hen te stellen voorwaarden, ontheffing van het verbod in artikel 1 omschreven worden verleend. Artikel 3. Overtreding van deze verordening zal worden gestraft met een geldboete van hoogstens vijf-en-twintig gulden of een hechtenis van ten hoogste 6 dagen. De heer KUIPERS vindt het niet juist, dat indertijd niet direct in den Raad is bekend gemaakt, dat Gedep. Staten van Overijssel bij het verleenen van vergunning tot den bouw eener zweminrichting bedongen hebben, dat een verordening als thans door B. en W. in concept
wordt aangeboden, moest worden in het leven geroepen. Wellicht was deze mededeeling dan van invloed geweest op de houding, welke de raadsleden of een gedeelte daarvan tegenover den bouw hebben aangenomen. De VOORZITTER heistert zich niet precies hoe de kwestie in elkaSr ïït, maar zou dit wel even kunnen nagaan uit de gewisselde stukken. Spr. kan zich indenken, dat de huurders zich er aan ergeren, dat het gras op de bermen wordt platgetrapt. Het zwemmen is dan ook niet verboden, maar men mag voor dat doel de bermen en taluds niet betreden. De heer KUIPERS : „Niet iedereen kan een boot huren." De heer LAMBERS zegt, dat wanneer Ged. Staten van Overijssel deze voorwaarde hebben gesteld er wel niets anders te doen valt als haar na te komen. Aangezien het Picardiekanaal echter de geschiktste plaats is om te zwemmen, daar valt dit verbod te betreuren, aangezien men thans wellicht zal gaan baden en zwemmen op plaatsen en in water, dat nadeelig is voor de gezondheid. De heer DONKER constateert, dat uit het prae-advies blijkt, dat B. en W. van dezen eisch op de hoogte waren. We zullen er ons echter wel niet tegen kunnen verzetten, maar spr. betreurt het, dat door dit verbod weer een groot gedeelte der arbeiders gedupeerd wordt. Wethouder ZILVERBERG ontkent dit en merkt op, dat een dergelijk verbod ook zou zijn uitgevaardigd wanneer er geen badinrichting was gebouwd. De heer DONKER heeft den indruk gekregen,
dat het verbod is afgekomen omdat er nu een behoorlijke zwemgelegenheid is. Spr. kan echter verkeerd gelezen hebben, maar een ander ook. Er zijn arbeiders, wier eergevoel zich er tegen verzet gebruik te maken van de geboden gelegenheid tot gratis zwemmen. Daarom stelt spr. voor, dat B. en W. eens met het bestuur der zweminrichting overleg plegen om de mogelijkheid van verlaging van het lidmaatschap voor bepaalde 'groepen arbeiders lager te stellen eens onder oogen te zien, want een bedrag van drie gulden is voor velen nog bezwaarlijk. Als Gedeputeerde Staten het verlangen, aldus de heer HEMEL, dan kunnen we wel wat tegenspartelen, maar tenslotte moeten we toch toestemmen. Spr. is echter bang, dat zich met betrekking tot de controle moeilijkhedgni zullen voordoen. De heer AHLERS zegt. dat wanneer het zwemmen buiten de zweminrichting wordt verboden, zulks ook verboden is in de zweminrichting. Gaat men zich echter in Duitschland ontkleeden en zwemt men naar de badinrichting, dan is daartegen niets te doen. De VOORZITTER antwoordt, dat B. en W. het zwemmen ook niet willen verbieden en wie zich in Duitschland ontkleedt kan gerust in het Picardiekanaal zwemmen. Hierna stelt spr. voor over te gaan tot artikelsgewijze behandeling der verordening. Bij artikel I merkt de heer AHLERS op, dat hij zal tegen stemmen, hij wil ieder vrij laten. Artikel II. De heer DONKER vraagt wat hier wordt bedoeld met „bijzondere gevallen". De heer TIEMENS vraagt of hier misschien gedacht moet worden aan hengelaars. De'VOORZITTER antwoordt, dat hier waarschijnlijk gedacht is aan zwemdemonslraties en dergelijke. In de oogen van den heer AHLERS is dit een zeer moeilijk artikel. Wanneer je den een iets verbiedt, dan moet je het ook een ander verbieden, want wanneer B. en W. aan verschillende menschen ontheffing verleenen dan is het een artikel van „lik me het vestje". De VOORZITTER wijst er op, dat een dergelijke restrictie in vrijwel iedere verordening gemaakt wordt en herinnert er aan, dat B. en W. aan den Raad verantwoording verschuldigd zijn.
