AAN ZYNEN ZOON. 3j
g3.;t nooit, dat gy een eindig en faamtn. gefield wezen zyt; het eerde, om uwe poog.ngen behoorlyke parken te ftellen , het üatfte , om niet misfehien het eene deel van u-zelven, mer. verwaarloozing en ten koste van het andere , te willen befchaaven en volmaaken. Gy zyt niet alleen ziel, gy hebt ook een ligchaam ; en uwe ziel is niet floehts ver tl and, zy is ook hart; zy bezit niet alleenlyk het vermogen van te kennen, maar ook van te ge. voelen. Overdenk ditwel, myn Zoon! en weet, dat de feta van uwe volmaaktheden — en dus ook de fom van uwgelukminder wordt, naar maate de beoefening van uwe krachten eenzydig is, waarin gy één deel van u-zelven , met verwaarloozing van de overigen, tracht te verbeeter;n en te verfterken. Zo vast, zo onfcheidbaar is de band , welke alle deelen onderling famenbindt.
„ Hebt gy dus eenen tydlang alleenlyk „ het verftand gebruikt, draag dan zorg , „ om ook uw hart een befchaavend on„ derhoud door edele gevoelens te ver„ fchafFen; en hebt gy eenen tydlang alleenF 4 » tyk