Al in de zestiende eeuw werden op Rottumeroog twee kapen opgericht als oriëntatiepunten voor de scheepvaart. Schepen die op Emden voeren moesten ze in een rechte lijn achter elkaar houden om niet op een zandbank te lopen. Door de moderne navigatietechniek hebben ze hun functie verloren. De laatste kaap dreigt onder te gaan in herfststormen en afkavelende duinen, omdat de gemeente Warffum onvoldoende geld heeft voor de restauratie. Een praktijkvoorbeeld van de gedecentraliseerde monumentenzorg.
door Doeko Bosscher
Wie bij het dwerghaventje Noordpolderzijl in Noord-Groningen de blik zeewaarts richt, ziet aan de kim twee strepen land. De meest westelijke is Rottumerplaat, de andere Rottumeroog, ook wel Rottum genoemd. Anders dan de naam doet vermoeden is Rottumerplaat geen zandvlakte meer, maar een eiland met een langgerekt, op sommige plaatsen vrij breed en hoog duin, dat ook in de zwaarste stormen standhoudt tegen de zee. Met Rottumeroog is het somberder gesteld. Dit vroeger bewoonde en enigszins gecultiveerde eiland is door constante afslag aan de westkant en aangroei aan de oostzijde aan de wandel geraakt. De laatste jaren is de schade beperkt gebleven, dank zij krachtig ingrijpen van Rijkswaterstaat. Hoewel de gedragingen van het Wad onvoorspelbaar zijn, is de verwachting toch dat Rottum zijn weg naar het oosten zal vervolgen en eens zal wegglijden in de diepe geul die Delfzijl en Emden met de open zee verbindt. Op Rottum staan enkele bouwsels die, met één uitzondering, zonder cultuur-historisch belang zijn. De voormalige woning van de voogd, gebouwd in de jaren vijftig ter vervanging van een door de zee verzwolgen bakstenen huis annex boerderij, oogt als een flink uit de kluiten gewassen directiekeet. Het enige bijzondere, zo men wil fraaie
aan de houten optrek is een uitzichttorentje, van waaruit voogd Jan Toxopeus tot 1965 zijn waarnemingen deed. Verder zijn er een paar opslagloodsen van Rijkswaterstaat, honderd procent utiliteitsbouw en dus het aanzien niet waard. Wel mooi, heel mooi zelfs voor wie er oog voor heeft, is een op enige afstand van de voogdswoning staande gietijzeren zeekaap. Kapen stonden vroeger in vele soorten langs onze kust. Zij dienden als oriëntatiepunten voor de scheepvaart in een tijd dat de navigatie nog in belangrijke mate steunde op visuele waarneming. Al in de zestiende eeuw werden op Rottumeroog kapen opgericht. Schepen die op Emden aanvoeren wisten dat zij de twee kapen op het eiland in een rechte lijn achter elkaar moesten houden om niet vast te lopen op een bank. De Duitse havenstad had dus veel belang bij plaatsing en onderhoud van deze bouwwerken. Er ontstond zelfs enige frictie tussen de stad Emden en de provincie Groningen over vervanging van de kapen, aangezien Groningen de Duitse bemoeienis zag als een inbreuk op zijn territoriale recht. Een later bereikt compromis hield in dat Emden één kaap voor zijn rekening zou nemen, Groningen de andere. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw hield deze afspraak stand. Bij Nederlands-Duits verdrag werd
toen geregeld dat de 'Emder kaap' voortaan door Nederland zou worden onderhouden. De nu nog op Rottum staande kaap is geconstrueerd in 1883, volgens een ontwerp van Q. Harder en A.C. van Loo, werkzaam bij de Bouwkundige Dienst van het Loodswezen. De gietijzeren delen zijn vervaardigd door gieterij D.A. Schretlen te Leiden. Tegelijk met deze uit vijf verdiepingen (gebindten) bestaande zeekaap werd een tweede, wat kleinere kaap geplaatst. De afstand tussen de twee gevaarten bedroeg ruim 700 meter. Omstreeks 1930 verdween de kleine kaap, nadat het duin waarop hij stond tijdens hevige stormen was weggeslagen. Herstel en herplaatsing van de ingestorte constructie was onnodig, aangezien een tweede kaap op het eiland door het voortschrijden van de navigatietechniek overbodig was geworden. De grote zeekaap van Rottumeroog had nog wel een functie. Aan het begin van deze eeuw was hij voorzien van een lantaarn — een ingreep die verwijdering van de