Evenals het vorige wordt ook dit artikel aangenomen met alleen de heer Ahlers als tegenstemmer. Artikel III wordt aangenomen, waarbij de heer Ahlers tegen stemt. De heer DONKER zegt, dat hij nog geen antwoord heeft gekregen op z'n vraag of B. en W. genegen zijn met het bestuur der badinrichting te praten over tariefverlaging. De VOORZITTER antwoordt, dat het col-* lege daartoe gaarne bereid is. 5. Behandeling van een aanvrage van het Geref. Schoolbestuur om een vergoeding ingevolge art. 72 der Lager Onderwijswet. In de vergadering van 11 Juni j.1. werd in handen van B. en W. gesteld een verzoekschrift van het bestuur der Vereeniging voor Gereformeerd Onderwijs alhier d.d. 2 Juni 1930, om ten behoeve van zijn school voor Jager onderwijs, krachtens artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920, als gevolg van veranderingen in het leerplan van de school een bedrag toe te staan van f 490.83. „Uit een door ons ingesteld onderzoek is gebleken", aldus B. en W., „dat in de bijlage, die ter toelichting aan het verzoekschrift is toegevoegd 22 posten voorkomen tot een totaal bedrag van f341.23, die reeds zijn opgenomen in de rekening over de jaren 1925, 1926 en 1927, overgelegd ter verantwoording der uitgaven ingevolge art. 101 der wet, welke rekening is vastgesteld bij raadsbesluit van 9 April 1930, waartegen geen beroep is ingesteld ; dat bovendien in die opgave twee posten voorkomen respectievlijk groot f 4.90 en f 23.90, totaal alzoo f28.80, waarvan reeds f 16.86 in de rekening over 1927 voor het uitgebreid lager onderwijs is verantwoord ; dat naar onze meening voormelde uitgaven niet opnieuw in het geding kunnen worden gebracht, als zijnde dit administratief onjuist ; dat het schoolbestuur alzoo alleen aanspraak kan maken op uitkeering voor aanschaffing van nieuwe leermiddelen tot een bedrag van f 149.60, op de voormelde bijlage gespecificeerd in de laatste 16 posten."
De minderheid van het college is evenwel van meening, dat de late aanvrage voort> loeit uit oorzaken geheel liggende buiten de macht van het schoolbestuur en is van oordeel, dat in geen enkel opzicht deze aanvrage ui strijd is mét de wet van 1920. Genoemde wet belichaamt het beginsel van financieele "elijkstelling. Ze eischt juist inwilliging van" het gevraagde. Bovendien heeft het bestuur van deze Schoolvereniging meermalen bewezen, speciaal inzake eenmansbanken voor zijn u. L school, dat het een open oog heeft voor dé belangen van de gemeentekas. De meerderheid handhaaft echter haar standpunt en adviseert den Raad alzoo, als beschikking op het verzoekschrift van voormeld schoolbestuur te besluiten, op grond van artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920 voor de aanschaffing van nieuwe leermiddelen noodig voo» de verandering van het leerplan van de School van die vereeniging uit de gemeentekas toe te staan een bedrag van f 149.60. Namens B. en W. maakt de VOORZITTER de opmerking, dat het voor het college niet in de allereerste plaats gaat om het bedrag, als we! om de administratieve onjuistheid der aanvraag. Met dit prae-advies willen B. en W. de mogelijkheid scheppen voor een bindende uitspraak van de Kroon. De heer AHLERS zegt, dat als de christelijke scholen meer gebruiken dan de openbare, dal niet vergoed wordt, terwijl ze er geen voordeel bij hebben wanneer ze minder gebruiken. De heer TIEMENS is het grootendeels een® met wat de heer Ahlers naar voren heeft gebracht. Toen spr. het prae-advies las, dacht hij je kunt het eens zijn met de meerderheid of met de minderheid in B. en W. Voor beide standpunten is wat te zeggen. De rekening loopt over de jaren 1925, '26 cn '27. Nu zegt de wet, dat de chr. scholen worden uitbetaald naar de openbare, waartegen op zich zelf geen bezwaar bestaat. Echter kan het voorkomen, dat de openbare school, b.v. doordat er weinig mutaties plaats hebben onder het personeel, bijzonder zuinig beheerd kan worden, waardoor dan de chr. scholen, zonder buitensporige uitgaven te doen, in het gedrang komen. Wethouder