TREURSPEL. 7
den Graaf in beweeging houden, en my in zyn paleis bezigheid verfchaffen — Terwyl' hy den wolf van de kudde verdryft, zal de vos in zyn hoenderhok vallen.
SACCO.
Onverbeterlyk, broeder! Heb dank! Ook my hebr gy op éénmaal het bloozen uitgewonnen — Onder ons: ik ben een'bedelaar, zo het tegenwoordig Staatsbéftuur niet omftort.
KALKAGNO.
Hoe dat? *
SACCO.
Myne fchulden zyn verfchrikkelyk groot: alleenlyk eene ftaatsomwenteling kan my lucht geeven; zo dezelve my al niet helpt in myne fchuldeifchers te betaalen, kan zy hun evenwel het vorderen uitwinnen.
KALKAGNO.
Ik verfta u — Die gedachte is reeds federd lang de dryfveêr myner vryheidszucht geweest — maar onze vrienden, de Nobiii... by voorbeeld Verrina — weet hy iet van uw oogmerk?
JSACCO.
Zoo veel als de patriot daarvan weeten mag —Genua is de fpil, om welke zich alle zyne gedachten, met eene cnverwrikbaare trouw, winden: hy befpiedt Fiësko met valksöogen: ook op u maakt hy rekening, wegens zyn onvertfaagd complot.
KALKAGNO.
Hy heeft een' goeden reuk: laat ons, oogenblik* A 4