bovenste (vijfde) etage met zich mee had gebracht. Het is aan zijn gebruik als lichtopstand te danken dat hem het lot van zijn partner bespaard is gebleven; enkele malen ontrukte het Loodswezen de kaap door verplaatsing net op tijd aan de hongerige zee. Tot de Tweede Wereldoorlog ontstak de voogd dagelijks het licht. De duisternis die ook hier tijdens de oorlog heerste zou na 1945 blijven bestaan. Aan een vuurtoren was op deze plaats geen behoefte meer. Het lichthuis werd verwijderd. Wat overbleef, een zeekaap beroofd van het grote scherm dat hem ooit van verre zichtbaar had gemaakt en van het licht dat in 1903 in de plaats van het scherm was gekomen, had zijn nut verloren. Nog één keer werd de kaap verplaatst (omstreeks 1947). Daarna kreeg de gietijzeren constructie zijn teerb'eurten niet meer en keek niemand er verder nog naar om. In de jaren zeventig groeide wereldwijd de belangstelling voor industriële archeologie. Ook in ons
land verschenen publikaties waarin een warm pleidooi werd gehouden voor bescherming van het vele dat verloren dreigde te gaan. Voor de nog niet ontmantelde ijzeren zeekapen langs onze kust (op Texel, Terschelling en Rottumeroog) leken betere tijden aan te breken. Voor het eerst gingen stemmen op om deze unieke produkten van gietijzer-architectuur op de monumentenlijst te plaatsen. In 1977 bracht de expert H. van Suchtelen, onvermoeibaar ijveraar voor behoud van vuurtorens, oeverlichten, bakens en kapen, een bezoek aan Rottumeroog om de kaap te inspecteren. Zijn conclusie, neergelegd in een rapport aan alle betrokken overheden, was dat het bouwwerk weliswaar ernstig was aangetast door corrosie, maar dat het bij snel ingrijpen gered zou kunnen worden van de ondergang. Van Suchtelen maakte vervolgens een rondgang langs Monumentenzorg, het Loodswezen en een aantal diensten van Rijkswaterstaat, om te informeren welk gebruik er nog van de zeekaap werd gemaakt en om te pleiten voor behoud en herstel. Ook de gemeente Warffum, waartoe het eiland Rottumeroog van oudsher behoort, kreeg het verzoek aandacht te besteden aan deze zaak. Al snel bleek dat de kaap inderdaad geen functie meer had en in feite was geabandonneerd, wat de onderhoudstoestand -al verraadde. Hij stond niemand in de weg, maar wie hem hebben wilde, mocht hem meenemen; daarmee is de belangstelling van de meeste rijksdiensten onder woorden gebracht. Tussen Van Suchtelen en de gemeente Warffum ontwikkelde zich een uitvoerige correspondentie. Een aantal belangrijke vragen diende te worden beantwoord. Kwam de kaap in aanmerking voor de status van monument? Was herstel technisch mogelijk? Hoe diende het logistieke probleem van demontage, (eventueel) transport van Rottum naar het vasteland en terug en wederopbouw te worden aangepakt? Moest de kaap überhaupt op Rottumeroog
worden heropgericht, een plaats die voor de gewone burger verboden gebied is, of zou beter kunnen worden gestreefd naar plaatsing bij Noordpolderzijl, bij een maritiem museum (bijvoorbeeld dat in Rotterdam), of in het openluchtmuseum te Warffum? En, een gewichtig aspect van het geheel, wat zou Operatie Zeekaap gaan kosten? Er werden vorderingen gemaakt. Gingen aanvankelijk de gedachten van de meeste betrokkenen uit naar plaatsing van de gerestaureerde kaap op het vasteland, uiteindelijk werd op grond van cultuur-historische overwegingen besloten tot behoud in situ (op de oorspronkelijke locatie), zij het wellicht op een iets meer beschutte plaats. Op het museumterrein in Warffum zou hij een al te vreemd element vormen. Verwijdering uit de provincie Groningen zou niet dan knarsetandend kunnen worden gedoogd. Er is eigenlijk geen keus: de grote zeekaap van Rottum is vergroeid met het eiland en hoort daar te blijven staan. Wat de technische aanpak betreft is vastgesteld dat de constructie etagegewijs moet worden gedemonteerd met behulp van een mobiele kraan, een karwei dat in zestien mandagen geklaard zou kunnen zijn. Hermontage na herstel van de onderdelen zal ongeveer twee keer zoveel tijd kosten. Met een ponton zullen de spanten en al het andere materiaal naar Delfzijl worden overgebracht, waar het eigenlijke herstel plaatsvindt. Verschillende delen van de kaap zullen nieuw moeten worden aangemaakt, waaronder de gietijzeren kolommen waar de vier gebindten op rusten. Dagmerken De waarde van de kaap als cultuurgoed staat buiten kijf. Van Suchtelens actie tot behoud van de gietijzeren 'dagmerken' langs de Nederlandse kust is al te laat gekomen voor de twee zeekapen op Terschelling, die inmiddels spoorloos zijn verdwenen; vermoedelijk