ZILVERBERG vindt het niet aardig, dat de heer Van Doornum het voorstelt, alsof de meerderheid van B. en W. ei tegen is gelden toe te staan aan de Bijzondere Scholen. Dit is onjuist. B. en W. hebben de wettelijke bepalingen altijd loyaa' uitgevoerd. Het gaat hier echter om een administratieve kwestie. Mocht men deze zoo en bagatelle behandelen, dan zou het verstandiger zijn de ambtenaren, die aan hei controleeren van rekeningen steeds veel moeite en tijd besteden, vrijaf te geven. We willen het geld graag geven, maar weten niet of we het mogen doen; daarom moei het door een hoogere instantie worden uitgemaakt. Ook de VOORZITTER betreurt het, dat de woorden van Wethouder van Doornum, al heeft hij zich voorzichtig uitgedrukt, er op kunnen duiden, alsof er bij de meerderheid van B. en W. een zekere tegenzin zou bestaan het Bijzonder Onderwijs aan z'n recht te helpen. Dat dit inderdaad niet zoo is, hebben B. en W. meermalen bewezen, Wat de zaak zelf betreft, merkt spr. op, dat de conti ole der rekeningen van de Bijzondere Scholen weken vereischt en het zou op de ambtenaren, die ook slechts menschen zijn, een zeer onpleizierigen indruk maken, wanneer er zoo weinig waarde gehecht wordt aan het administratieve gedeelte en dat de Raad uitsluitend zeilt oj het kompas van utiliteit. Noch bij Wethouder Zilverberg, noch bij spr. heeft ook maat de geringste twijfel bestaan omtrent de goede trouw van het schoolbestuur, maar hierom gaat het in 't geheel niet. Spr. dringt aan op aanneming van het prae-advies, omdat anders de deur geopend wordt voor allerlei moeilijkheden. Spr. erkent gaarne de dikwijls moeilijke positie van het schoolbestuur. De vrees van den heer Tiemens, dat het schoolbestuur royaal zou worden, kan spr. niet deelen, daarvoor heeft hij een te goeden dunk van het gezond verstand en het zuinigheidsbegrip van dit college. t)e heer TIEMENS heeft er geen moment aan gedacht dat het de bedoeling is geweest het Bijzonder Onderwijs dwars te zitten. Het is een feit, dat er administratief
iets hapert. Spr. wilde alleen wijzen op de onbillijkheid. Dat de ambtenaren mindsi accuraat zullen worden, daarvoor is spr niet bang. Wethouder ZILVERBERG: „Accuratesse ts dan immers niet meer noodig". De heer TIEMENS gaat voort en zegt het in het belang van de gemeente te achten de aanvrage in te willigen. De heer HEMEL vestigt er nog eens uitdrukkelijk de aandacht op, dat men goed moet onderscheiden waarom het hier gaat, hetgeen z. i. de heer Tiemens niet doei. Men mag toch wel eens uitgemaakt zien, oi posten, die reeds op een rekening hebben gestaan, langs anderen weg kunnen worden geincasseerd. Wordt in hoogere instantie uitgemaakt, dat dit geoorloofd is, dan is het den Raad goed. Het Bijzonder Onderwijs heeft zich aan zijn verplichtingen te houden, maar het is spr. even lief als het openbare. Er wordt over deze aangelegenheid nog eenigen tijd gediscusseerd zonder dat nieuwe gezichtspunten naar voren komen. Het prae-advies wordt daarna aangenomen met 8 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren Ahlers, Van Doornum, Klingenberg, Plas en Tiemens. 6. Behandeling van een gelijke aanvrage van de Vereeniging voor Christelijke Belangen. In de raadsvergadering van 15 Juli f.1. werd om prae-advies in handen van B. en W. gesteld, een verzoekschrift van het bestuur der Vereeniging voor Christelijke Belangen alhier, d.d. 24 Juni 1930, om op grond van artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920, ten behoeve van de school der vereeniging voor Lager Onderwijs, wegens uitbreiding en wijziging van het Leerplan een som van f 797.53 beschibaar te willen stellen voor het aanschaffen van leermiddelen. Voor zoover door B. en W. kan worden nagegaan, komen op de bij het verzoekschrift overgelegde lijst geen posten voor, waarvan de daarbij uitgetrokken bedragen niet voor toekenning in aanmerking dienen te komen, waarom B. en W. den Raad voorstellen op de aanvrage een gunstige beschikking te nemen. Dit prae-advies wordt z. v. b. en z. h. st. aangenomen.
