io F I E S K O:
(Trotsch.") Doria en Fiësko? — Behoorde de Graavin 1 van Lavagna zich niet reeds vereerd genoeg te ach- I ten, als de nicht des Hertogs haare keuze beny. 1 denswaardig vindt? (Vriendlyk, terwyl zy den Graaf haare hand toereikt, om dezelve te kusfchen.) Ik ftel ! eens het geval, Graaf, dat ik dezelve zoo vonde.,. FIËSKO, leevendig. Wreede! en my dan nog zoo te kwellen! Ik weet het, godlyke Julia! dat ik alleenlyk eerbied voor u 1 moet gevoelen: myne reden gebiedt my als onderdaan de knieën voor' het bloed van Doria te bui- I gen-, maar myn hart bidt de fchoone Julia aan: myne liefde is eene misdaadige, maar tevens eene heldin, j die koen genoeg is, om door den ringmuur des rangs-heen te dringen, en tegen de verteerende zon der Majesteit in te vliegen.
JULIA.
Eene groote graaflyke logen, die op fielten aan- I hinkt! — zyne tong vergoodt my, terwyl zyn hart voor de beeldnis van eene andere klopt.
FIËSKO.
Of liever, Signora! — onwillig flaat, om het weg- j tedrukken. (Tef.vyl- hy Leonora's beeldnis, dat aan J een hemelblaauw lint hangt, van zyne borst neemt, en I het aan Julia geeft.) Richt gy uw beeld voor dit | altaar op , dan kunt gy deezen afgod nederwerpen.