als schroot verkocht. Daardoor zijn de bakens op Rottumeroog en Texel (bij Oosterend) de laatst overgebleven exemplaren. 'Rottum' is dan ook op de voorlopige monumentenlijst geplaatst, overigens pas zo'n tien jaar nadat alarm was geslagen. Door de erkenning als monument is het mogelijk geworden rijksmiddelen aan te wenden voor herstel. Toch blijft geld het grote struikelblok. Als gevolg van de decentralisatie van de monumentenzorg is veel, zo niet alles komen af te hangen van het beleid van de gemeente, de 'eerste lijn' in het nieuwe systeem. De gemeente dient zelf prioriteiten te stellen, op basis van eigen inzichten, in haar meerjaren-monumentenprogramma. Deze opzet brengt met zich mee dat in een gemeente waar verschillende urgente restauratieprojecten om de voorrang strijden, het bestuur vaak voor onoplosbare problemen komt te staan: een oude pastorie, een duiventil, het hek van een familiekerkhof, een op zichzelf niet bijzonder woonhuis dat door zijn slechte staat van onderhoud disharmonieert met zijn omgeving, het interieur van een aan de buitenkant al gerestaureerd pand, een zeekaap op een onbewoond eiland. W^t moet er in 's hemelsnaam eerst, en wat kan nog wel even wachten? De kaap op Rottumeroog kan voor ruim twee ton worden gerestaureerd, inclusief afbraak, transport en hermontage. WVC zal voor 70% bijdragen in de kosten, maar alleen voor zover de gemeente Warffum dit bedrag kan en wil putten uit de middelen die haar jaarlijks voor restauratie en onderhoud van monumenten ter beschikking staan. Die middelen zijn uiterst beperkt. Berekeningen leren dat de gemeente drie jaar lang haar hele monumentenbudget aan de zeekaap zal moeten besteden om de WVC-bijdrage in de wacht te slepen. Aangezien het ministerie pas over een aantal jaren tot betaling overgaat, zal zij zich bij het Nationaal Restauratiefonds (NRF) in de schulden moeten steken en de te betalen rente voor eigen rekening moeten nemen. Zelfs dan is de financiering nog lang niet rond. Het eigenaarsaandeel in de kosten zal ook door de gemeente Warffum moeten worden opgebracht. De werkelijke eigenaar, de Dienst der Domeinen, onttrekt zich aan elke verantwoordelijkheid. Tot voorfinanciering, laat staan medefinanciering van een deel van de restauratie is deze rijksdienst niet bereid. Wel wil Domeinen, heel royaal, meewerken aan overdracht van het eigendom van de kaap aan de gemeente 'zonder verrekening van de waarde'. Aldus is een kleine plattelandsgemeente in Noord-Groningen met een netelig probleem opgezadeld. Op een eiland in de Waddenzee, kilometers uit de kust, staat een door wind en zoute lucht zwaar gehavend monument. Geen belastingbetaler mag het van dichtbij gaan bekijken. De gemeenteraad staat voor de keus de zeekaap op te geven, of voor zijn behoud diep in de eigen buidel te tasten, ten koste van andere, ook urgente projecten. • En over drie jaar zijn er weer verkiezingen. B & W bewerken potentiële sponsors met smeekschriften om geld. Er zijn enkele toezeggingen, sommige minder hard dan andefe. In elk geval is het gat in de begroting nog niet gedicht. Zo werkt gedecentraliseerde monumentenzorg in de praktijk. Nog maar enkele maanden en de eerste herfststorm van 1987 beukt alweer tegen de zeekaap op Rottumeroog.
Bestektekening grote zeekaap Rottumeroog (1883)
De kaap zoals hij er nu nog bijstaat .(foto H. van Suchtelen)
Scheur in gietijzeren fundatiekolom (foto's D. Bosscher)
Gecorrodeerde vloei -ijzeren schoorstang