Ingekomen stukken. Ingekomen zijn verschillende verslagen over 1929, t.w. het verslag van den geneesheer voor de armenpraktijk, dat van den provincialen keuringsdienst, van de Kamer van Koophandel en van de Veilingsvereeniging „Coevorden en Omstreken", welke voor de leden ter inzage worden gelegd. Een rapport van de Nederlandsche Vereeniging voor Dierenbescherming, betrekking hebbende op brand in stallen, wordt ter visie gelegd. Op een aanvraag van J. Velzing, verhuisd van Pannekoekendijkje naar Weijerswold, om vergoeding vervoerkosten voor 2 kinderen, welke de Paul Krüger School betoeken, wordt z. h. st. gunstig beschikt. Een schrijven van den heer H. Th. Pieper, autobusondernemer, waarin er op wordt gewezen, dat het verkeer tusschen Coevorden en Schoonebeek niet voldoende is, waarschijnlijk als gevolg van een te hoog tarief. Voorgesteld wordt dit tarief met 20 % te verlagen, mits dan voor Coevorden en Schoonebeek een subsidie wordt verleend van f1200.—. (Dit stuk wordt gerenvoyeerd aan B. en W. om prae-advies). In behandeling komen eenige reclames tegen den aanslag in de Hondenbelasting. Reclame H. Lubbering wordt afgewezen. Aanslag H. Schulenberg wordt op de helft teruggebracht. Reclame Wed. H. van Engen, die beweert niet in het bezit te zijn van een hond, wordt ingewilligd. Een verzoek van J. Boenen, om in de 2e klasse te worden aangeslagen, wordt toegestaan. Een verzoek van het bestuur van „Ons Aller Belang" om bestrating langs de gehouwen tot het pakhuis, wordt in handen gesteld van B. en W. voor prae-advies. Een verzoek van den heer J. W. Batten een stuk grond met de gemeente te ruilen tegen betaling door hem van f 219.—. Deze grond is voor de gemeente van geen waarde. Wordt z. h. st. goedgevonden, nadat hier. over een rapport, uitgebracht door den heer J. Francke, opzichter Heide-Mij., is voorgelezen. Mededeeling van B. en W. dat eenige jaren geleden in de Gasthuisstraat rioleering is gelegd, die, zooals achteraf blijkt, voor ten gedeelte door Rijksgrond loopt. De Minister heeft hiertegen bezwaar en eischt daarvoor een jaarlijksche betaling van f 5.-. De heer AHLERS vraagt of de rioleering niet verlegd kan worden, waarop Wethouder VAN DOORNUM antwoordt, dat zulks te veel kost. Hierna wordt goedgevonden jaarlijks i 5.— aan het Rijk te betalen, als erkenning van eigendom. Een schrijven der P. O. C., waarin wordt medegedeeld, dat het plan bestaat ter gelegenheid van den 50sten verjaardag van H. M. de Koningin de schoolkinderen een gedenkplaat uit te reiken naar aanleiding waarvan de meerderheid van B. en W. voorstelt hiervoor een bedrag van f 100.— ter beschikking der P. O. C. te stellen en een plaat te doen uitreiken aan de kinderen, welke dat wenschen. Wat de aanvraag in het prae-advies betreft, deze zou zijn ingewilligd, indien ze had gesteund op art. 72 der L. O.-wet, inplaats van op art. 101. Er is hier dus alleen Sprake van een onwillekeurig verzuim. Daarom vindt spr., dat de Raad de hand oierh et hart moet strijken en het gevraagde toestaan. Doen we dat niet, dan is het mogelijk, dat het schoolbestuur, ook waar dat nog niet beslist noodzakelijk is, op grond van art. 72 nieuwe leermiddelen
