Verhandeling over het heldendicht.

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    OVER HET HELDENDICHT. $

    vooroordeel zoude 'er overblijven, en een Nederlander

    delicat, agréable £ƒ enjouê: ce qui eft d'autant plus remarquable, quHl étoit né dans tin clitnat, qui ne panit peint favorable a la gtntilejje d'efprit, qui ejl necejjaire a ceux , qui veulent reufjir dans la belle Poëfie. En het getuigenis van den Abt du Bos in zijne reflex, critiq. furla Poëfie cjf fur la Peinture. Bladz. 155. van het tweede D. is niet veel gunftiger. II feroit inutile de prouver fort au leng, qiïü eft des pays eu l'on ne vit jamais de grands Peintres, ni de stands Poëtes. Par exemple, tout le monde fcait, qu'il n'eft forti des extremités du Nord que des Poëtes fauvages, des Verfificateurs groffiers 6f de froids Cokriftes. La Peinture £ƒ la Poëfie ne ft font point approchtes du pole plus pres que la hauteur de la Hollande. On n'a gueresvu même dans cette Prcvince qu'une peinture nimfen, due Se. Welk eene blinde partijdigheid! Is ooit een land vruchtbaar'geweest in het voortbrengen van voortreffelijke Schilders, het zijn onbetwistbaar de Nederlanden geweest — Dan, heeft deeze befchuldiging wederlegging nodig? ,, Daar zal, fchreef mij onlangs een mijner kundigfte Vrienden, en ik maak zijne woorden hier de mijne, daar zal, ik durf het ons belooven, -nog eenmaal een tijd komen, dat onze Dichters, zo wel als onze Celeerden , dat alle de groote Mannen onzes dierbaren Vaderlands gekend zullen worden, dat hun verdienjlen in aller Oogen fchitteren zullen. Reeds wordt de waardij onzer Schilders erkent; reeds fchamen ie Franfchen,i de Engelfcben, de nayverige Engelfchen zelve zig niet, onze Schilders, onze Tekenaars na te volgen; reeds weet men, reeds is"men overtuigd, dat de Nederlanders de Natuur volkomen wisten' te Schilderen, terwijl de Italiaanen niets konden dan de Modellen der Oudheid affchetfen; reeds weet men, dat de Nederlandfche School alleen, waare Schilders heeft voortgebragt; wel haast zal men 't openlijk durven beweeren; wei haast den eerften rang toewijzen aan hun, die men reeds van den laagften trap, waar toe het blind vooroordeel toren de noordfche voortbrengfels hen gewezen had, tot naast den hoogftln verheven heeft. En daar de Italiaanen in de fraaie kunften nooit iets betracht hebben, dan met een Jlaaffche opmerkfaamheid. de overUijffels van 't Oude Rome na te bootfen ; de Franfclien , dan valfcht idealen, van een vluchtiger, geest, die de gedaante voor \t ligchaam, A 3 de