aanschaft, alleen om te vermijden, dat het door toepassing van art. 101 wederom gedupeerd zou worden en daardoor zou een zuinig, beheer niet bevorderd worden. Ook is spr. van meening, dath et schoolbestuur door Ged. Staten of de Kroon in het gelijk gesteld zal worden. De heer HEMEL ziet deze zaak eenigszins anders. Wat door de vorige sprekers werd aangevoerd is wel juist, maar er is hier toch een administratieve onjuistheid begaan. Laat het Ger. Schoolbestuur nu maar eens in beroep gaan en Ged. Staten uitmaken of deze gang van zaken goed is. Spr. is van meening, dat het principieel verkeerd is langs een anderen weg iets te trachten te verkrijgen, wat vroeger mislukt :s. Naar zijn opvatting gaat het niet om het bedrag maar om het formeele recht. Wethouder VAN DOORNUM betreurt 't, dat we in 1930 in Coevorden bij B. enW. nog een meerderheid en minderheid hebben ten aanzien van een dergelijke aanvraag. Dat het schoolbestuur er steeds naar streeft in het belang der gemeentekas de uitgaven te drukken blijkt wel uit het fe ; t, dat het in het verleden vaak veel mindei heeft besteed dan waartoe het gerechtigd was. Het eenigste verwijt, dat het schoolbestuur gemaakt kan worden is dit, dat het zich niet direct heeft beroepen op artikel 72. Tenslotte wijst spr. er op, dat in het prae-advies wordt gezegd, dat 22 posten uit het verzoekschrift tot een totaal van f341..23 reeds zijn opgenomen in de rekening over 1925, 1926 en 1927, maar ook het overblijvènde bedrag ad f 149.60 is reeds in die rekening verwerkt. Wethouder ZILVERBERG vindt het in de eerste plaats niet juist, dat dit verzoek op het allerlaatste oogeriblik is ingediend en is èr verder principiëel tegen voor dit doel gelden toe te staan. Een groot gedeelte der bevolking moet hier weer betalen voor iets wat het niet wenscht. Waarom deze f 100 — nu ook niet gehaald hij de P.O.C., die gloeit immers zoo van liefde voor het Oranjehuis. De heer PIETERS betreurt het, dat de heer Zilverberg de kwestie op deze wijze behandelt. De aanvrage is niet in de eerste plaats gedaan, omdat men het bedrag va nf 100.— anders niet kon vinden, maar, omdat men meende, dat hier als op zooveel plaatsen elders, door het gemeentebestuur wel iets op dezen voor het Staatshoofd zoo gewichtlgen dag mocht worden gedaan. Hadden wij een republiek dan zou spr. uit kieschneidsoverwegingen, aan een dergelijk verzoek onmiddellijk zijn stem gegeven hebben, wanneer tiet ging om de viering van den verjaardag van den president. Over deze aangelegenheid wordt door de heeren PIETERS en ZILVERBERG een oogenblik vrij hevig en heftig gedebatteerd. De heer HEMEL vindt het verzoek te laat ingediend. De heer KUIPERS had liever gezien, dat iit voorstel was uitgegaan van B. en W., die naar zijn meening wel iets mogen doen om dezen dag te vieren. Spr. had een dergelijk voorstel van B. en W. beslist verwacht. Met 10 tegen 3 stemmen wordt besloten het bedrag toe te staan, (tegen de heeren Donker, Haaiman en Zilverberg). Ingekomen is nog een schrijven van den heer P. J. C. Pieters, met het verzoek om inlichtingen ten aanzien van de door B. en W. beraamde maatregelen voor het verwijderen van struiken en heesters door de Singelbewoners. iDa VOORZITTER merkt op dat er een raadsbesluit bestaat, waarbij een strook grond ter breedte van 8 M. aan den publieken dienst wordt onttrokken en in gebruik gegeven aan de bewoners aan den Singelweg tegen betaling van f 1.— onder door B. en W. te stellen voorwaarden.
Hiermede is reeds begonnen in 1912. Tegen de door B. en W. gestelde voorwaarden is nooit bezwaar gemaakt. Toen nu echter een der bewoners er toe overging in den tuin vrij hooge boomen te planten hebben B. en W. gemeend goed te doen de aandacht op deze bepalingen te vestigen. Door het gewas te hoog laten opschieten wordt het uiterlijk aspect van den singel naar de meening van B. en W. er niet mooier op. Dat door het schrijven van B. en W. misnoegen is ontstaan Is het College officiëel niet bekend. Wel zijn er eenige aanvragen binnengekomen in verband met den gestelden termijn. Spr. doet een beroep op de raadsleden zich in deze aangelegenheid achter het College te plaatsen. De heer HEMEL is van meening, dat de termijn wel met wat meer deskundigheid had kunnen worden gekozen en zegt, dat het aanzien van B. en W. slechts kan winnen, wanneer de uitgaande stukken, practisch uitvoerbaar z;jn. De heer HAALMAN, zelf Singelbewoner, acht misnoegen hier misplaatst. De gemeente moet echter niet vergeten, dat -de tuintjes het aanzien van den singel verhoogen. Spr. vindt een hoogte van 1 M. voor struikgewas te laag en geeft het College in overweging dit te verhoogen en de geheele verordening eens rustig te bezien en waar noodig, te herzien. De VOORZITTER zegt toe, dat dezt' Kwestie met een deskundige onder de c.ogen zal worden gezien. linndornag. De heer LAMBERTS 'iegt dat het nu nog tijd is om maatregelen te nemen voor verlichting der buitenwijken, die onlangs in den raad is toegezegd en vraagt hoe het hiermede staat. De VOORZITTER zegt, dat deze aangelegenheid door ziekte en vacantie eemgszuis is vertraagd. De heer AHLERS herinnert er aan, dat onlangs is besloten f 2000.— toe te staan vcor den bouw van een veilingsgebouw. Spr. hoort hier niets meer van, naar aanleiding waarvan de VOORZITTER mededeelt, dat het bestuur der Veilingsvereeniging den bouw uitstelt in verband met de ongunstige conjunctuur. De heer AHLERS zegt verder, dat de lantaarn voor de Batavierstraat nooit brandt, hetgeen de VOORZITTER zal laten onderzoeken Op een vraag van den heer HAAIMAN ol er gauw een rapport komt over ambtenaar Koops, antwoordt de VOORZETTEN dat dit binnenkort gereed is. De heer DONKER vestigt er de aandacht op,
dat de zonneschermen in de stad veelal te laag hangen. , - - :•? £ • De VOORZITTER :zegt, dat de geëschte maat wel te hoog is. Warineer daaraan de hand gehouden wordt dan hebben de goederen te veel te lijden van de zón. B. en W. zullen zien,wat hier gedaan moet worden. De heer TIEMENS vindt, dat er in de gracht bij het Van Heutzpark te veel waterplanten groeien. Met geringe kosten zou misschien een gedeelte daarvan kunnen worden opgeruimd. De VOORZITTER zegt, dat men over deze kwestie van gevoelen kan verschillen. In andere plaatsen worden de waterlelies dikwijls aangekweekt. Misschien komen zij in onze grachten wel een beetje overdadig voor. Wil men ze echter gedeeltelijk opruimen, dan moeten ze met wortel en al worden uitgeroeid, een nogal kostbare onderneming, die ongeveer in de maand Mei zal moeten plaats vinden. Wethouder VAN ; DOORNUM vindt de lelies, die een poezie aan de stad geven, erg mooi. De VOORZITTER zegt, dat B. en W. deze kwestie nog eens nader zullen overwegen. De heer PLAS vestigt er de aandacht op, dat er bij drukke markten te weinig ruimte is voor da kleine biggen. Dit euvel zou te ondervangen zijn door het plaatsen van losse bakken. De VOORZITTER zegt dat hierin zal worden voorzien. De heer PLAS zegt, dat de Provincie Overijsel den weg ovei Klooster en Holthone erg verwaarloost en vraagt of B. en W. hier met een verzoek niet kunnen bereiken, waarop de VOORZITTER antwoordt, dat Overijsel haar wegenverbetering Zeer energiek heeft aangepakt en dit gedeelte misschien door overstelpende bezigheden éven moet worden uitgesteld. De heer KUIPERS vestigt nogmaals de aandacht op de bijzonder slechte conditie van den Esschenbrücker weg. De VOORZITTER wijst erop, dat deze weg eerst watervrij mqet worden gemaakt, aangezien anders t>ü opcjooi de weg weer in oneffen conditie komt. De heer MELENHORST vraagt of de weg in de Nieuwe Krim al door de gemeente is overgenomen. Men is aj druk bezig met teren. Spr. acht het beter hiermee direct op te houden en de gaten eerst eens door den aannemer behoorlijk te laten vullen. De heer DONKER zegt, dat deze zaak In de wegencommissie is: besproken. Het is niet goed, dat men, zonder de Wegencommissie daarin te kennen, met teren begint. De afspraak was, dat eerst n& oplevering met teren zou worden begonnen. De heer KUIPERS noemt het een groote fout, dat men reeds met wegen begint, eenige maanden voordat het noodig is, Immers op het oogenblik heeft nog de aannemer het onderhoud. De heer VAN DOORNUM «egt, dat den heer Eckhardt heeft gezegd, eens een proef te nemen met teren. Dit zal echter onmiddellijk worden stopgezet en niet hervat worden, voordat daartoe in een vergadering der wegencommissie is besloten. Hierna wordi de openbare vergadering gesloten en gaat de Raad in geheime zitting, over.
Rijk en geen Geld.
(The Amazing Qussi) Uit het Engelsch door E. PHILLIPS OPPENHEIM Vertaling van Mevr. M. J. Landré—Tollenaar 73 Zaterdag „U schijnt heel wat vrienden gekregen te hebben," merkte Mr. Crawley op. „En de jonge dame?" Het gezicht van Bliss betrok, maar na een Paar oogenblikken nadenken, schudde hij het hoofd. „Neen, haar mag ik niet helpen", zeide hij eenvoudig. „Zij moet het nog maar acht en \eertig dagen uithouden." Mr. Crawley klapte zijn opschrijfboekje dicht tn stak het in zijn zak. „Over een paar dagen zal ik u weer op dezelfde plaats als vandaag opwachten," beloofde hl J. „Maar zoudt u uw vriend V/illiam niet »Wen uitleggen, dat een „zetje van achteren" geven, zooals hij het noemt, niet bepaald de Juiste manier is om iemand van mijn leeftijd er «iet mijn figuur te helpen? En kan ik u nog met wat cigaretten van dienst zijn?" Bliss schudde het hoofd. „Alleen gewone fooien zijn geoorloofd," legde uit. „Een handvol cigaretten van een pas•agier is iets heel gewoons. Tweemaal achtertlkaar zou tegen de voorschriften zijn." ..Een kleine fooi dan." begon mr. Crawley.
Gedurende een paar oogenblikken dacht Bhss over dat voorstel na. Toen klaarde zijn gezicht op. „U zou sixpence aan William kunnen geven, stelde hij toen voor. „Maar denk erom, dat u erbij zegt," ging hij angstig door, „dat hij den bestuurder ook zijn deel moet geven." „Met het meeste genoegen" stemde mr. Crawley toe. „Denk erom, deelen met den bestuurder," riep Bliss hem na, toen mr. Crawley al een paar meter weg was. Bij de volgende halte kwam de conducteur naar voren gestapt. „Die oude grappenmaker heeft me twee bob voor ons samen gegeven, Ernie," zeide hij. zich verheugd in de handen wrijvend. „Als we klaar zijn zullen we samen op zijn gezondheid gaan drinken." Bliss begon te lachen. „Wat gooit die man met zijn geld, vindt je ook niet?" Den eersten Zaterdag na zijn indiensttreding bij de Omnibus Compagnie werd Bliss zijn loon, zeven en twintig shilling, uitbetaald en kreeg hij twee uur vrij. Eerst zocht hij den chef-bestuurder op om hem de geleende vijf shilling terug te geven en daarna ging hij zoo snel mogelijk naar de kamer van Frances. Bij de deur kwam ze hem al tegemoet, gekleed om uit te gaan. Haar geheele manier van doen had iets lusteloos, zelfs de glimlach, waarmee ze hem begroette, was niet geheel en al natuurlijk. „Eindelijk," zeide ze zachtjes. „Als lk je
vandaag niet gezien had " „Geen dreigementen hoor," viel hij haar lachend in de rede. „Ik zal je eerlijk de waarheid zeggen. Ik heb je niet eerder opgezocht, omdat ik gewoonweg niet durfde." „O, dan ben jij zeker ook buiten betrekking geweest?" riep ze uit. „Heb jo dan het geld. dat je mij geleend hebt, niet noodig gehad?" „Je slaat de plank glad mis," antwoordde hij opgewekt. „Ik heb niet geregeld gewerkt, maar ik heb toch altijd voldoende verdiend en nu," voegde hij er trosch aan toe, „heb ik weer een betrekking." „Als wat?" vroeg ze vermoeid glimlachend. „Als bestuurder van een „bus", legde Bliss haar uit. „Het is een eigenaardig soort betrekking, maar het geeft zes en dertig shilling in de week." „Een „bus"?" herhaalde ze. „Het is vandaag geldjesdag voor me geweest," ging Bliss voort, terwijl hij zijn arm door den hara stak, „en ik heb een honger als een paard. Ga je mee?" „Neen, ik ben niet van plan ergens met je te gaan eten," zeide ze vastbesloten. „Och kom, onzin, je gaat mee", hield hij aan. Maar zij trok resoluut haar arm uit den zijne. „Neen, Ernest," zeide ze, „we moeten nu den toestand onder de oogen zien. Ik heb geen betrekking meer en mijn hospita heeft me de huur opgezegd. Ik heb er meer dan genoeg van Van avond nog zal ik mr. Masters schrijven. Als hij me terug wil hebben, dan ga ik. „Neen, Frances, dat mag je niet doen, hij ernstig. „Of ik 't doen mag of niet, ik zie geen anzeide
deren uitweg," ging ze voort. .Steeds heb ik het weer geprobeerd en steeds is het weer het oude liedje. En ik moet ook om mijn zusters denken. Zooals de toestand nu is, kan ik niets voor ze doen en ze hebben mijn hulp zoo hard noodig." „Maar je houdt toch niet van dien Masters." wierp hij er tegen in. „Natuurlijk houd ik niet van hem", antwoordde ze. „Je weet heel goed, dat jij de eenige man b:it, om wien ik op die man'er *?eef. Maar er is nu eenmaal niets aan te doen Een bestuurder van een autobus met een weekloon van zes en dertig shilling is niet in staar een vrouw en twee zusters van die vrouw tc onderhouden. Dat Weet je even goed als ik En daarom is het beter, dat ik je maar niet meer terug zie. En daarom ga ik vanavond ook niet met je mee ergens eten." Zwijgend bleef Bliss gedurende een paa' oogenblikken voor zich uitstaren. Voorzichtig draaide ze haar hoofd cm, om hem aan te kijken. Maar toen ze de uitdrukking van zijn gezicht zag, schoten haar oogen vol tranen. „Ik ben van plan veranderd", z«lde ze impulsief. „Ik ga wel mee ergens eten. Ik stel vcor, dat we naar ons oude restaurant gaan dan kunnen we daar ons gewone ta^Uje nemen en als je wilt, zelfs een * Ie ~~ n oes t e ens misschien is er ook weer muzie . mg voe] weten, Ernest, hce do J t n ^ afscheid nemen. Maar daarna worot het aan Wll Z ^"we n no e g'niet," zeide hij zachtjes. t 'aten we in elk geval eerst gaan eten" Na een kwartiertje stapten ze het bekende restaurant in Soho binnen en als gewoonlijk
controleerde ze weer zijn keuze van schotels. Nog nooit had ze hem zoo aantrekkelijk toegeleken. Ofschoon haar vermagerd uiterlijk het beste bewijs was van de ondervoeding van de laatste weken, waren haar bewegingen nog even elastisch als vroeger. Ze had een zekere natuurlijke gratie, die een onmiskenbaar cachet van distinctie op haar drukte, ondanks haar afgedragen kleeren en de zware, onelegante schoenen. Bijna alle kleur was uit haar gezicht verdwenen, maar daardoor leken haar oogen des te intenser blauw onder de eenvoudige omlijsting van het zware lichtbruine haar. En het was, alsof ze dien avond iets van haar vroegere reserve verloren had. Ze ging gemakkelijk achterover in haar steel zitten, iets dat ze anders nooit deed en gaf zich geheel aan het -jenot van dit laatste samenzijn over. Ze vond het zelfs goed, dat hij haar hand in de zijne nam. Nog nooit had hij haar bezit als een zoo 'roote noodzaak voor ^ |f^ uz f^nten zijn toen een van ae ve.e aanwe £ ^ een viool te voorschijn haald^ de£d ze haar melodie er op ^esen bunnen luisteren. 't Was, of h van de m eiodie in mineur. BUna a Twee uur bleven ze daar zitten. Toen ijeek Bliss plotseling naar de klok. „Breng me even naar de garage," vrceg hij srneekend. „Over een kwartier moet ik weer kant en klaar staan om uit te rijden." Een oogenblik zat ze hem stil aan te kijken maar toen lachte ze helder op. (Wordt vervolgd).